Margreet en ik zijn in de kou van deze nacht, bibberend op weg naar huis. We zijn de tijd vergeten op dat feestje. Het is een heel eind lopen. De laatste bus hebben we gemist. Eigenlijk hadden we warmere jassen moeten aandoen. We houden elkaar stevig vast. In de buurt van het Centraal Station komt ons een stel tegemoet dat het spiegelbeeld kan zijn van Margreet en ik: hij gekleed in spijkerbroek en een korte zwarte winterjas; zij in een lange bloemetjesjurk onder een rood wollen jasje. Hij met lang, donker krulhaar. Zij met lang, steil, blond haar met bloemetjes erin. Zij bibberen al net zo van de kou als wij.
Het stel vraagt ons de weg naar de jeugdherberg. Het maakt Margreet en mij niets uit dat het Duitsers zijn. Margreet en ik wisselen razendsnel een blik van verstandhouding: “de jeugdherberg is hier wel erg ver vandaan en ons huis hier héél dichtbij, dan kunnen ze toch net zo goed….”: “Weet je wat, komen jullie maar ‘bei uns zu Hause schlafen.”
Er is ruimte genoeg bij ons en we zijn tenslotte zelf, op onze
liftvakanties in het buitenland ook vaak genoeg aan een slaapplek geholpen. Het stel is dolblij. Wij ook, omdat
we eens een keertje iets terug kunnen doen.
Thuis drinken we, om warm te worden, een paar glazen wijn. Ze komen uit Frankfurt en zijn op weg
naar Amsterdam. De vrouw is zwanger. Er is nog niets van te zien. Ze zijn
allerminst gelukkig met die zwangerschap; ze zijn op weg naar een
abortuskliniek in Amsterdam.
We zijn door de
wijn opgewarmd en slaperig geworden. Tegen onze gasten zeggen we dat we om
acht uur de volgende morgen op moeten staan. Ze kunnen het ontbijt vinden in de
keuken en verder moeten ze maar zien hoe laat ze willen vertrekken.
Ze hebben ons huis
keurig achtergelaten, is onze eerste indruk als wij ’s avonds uit ons werk
komen. De afwas gedaan, het bed netjes afgehaald; de dekens en lakens
opgevouwen. Maar eigenlijk vinden we dat niet meer dan normaal.
Ik wil later op de
avond een cd van Pink Floyd luisteren maar ik zoek tevergeefs naar de cd Ummagumma.
“Aan wie heb jij
Ummagumma uitgeleend?” vraag ik aan Margreet.
“Aan niemand.”
“Verdomme, ‘A
saucerfull of secrets’ is er ook al niet,”
Het dringt langzamerhand tot me door, dat alles van Pink Floyd en nog een aantal van onze
favoriete cd's weg zijn. We kunnen aan het einde van de week de balans
opmaken: behalve een flink aantal waardevolle spullen, hebben ze ook nog een
kleine duizend euro cash-geld gejat. We hebben in onze naïviteit gastvrij
onderdak verleend aan een koppel Schweinhunde.
Het minst erge vind ik achteraf eigenlijk nog dat ze die
ongewenste vrucht van mijn poen hebben laten afdrijven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten