Ik hoor net dat tante Ludy is overleden. Zij is mijn meest
geliefde tante. Tante Ludy is de jongste
zus van mijn moeder. In de vijftiger jaren zit ze in een klooster in Brabant.
Rosmalen. Ze is een non.
Rooms-Katholiek. Ze heet ook ineens anders, we moeten haar zuster Ephraïm
noemen maar aan die flauwekul heb ik nooit meegedaan. Eéns tante Ludy blijft
tante Ludy, klaar!
Ze is belangrijk voor me omdat ik voel dat ze zich voor me
interesseert. Dat doet me goed. Kijk, van mijn vader heb ik tot mijn dertiende
nooit zo veel meegekregen. Ik zie hem haast nooit. Hij werkt hard, als pantrybediende op cruiseschepen van de
Holland Amerika Lijn. In de schaarse tijd dat hij thuis is produceren hij en
mijn moeder nog één broertje en drie zusjes, dat wel. Maar meestal ligt
hij, als hij zo af en toe eens een
keertje thuis is, meer bij te komen van zijn zware werkzaamheden, dan dat hij
zich met zijn kinderen bezighoudt. Hij is een wat norse man, die het niet in
zich heeft om de aandacht te geven, die ik als kind nodig heb; noch in woord
noch in gebaar.
Mijn moeder heeft het begrijpelijk ontzettend druk met haar
vijf kinderen. Ze is een heel lieve vrouw en zorgt goed voor haar kinderen maar
voor echte warmte en aandacht heeft ze het gewoon te druk. Alles in en rond het
gezin moet veel te ‘vlug-vlug’ worden afgehandeld. Als ik nu terugkijk denk ik
wel eens dat mijn moeder méér verlangt naar aandacht vàn mij dan dat zij die
aandacht kan geven áán mij. Ik schrijf
dit niet op om mijn ouders af te zeiken of om medelijden op te wekken of zo.
Geenszins. Het is nu eenmaal niet anders en het verklaart hoe blij ik ben met
iemand als tante Ludy . Zij is een welkome aanvulling op mijn ouders.
Tante Ludy, zoals gezegd, de jongste zus van mijn moeder, is dan voor mij
belangrijk. Ze schrijft me
hartelijke, zeg maar gerust lieve
brieven met foto’s van haarzelf en de tuinen van het klooster. Soms kleurt ze
zelf de zwart-wit foto’s, met name foto’s met bloemen, mooi in. Ze leert me ook
de namen van al die bloemen.
‘Hoe gaat het op school, jongen?’, vraagt ze me en ze daagt
me uit, nu ik kon lezen en schrijven ook haar eens een briefje of verhaaltje te
schrijven. Of ik al goed kon keepen op de voetbalclub, wil ze weten en ze vraagt
of ik haar eens kom opzoeken in Brabant. Ze heeft tijd. Voor mij alleen. Ze
stelt me vragen en vertelt me dingen waar bij mij thuis geen tijd voor is.
Op de schoorsteenmantel bij ons, staat een foto van haar.
Een open, vrolijk lachend gezicht van een vitale krachtige jonge vrouw. Grote
stralende ogen achter een ietwat strenge bril, met donker montuur. Haar haren
en oren aan het gezicht onttrokken door haar nonnenkap.
Die warmte en opgewektheid straalt ze ook uit als we zo af
en toe bij haar op bezoek zijn in het klooster. Ze geniet zichtbaar van ons; ze
neemt ruimschoots de tijd voor onze
verhalen. We krijgen lekker eten en drinken, geserveerd door andere
kloosterzusters. Tante Ludy hoeft niks te doen als wij er zijn. (Alleen moet ze
altijd tussen een en twee uur ergens gaan zitten bidden; óók als wij op bezoek zijn).
Als er nog tijd voor is haalt zij een sjoelbak van haar kamertje. Met sjoelen is
ze me toch fanatiek! Ze wint altijd alles. Aan het eind van een van die
schaarse bezoeken krijg ik eens een doosje met een rozenkrans, met van die
dikke bruine kralen. In die tijd ben ik nog een zeer vroom manneke en bid ik
veel ‘weesgegroetjes’ en ‘onze vaders’ op die rozenkrans. Ik denk dan nog, dat
hoe meer ik bid, hoe beter ik mijn
proefwerken maak maar helaas, dat werkt niet zo. Van al dat bidden word ik ook
al geen betere keeper, zelfs al bid ik op mijn blote knieën.
Als ik naar de hbs ga verwatert het contact met haar. Ik heb
het in ieder geval druk met school en zij……? Geen van beiden nemen nog het
initiatief tot het schrijven van een brief.
Ik was alweer 15 jaar
als ik van mijn moeder hoor dat Zuster Ephraïm weer gewoon tante Ludy geworden is.
Ze is geen non meer. Eenzaam voelt ze zich de laatste jaren. Ze denkt gelukkiger
te worden door uit het klooster te treden en een gezin te stichten. Dat is ook wat ze doet. Ze trouwt met Martin,
een man die nog maar net drie maanden weduwnaar is. Drie jonge kinderen heeft
hij al uit zijn eerste huwelijk. Samen met tante Ludy maakt hij nog een kind,
een meisje.
Ik wil graag van haar horen waarom ze nou als non gestopt is.
Ze wil duidelijk niet al te lang bij mijn vraag stilstaan, want ze zet
routineus vuile kopjes, bordjes en glazen van de salontafel op een dienblad terwijl
ze tegen me zegt:
‘Ach, jongen, in het
klooster doe ik niets anders dan bidden in eenzaamheid, in chagrijn, tot de
dood er op volgt. Heel onbevredigend. Ik voel dat ik een bevredigender,
zinvoller leven kan leiden. Dat gevoel
klop helemaal. Ik ben nu intens gelukkig, met oom Martin en onze kinderen.’
Na die laatste woorden stap ze resoluut met haar dienblad
richting keuken. Daar moet ik het mee doen. Dat is wel duidelijk.
Nu is ze dood. 90 jaar is ze geworden. Nooit zal ik haar
lieve brieven vergeten en haar guitige stralende lach. Rust zacht lieve, stralende,
gelukkige tante Ludy.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten