vrijdag 12 december 2014

ONTSLAG

Ze is een slimme vrouw, achter in de vijftig, gewerkt vanaf haar 16e, begonnen als thuishulp en opgeklommen tot psychiater. Haar werkgever is failliet gegaan. De vrouw is ontslagen en zit nu sinds een week thuis. Blijft lang in bed liggen. Pyjama houdt ze gewoon de hele dag aan. Ochtendjas er overheen. Gaat niet naar buiten.  De vrouw staat uren voor het raam; nu eens aan de voorkant dan weer aan de achterkant. Bij goed weer staat ze vaak op het balkon.  Getrouwd is de vrouw nooit. Wel samengewoond met een vriend. Was te benauwend. Ze woont toch liever alleen.
Poetsen doet ze niet meer. Geen zin. Spullen verplaatsen wel. Alle planten zet ze op het balkon. Het zijn er veel. Ze kan er zelf nauwelijks nog bij.

De kussens van het bankstel, haar bed en haar matras, gooit ze het raam uit, op het kleine stukje openbaar groen daar beneden. Het is halverwege de nacht. Van het geluid van vallende kussens zal niemand wakker worden. Maar wel van de afgrijselijke schreeuw, die de vrouw daarop laat volgen.
Met de decoupeerzaag zaagt ze vervolgens haar bed, het bankstel en de salontafel in kleine stukken. Met haar arm schuift ze het glaswerk uit het dressoir en uit de keukenkastjes. Het valt in vele scherven uiteen. Met het serviesgoed jongleert ze even waarna het met een klap kapot laat vallen. Foto’s, ‘belangrijke’ papieren, schoenen, kleren worden allemaal uit de kasten gehaald en uit het raam gemikt … de stevige wind neemt ‘belangrijke papieren’ en lichte kleding mee. Haar gruwelijke schreeuw snijdt door merg en been.
De vrouw trekt schilderijen en familiefoto’s van de muren. Die wanddecoraties kiepert ze linea recta het raam uit. Koelkast, oven, tv zijn haar te zwaar. Daarvoor vraagt ze wel een buurman, later. Pc,tv,dvd en telefoon, gooit ze nu meteen over boord. Daar achteraan gaat al het gezaagde hout.
Langzamerhand ontwaken de buren. Zij zien de troep in hun groen.
De vrouw is aan andere kant van het huis bezig. Ze kiepert de kamerplanten van haar balkon de tuin beneden in. De buren van die tuin zijn weg. Overwinteren in Griekenland. Zijn voorlopig nog niet terug. Alle planten liggen beneden. De vrouw pakt de spade uit haar berging. Al haar kamerplanten geeft ze een mooi plekje geven in die tuin.
Net als ze klaar is komen twee mannen in fluorescerende kleding de vrouw tegemoet. Achter de mannen staat een gele ambulance, met de zwaailichten aan. De mannen schrikken van haar helse schreeuw.
‘Bent u mevrouw van der Loop?’ vraagt een van de mannen.
Ze kijkt de man verslagen aan en gromt naar hem.
Buren zijn naar buiten gekomen om te kijken naar hun buurvrouw.
‘Moet u niet even een warme jas aantrekken?’vraagt een van de mannen.
Weer antwoordt ze alleen grommend. De vrouw is geknakt.
Andere buren zijn binnen gebleven; sommigen staan door het raam naar hun buurvrouw te gluren vanachter het gordijn.
‘Geeft u me maar een arm, mevrouw.’

Ze gromt, loopt door en stapt in de voor haar klaarstaande ambulance.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten