donderdag 8 oktober 2015

BEGRAVEN

We begroeven hem in onze volkstuin. Met ons vieren: mijn vrouw onze zonen en ik. Zijn laatste dagen waren weerzinwekkend. Zo levendig, vrolijk, nieuwsgierig, ondeugend en energiek hij zijn hele leventje geweest was, zo futloos, down en schuw was hij op het eind: onze hond Sita. Een (bastaard) Gordon setter. Hij was altijd een mooi, glanzend, slank jachthondje geweest. Het leek wel alsof hij trots was op zijn mooie figuur, hoewel ik hem nooit in een of andere spiegel heb zien kijken.
Er was slechts één korte periode in zijn leven waarin hij zich moddervet heeft gegeten, dat was toen hij, tijdens onze vakantie, drie weken bij mijn moeder logeerde. Zijn gewicht was in die korte tijd meer dan verdubbeld. Vreemde gewaarwording was dat wel, die jeugdige, energieke, vrolijk kwispelende Sita met de afstotelijke uitstraling van een volgevreten hangbuikzwijn.
Vrijwel dezelfde hoeveelheid overgewicht had Sita in zijn laatste dagen. Hij bewoog niet of nauwelijks maar vrat wel zijn voederbak leeg en ook zijn drinken liet hij niet staan. Op de tijden dat we hem normaal gesproken uitlieten, tilde ik hem op en legde hem bij de boom voor ons huis neer. Als we geluk hadden deed hij daar zijn behoeften. Dat geluk hadden we vaak niet. Sita had waarschijnlijk totaal het besef niet meer van de regelmaat uit dat verleden bovendien werkten zijn sluitspieren nauwelijks of niet. We (meestal ik) hebben heel wat poep en pies van onze Sita moeten ruimen; gelukkig hadden we door het hele huis plavuizen, dat ruimde makkelijk op:  met toiletpapier, dweil en mop was de troep in een mum van tijd verdwenen. Het waren geen leuke karweitjes maar we hadden het graag voor hem over, want dat hondje had ons gezin heel wat leuke momenten bezorgd.

Sita had in het besneeuwde bungalowpark waar we op vakantie waren de slee met onze zonen, toen nog kleuters, voortgetrokken. Onvermoeibaar en ogenschijnlijk met veel plezier draafde hij over de bospaden. Een onuitwisbare herinnering.

Op een mooie zomerse middag gingen we, zo rond een uur of één,  wandelen langs het strand bij Scheveningen. Met het gezin en natuurlijk ook Sita. De eerste honderd meter, zo op de parkeerplaats,  hield Sita het nog wel uit, aan de lijn. Maar dan vond hij het welletjes en dwong me, door als een gek aan die lijn te gaan trekken, hem los te laten.  In een paar seconden had hij de afstand tussen de duinen en de zee overbrugd en was al meteen aan het ravotten met andere honden.
Gedurende onze hele wandeling, daar in Scheveningen, toch zeker zo’n tweeëneenhalf uur hebben wij Sita niet gezien. Geen spoor van hem. We maakten ons al zorgen … hij zou toch niet …. maar nee, toen wij om vier uur weer bij de parkeerplaats arriveerden zat daar Sita hijgend bij onze auto … helemaal doorweekt …  doodmoe … zijn ogen straalden en kwispelend kwam hij op ons af  … rennen was er niet meer bij … hij begroette ons door met zijn natte vieze poten tegen ons op te springen.
Ik vulde zijn drinkbak met het water dat ik voor hem meegenomen had. Hij had me toch een dorst!!


Sita was bijna veertien toen hij stierf. We hadden toen een grote volkstuin, waarin we een heuvel hadden gemaakt. Daarin begroeven wij hem. We wilden geen poespas … geen spreuk …  geen steen … geen speeltje ofzo … alleen wij met zijn vieren, hand in hand …  onze tranen en herinneringen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten