vrijdag 24 februari 2023

KIKKER

 Een blauwe maandag studeer ik in Utrecht. Ik wil dierenarts worden. Zes jaren van studie aan de Utrechtse universiteit. Waarom ik precies dierenarts wil worden begrijp ik nu nog steeds niet. Nee, want thuis hebben we bijvoorbeeld nóóit dieren gehad en ik kan me niet herinneren, dat ik mijn moeder aan haar hoofd gezeurd heb om een huisdier. Dieren op tv zoals het Olifantje Jumbo, Bor de Wolf, Ed het Sprekende Paard en zelfs Isadora Paradijsvogel kunnen me niet erg boeien. Het worden nooit echt dieren van vlees en bloed voor mij.

Van mijn vader en mijn moeder hoef ik niet zo nodig dierenarts te worden. Als het aan hen ligt ga ik gelijk werken in de beschuitfabriek. Vol continu. Geld kunnen ze altijd gebruiken met ons grote gezin. We zijn met zijn twaalven en ze weten heus wel dat ik zo’n lul ben om al mijn verdiende geld in hun bodemloze put te storten.

Mijn vader heb ik nooit samen met een beest gezien … ik heb mijn vader überhaupt niet zo veel gezien. Mijn moeder heeft he-le-maal niks met dieren. Zij is een lieve, knappe en over het algemeen zeer opgewekte vrouw maar van dieren moet ze niks hebben. 

Het zal wel door mijn beroepskeuzetest gekomen zijn:

‘…..gezien zijn vriendelijke, behulpzame, geduldige houding en zijn bovenmatig ontwikkeld vermogen tot opnemen van en in praktijk brengen van kennis … het duidelijk kunnen overbrengen van informatie; verder heeft hij de gave indien nodig resoluut te kunnen ingrijpen … derhalve zien wij goede ontplooiingskansen voor hem in het beroep van dierenarts.’

Resoluut ingrijpen? Nou en of! Op het bureau van de beroepskeuzeadviseur sla ik pardoes een dikke hinderlijke bromvlieg morsdood ... ik zit met een vieze hand en op het hagelwitte overhemd van de adviseur zitten spetters.

Op een zeer zonnige zomerdag, ik ben een jaar of tien, kom ik met Kikker thuis. Kikker zit op mijn rechterhand. Mijn linkerhand is het dakje zodat hij daar lekker beschermd kan zitten. Kikker zit amechtig te hijgen. Later begrijp ik dat kikkers altijd hard hijgen, daar kunnen ze gewoon niks aan doen.

‘Breng dat beest maar weer gelijk terug naar de sloot waar je hem gevonden hebt. Ik wil geen kikkers in huis, dat weet je toch!’ Hoe kan ik dat nou weten? We hebben thuis nooit over kikkers gepraat. ‘Mag die dan even op het balkon, mam, ik wil hem morgen in de klas laten zien.’

Kikker mag op het balkon, tot morgenochtend, in een pindakaaspot. Er zit nog een klein beetje pindakaas in de pot. Ik hoop dat Kikker pindakaas lekker zal vinden, net als ik, ja, dat weet ik nog wel, dat ik dat toen hoopte voor Kikker.

Misschien lag het aan de warmte of aan de te vast dichtgedraaide deksel van de pindakaaspot of aan allebei maar Kikker lag levenloos op zijn buikje in een plasje vocht. Kikker had nog niks van de pindakaas gegeten zo te zien. Zo wil ik hem niet in de klas laten zien, dus spoel ik hem door de wc. Dat gaat nog niet zo gemakkelijk. Na drie keer doortrekken is Kikker pas weg.  

 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten