dinsdag 2 december 2014

EEN AFGRIJSELIJK GELUID

Vannacht schrok ik wakker van een afgrijselijk geluid. Een schreeuw van een vrouw. Ik zat gelijk rechtop in mijn bed. Deed het licht aan in mijn slaapkamer. Hier was niks aan de hand. De schreeuw leek ook van iets verder weg te komen. Van een verdieping lager. Nu was het muisstil. Misschien ligt er wel iemand voor dood op de trap. Ik heb geen idee wat zich ’s nachts zoal in het trappenhuis afspeelt. Tegenwoordig slaap ik gelukkig weer goed.
 ‘Meestal pas om vier uur ’s nachts komt buurjongen Erdal thuis,’ volgens  buurvrouw Carla.  Het is nu nog niet eens drie uur en het is nu doodstil. Ik ga d’r uit. Eerst check ik even mijn eigen huis. Alles lijkt okee. Voor de zekerheid kijk ik nog even onder de banken; controleer de ramen. Geen vreemde dingen. Ik moet naar buiten. Stel je voor dat er iemand gewond is geraakt. Die kan ik toch niet zo maar laten stikken. Ik ga gewoon in mijn pyjama, op mijn blote voeten, hoewel het stervenskoud is. Kater Thijs, staat voor de voordeur en wat hij anders nooit doet, hij zet zijn voorpoten tegen de deur en krabt alsof hij zijn nagels scherpt. In mijn haast duw ik Thijs met mijn voet opzij. Gruwelijk koud is het in het trappenhuis, alsof hier door niemand gestookt wordt. Rookwolkjes komen uit mijn mond. Mijn voordeur laat ik open staan. Eerst kijk ik even hierboven op de vierde; daar kan de schreeuw net zo goed ook vandaan gekomen zijn. Op de vierde lijkt iedereen in diepe rust.
Het is hier zo waanzinnig koud, de buitendeur van het portiek moet haast wel open staan. Ik ga die deur sluiten. Loop snel door naar beneden. Zie dan dat de deur van de zeer bejaarde mevrouw ’t Hout op de tweede wagenwijd open staat. Alle lichten in haar woning uit.
‘Mevrouw ’t Hout, mevrouw ’t Hout’ roep ik … geen reactie. Ik hoor verder ook geen verdachte geluiden. Doe de lichten aan … ja, ik moet toch wát zien! Ga naar binnen. Ziet er allemaal netjes uit. Haar bed is beslapen. Ik doe de lichten  uit en net als ik de deur op een kier wil zetten, hoor ik geritsel vanuit de keuken. Ik snel er in het donker heen, struikel ergens over … kan me net staande houden, doe het licht aan en zie dan Thijs op het aanrecht smullen van wat restjes op het aanrecht van mevrouw ’t Hout. Hij schrikt zo van mij dat een spurt neemt richting trappenhuis.
‘Jee,’ ik herken de stem van buurman Iwan.
‘Ja,’ zeg ik. Hij komt naar beneden. Iwan had die gil, die bij hem ‘door merg en been ging’ ook gehoord.  
‘Ik loop wel even met je mee, Jee,’ zei Iwan.
De buitendeur stond inderdaad open. Misschien zouden ze buiten wat wijzer worden. Eigenlijk was het veel te koud om dit te doen; ook Iwan was op zijn blote voeten.
Voor de flat stond een ziekenauto geparkeerd. Ik liep er samen met Iwan naar toe.
De ambulancebroeders waren gealarmeerd door mevrouw ’t Hout zelf.
Ze was uit haar bed gevallen en brak daarbij haar arm. Toen had ze alarm geslagen.
‘’t Is een lelijke breuk,’ zei een van de ambulancebroeders, ‘ze heeft erg veel pijn gehad.’ Een pilletje stilde haar pijn inmiddels. Ze gaf mij de sleutel om haar huis af te sluiten.
Er kon gelukkig alweer een lachje bij haar af.

Iwan en ik wensten haar beterschap.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten