We begroeven hem in onze
volkstuin. Met ons vieren: mijn vrouw onze zonen en ik. Zijn laatste dagen
waren weerzinwekkend. Zo levendig, vrolijk, nieuwsgierig, ondeugend en energiek
hij zijn hele leventje geweest was, zo futloos, down en schuw was hij op het
eind: onze hond Sita. Een (bastaard) Gordon setter. Hij was altijd een mooi,
glanzend, slank jachthondje geweest. Het leek wel alsof hij trots was op zijn
mooie figuur, hoewel ik hem nooit in een of andere spiegel heb zien kijken.
Er was slechts één korte periode
in zijn leven waarin hij zich moddervet heeft gegeten, dat was toen hij,
tijdens onze vakantie, drie weken bij mijn moeder logeerde. Zijn gewicht was in
die korte tijd meer dan verdubbeld. Vreemde gewaarwording was dat wel, die
jeugdige, energieke, vrolijk kwispelende Sita met de afstotelijke uitstraling
van een volgevreten hangbuikzwijn.
Vrijwel dezelfde
hoeveelheid overgewicht had Sita in zijn laatste dagen. Hij bewoog niet of
nauwelijks maar vrat wel zijn voederbak leeg en ook zijn drinken liet hij niet
staan. Op de tijden dat we hem normaal gesproken uitlieten, tilde ik hem op en
legde hem bij de boom voor ons huis neer. Als we geluk hadden deed hij daar
zijn behoeften. Dat geluk hadden we vaak niet. Sita had waarschijnlijk totaal
het besef niet meer van de regelmaat uit dat verleden bovendien werkten zijn
sluitspieren nauwelijks of niet. We (meestal ik) hebben heel wat poep en pies
van onze Sita moeten ruimen; gelukkig hadden we door het hele huis plavuizen,
dat ruimde makkelijk op: met
toiletpapier, dweil en mop was de troep in een mum van tijd verdwenen. Het
waren geen leuke karweitjes maar we hadden het graag voor hem over, want dat
hondje had ons gezin heel wat leuke momenten bezorgd.
Sita had in het besneeuwde
bungalowpark waar we op vakantie waren de slee met onze zonen, toen nog
kleuters, voortgetrokken. Onvermoeibaar en ogenschijnlijk met veel plezier
draafde hij over de bospaden. Een onuitwisbare herinnering.
Op een mooie zomerse middag
gingen we, zo rond een uur of één, wandelen langs het strand bij Scheveningen.
Met het gezin en natuurlijk ook Sita. De eerste honderd meter, zo op de
parkeerplaats, hield Sita het nog wel
uit, aan de lijn. Maar dan vond hij het welletjes en dwong me, door als een gek
aan die lijn te gaan trekken, hem los te laten.
In een paar seconden had hij de afstand tussen de duinen en de zee
overbrugd en was al meteen aan het ravotten met andere honden.
Gedurende onze hele
wandeling, daar in Scheveningen, toch zeker zo’n tweeëneenhalf uur hebben wij
Sita niet gezien. Geen spoor van hem. We maakten ons al zorgen … hij zou toch
niet …. maar nee, toen wij om vier uur weer bij de parkeerplaats arriveerden
zat daar Sita hijgend bij onze auto … helemaal doorweekt … doodmoe … zijn ogen straalden en kwispelend
kwam hij op ons af … rennen was er niet
meer bij … hij begroette ons door met zijn natte vieze poten tegen ons op te
springen.
Ik vulde zijn drinkbak met
het water dat ik voor hem meegenomen had. Hij had me toch een dorst!!
Sita was bijna veertien
toen hij stierf. We hadden toen een grote volkstuin, waarin we een heuvel hadden
gemaakt. Daarin begroeven wij hem. We wilden geen poespas … geen spreuk … geen steen … geen speeltje ofzo … alleen wij
met zijn vieren, hand in hand … onze
tranen en herinneringen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten