Vannacht schrok ik wakker
van een afgrijselijk geluid. Een schreeuw van een vrouw. Ik zat gelijk rechtop
in mijn bed. Deed het licht aan in mijn slaapkamer. Hier was niks aan de hand.
De schreeuw leek ook van iets verder weg te komen. Van een verdieping lager. Nu
was het muisstil. Misschien ligt er wel iemand voor dood op de trap. Ik heb
geen idee wat zich ’s nachts zoal in het trappenhuis afspeelt. Tegenwoordig
slaap ik gelukkig weer goed.
‘Meestal pas om vier uur ’s nachts komt buurjongen
Erdal thuis,’ volgens buurvrouw Carla. Het is nu nog niet eens drie uur en het is nu
doodstil. Ik ga d’r uit. Eerst check ik even mijn eigen huis. Alles lijkt okee.
Voor de zekerheid kijk ik nog even onder de banken; controleer de ramen. Geen
vreemde dingen. Ik moet naar buiten. Stel je voor dat er iemand gewond is
geraakt. Die kan ik toch niet zo maar laten stikken. Ik ga gewoon in mijn
pyjama, op mijn blote voeten, hoewel het stervenskoud is. Kater Thijs, staat
voor de voordeur en wat hij anders nooit doet, hij zet zijn voorpoten tegen de
deur en krabt alsof hij zijn nagels scherpt. In mijn haast duw ik Thijs met
mijn voet opzij. Gruwelijk koud is het in het trappenhuis, alsof hier door
niemand gestookt wordt. Rookwolkjes komen uit mijn mond. Mijn voordeur laat ik
open staan. Eerst kijk ik even hierboven op de vierde; daar kan de schreeuw net
zo goed ook vandaan gekomen zijn. Op de vierde lijkt iedereen in diepe rust.
Het is hier zo waanzinnig koud,
de buitendeur van het portiek moet haast wel open staan. Ik ga die deur sluiten.
Loop snel door naar beneden. Zie dan dat de deur van de zeer bejaarde mevrouw ’t
Hout op de tweede wagenwijd open staat. Alle lichten in haar woning uit.
‘Mevrouw ’t Hout, mevrouw ’t
Hout’ roep ik … geen reactie. Ik hoor verder ook geen verdachte geluiden. Doe
de lichten aan … ja, ik moet toch wát zien! Ga naar binnen. Ziet er allemaal netjes
uit. Haar bed is beslapen. Ik doe de lichten uit en net als ik de deur op een kier wil zetten,
hoor ik geritsel vanuit de keuken. Ik snel er in het donker heen, struikel ergens
over … kan me net staande houden, doe het licht aan en zie dan Thijs op het
aanrecht smullen van wat restjes op het aanrecht van mevrouw ’t Hout. Hij
schrikt zo van mij dat een spurt neemt richting trappenhuis.
‘Jee,’ ik herken de stem
van buurman Iwan.
‘Ja,’ zeg ik. Hij komt
naar beneden. Iwan had die gil, die bij hem ‘door merg en been ging’ ook
gehoord.
‘Ik loop wel even met je
mee, Jee,’ zei Iwan.
De buitendeur stond inderdaad
open. Misschien zouden ze buiten wat wijzer worden. Eigenlijk was het veel te
koud om dit te doen; ook Iwan was op zijn blote voeten.
Voor de flat stond een
ziekenauto geparkeerd. Ik liep er samen met Iwan naar toe.
De ambulancebroeders waren
gealarmeerd door mevrouw ’t Hout zelf.
Ze was uit haar bed
gevallen en brak daarbij haar arm. Toen had ze alarm geslagen.
‘’t Is een lelijke breuk,’
zei een van de ambulancebroeders, ‘ze heeft erg veel pijn gehad.’ Een pilletje stilde
haar pijn inmiddels. Ze gaf mij de sleutel om haar huis af te sluiten.
Er kon gelukkig alweer een
lachje bij haar af.
Iwan en ik wensten haar
beterschap.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten