Jos heeft al zijn kerstkaarten verzonden. Dat moet
natuurlijk ook wel anders komen ze niet op tijd aan. Hij heeft het zich
makkelijk gemaakt dit jaar, op alle kaarten heeft hij geschreven: ’Prettige
feestdagen en een goed en gezond 2022, groetjes, Jos.’ Nu heeft hij even tijd
voor een stevige wandeling door het Prinsenpark. Het vriest … niet hard maar
toch genoeg voor een flinterdun vliesje
ijs op de slootjes aldaar. Het ijs is zo fragiel, dat zo’n licht beestje als
een waterhoentje er gelijk doorheen kukelt wanneer het er vanaf de kant op
springt.
Onwillekeurig denkt Jos aan
die winterse dag waarop hij met een paar vriendjes uit de buurt ging ‘ijsie’
kraken op de sloot van de Spaanse Bocht in Spangen. Hij zal een jaar of tien geweest zijn. Het
ijs was destijds wel een stuk dikker dan vandaag. ‘IJsie kraken’ houdt in dat
een stel jongens en meisjes (meestal meer jongens dan meisjes) naast elkaar
gaan staan aan de ene kant van de bevroren sloot om vervolgens hand
in hand naar de overkant van de sloot te stampen. Bij de eerste overtochten gaf het ijs nog
geen krimp ; zeker als het flink dik was. Maar het werd spannender naarmate het
aantal oversteken toenam. Het ijs ging
steeds vervaarlijker kraken. Er werd net
zo lang doorgegaan tot er minimaal één van het stel door het ijs gezakt
was. En natuurlijk was Jos weer eens de
lul. Hij liep uiterst links in de keten. Doorgaans is bij IJsie kraken links in de keten lopen veilig. Meestal lopen vooral zij, die in het midden lopen het
meeste gevaar. Zo koud als die dag heeft
hij het nooit meer gehad. Mijn vriendjes hebben hem toen vlug naar huis
gebracht. Hij woonde gelukkig dichtbij. Mijn moeder schrok heel erg , ze was
zelfs een beet je boos dat hij zoiets
gevaarlijk gedaan had .. ‘het had veel slechter af kunnen lopen’.
Met grote passen zet Jos zijn wandeling voort. Een reiger zit
geheel ineen gekrompen, snavel omlaag, langs de waterkant. Het gras is nog
berijpt. Een paar meter hoger, in een ontbladerde berk zit een stel kraaien met
opgetrokken schouders de kou te trotseren.
In de verte hoort hij een ambulance
naderbij komen. In mijn directe omgeving, hij loopt inmiddels vlakbij de
begraafplaats Oud-Kralingen, is voor zover hij het kan zien niks gebeurd. Het is heel stil in het park; er is
letterlijk geen kip te zien. De ambulance hoort hij nu niet meer.
Op een bankje aan de Michael Angelolaan ziet hij een man zitten. De man kijkt schichtig naar links en
rechts … zet een plastic tasje naast zich neer, pakt er een blikje bier uit,
klikt het open, neemt er een slok uit en stopt het vlug weer in zijn tasje
terug ... de man is veel te schaars
gekleed: een t-shirtje met een sjofel colbertje. De man zou meer hebben aan een
paar slokken jonge jenever dan aan dat koude biertje. Jos heeft te doen met
deze man, die in deze vrieskou, in een vrijwel verlaten park, aan zijn
verslaving moet toegeven.
Jos is inmiddels aangekomen bij het flatgebouw waar hij
woont. Daar staat die ambulance. In de hal van de flat wordt druk gepraat over
de zieke, die opgehaald wordt. De liftdeuren gaan open en op de brancard ziet
hij een lachende Lea liggen, een buurvrouw van derde étage: ‘Ik heb niks hoor,
‘zegt ze, ‘er is helemaal niks aan de hand met me, helemaal niks, maar ik moet gewoon
mee.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten