Posts tonen met het label bibberend. Alle posts tonen
Posts tonen met het label bibberend. Alle posts tonen

zondag 26 februari 2023

GASTVRIJ.

 Margreet en ik zijn in de kou van deze nacht, bibberend op weg naar huis. We zijn de tijd vergeten op dat feestje. Het is een heel eind lopen. De laatste bus hebben we gemist.  Eigenlijk hadden we warmere jassen moeten aandoen. We houden elkaar stevig vast. In de buurt van het Centraal Station komt ons een stel tegemoet dat het spiegelbeeld kan zijn van Margreet en ik: hij gekleed in spijkerbroek en een korte zwarte winterjas; zij in een lange bloemetjesjurk onder een rood wollen jasje. Hij met lang, donker krulhaar. Zij met lang, steil, blond haar met bloemetjes erin. Zij bibberen al net zo van de kou als wij.                                                                                                                                                                                                                              

Het stel vraagt ons de weg naar de jeugdherberg. Het maakt Margreet en mij niets uit dat het Duitsers zijn. Margreet en ik wisselen razendsnel een blik van verstandhouding: “de jeugdherberg is hier wel erg ver vandaan en ons huis hier héél dichtbij, dan kunnen ze toch net zo goed….”: “Weet je wat, komen jullie maar ‘bei uns zu Hause schlafen.”

Er is ruimte genoeg bij ons en we zijn tenslotte zelf, op onze liftvakanties in het buitenland ook vaak genoeg aan een slaapplek  geholpen. Het stel is dolblij. Wij ook, omdat we eens een keertje iets terug kunnen doen.

Thuis drinken we, om warm te worden, een paar glazen wijn. Ze komen uit Frankfurt en zijn op weg naar Amsterdam. De vrouw is zwanger. Er is nog niets van te zien. Ze zijn allerminst gelukkig met die zwangerschap; ze zijn op weg naar een abortuskliniek in Amsterdam.

We zijn door de wijn opgewarmd en slaperig geworden. Tegen onze gasten zeggen we dat we om acht uur de volgende morgen op moeten staan. Ze kunnen het ontbijt vinden in de keuken en verder moeten ze maar zien hoe laat ze willen vertrekken.

Ze hebben ons huis keurig achtergelaten, is onze eerste indruk als wij ’s avonds uit ons werk komen. De afwas gedaan, het bed netjes afgehaald; de dekens en lakens opgevouwen. Maar eigenlijk vinden we dat niet meer dan normaal.

Ik wil later op de avond een cd van Pink Floyd luisteren maar ik zoek tevergeefs naar de cd Ummagumma.

   “Aan wie heb jij Ummagumma uitgeleend?” vraag ik aan Margreet. 

   “Aan niemand.”

   “Verdomme, ‘A saucerfull of secrets’ is er ook al niet,”

Het dringt langzamerhand tot me door, dat alles van  Pink Floyd en nog een aantal van onze favoriete cd's weg zijn. We kunnen aan het einde van de week de balans opmaken: behalve een flink aantal waardevolle spullen, hebben ze ook nog een kleine duizend euro cash-geld gejat. We hebben in onze naïviteit gastvrij onderdak verleend aan een koppel Schweinhunde.

Het minst erge vind ik achteraf eigenlijk nog dat ze die ongewenste vrucht van mijn poen hebben laten afdrijven.

donderdag 20 oktober 2022

DE HOGE DUIK.

Van mezelf zou ik absoluut niet durven zeggen dat ik een durfal ben.  Integendeel. Zo af en toe kies ik voor een moedige actie en dan opeens durf ik niet meer door te zetten.

Zo heb ik eens de moed opgevat van de hoge duikplank te duiken. Halverwege de trap naar de ‘hoge duik’ bedenk ik me: volgende keer duik ik … nu ga ik springen. Op het randje van de sterk verende duikplank lijkt ook dat niet zo’n goed idee. Ik spring toch ook maar niet. Er is wel flink wat moed voor nodig om me, blauwbekkend en  bibberend van de kou, langs de lange rij spottende, stoere jongelui naar beneden te wurmen.  Op deze laatste moedige daad kan ik allerminst trots zijn.

Vrij risicoloos spring ik daarna vanaf startnummer een, zo ver mogelijk bij de hoge duik vandaan, in het zwembad om twintig baantjes schoolslag te zwemmen.  Twintig baantjes van vijfentwintig meter. Baantjes die ik nodig heb om de onrust in mijn lijf kwijt te raken van mijn ondoordachte hoge duik avontuur. Over die twintig risicoloze baantjes doe ik gemiddeld tussen de dertig en vijfendertig minuten. Voldoende tijd om na te gaan hoe het toch komt dat ik ineens zo lafhartig besluit om niet te springen …..waar ben ik ineens zo  bang voor…… wat is het ergste dat me kan gebeuren?

Ik ben bang dat me onderweg de adem wordt benomen door de snelheid waarmee ik van de hoge duik in het water plons. Of dat ik te lang onder water blijf, dat ik verdrink. Misschien knal ik bovenop iemand, die toevallig net op de plek zwemt waar ik het water terecht kom, waardoor ik en die andere zwemmer gewond raken. Ook kan ik hard met mijn kop op de bodem van het zwembad terecht kunnen komen waardoor ik buiten westen raak of mijn nek breek. Ik wil er niet aan denken dat ik me mijn leven lang in een rolstoel moet voortbewegen.

Zo rustig en tevreden min baantjes zwemmend, krijg ik er een steeds beter gevoel over dat ik toch maar besloten heb om noch te springen noch te duiken van de hoge duik. Waarom is het eigenlijk nodig om van drie meter hoogte in dat water te springen?  Het water spat er alleen maar hoog van op. Er ontstaat een irritant hogere golfslag en iedere zwemmer moet met een boog om de plek heen waar duikers of springers in het water plonzen. Afschaffen die hoge-duik, dat onding….bedenk ik me als ik met baantje dertien bezig ben. Vlakbij me springt, luid lachend, een kind van de rand van het zwembad … boven op mijn rug. Hij wilde een bommetje maken, zegt hij later. Hij excuseert zich, dat hij niet goed heeft uitgekeken.

Met moeite hijs ik me uit het water …..gekneusde ribben, voel ik. Tja,  in een zwembad zit een ongeluk in een klein hoekje.