‘Je bent mijn vader niet.
Godverdomme!’ Hij is woedend op zijn
vader, omdat die hem verbiedt om achter de tv te gaan zitten … naar MTV te
kijken.
‘Ga je huiswerk maar
maken,’ zegt zijn vader, ‘ je kerstrapport was niet om aan te zien! Als je nu
gaat werken, heb je met Pasen misschien betere cijfers en kan je met een gerust
hart op voor je eindexamen.
Zoonlief zet zijn lege
koffiebeker met een dreun op de salontafel en stampt naar zijn kamer. Het duurt
niet lang of er knalt keiharde rock uit zijn hok.
Vader pakt zijn krantje
weer op; hij zit het verslag te lezen van de voetbalwedstrijd Ajax –NEC. Tot
verrassing van vele voetbalkenners werd
die wedstrijd gewonnen door NEC … hoewel hij dat erg leuk vindt, kan hij zijn
gedachten niet meer bij het krantenverslag houden. Steeds dreunt het in zijn
hoofd na:’Je bent mijn vader niet …Je bent mijn vader niet …. Je bent mijn
vader niet’ en dan nog die hartgrondige vloek er achteraan. Hoe komt die jongen
er toch bij? Het is nu niet het moment om er met hem over te praten. Hij moet
eerst maar even afkoelen.
Onwillekeurig gaan vaders
gedachten op de loop met het verwijt van zijn zoon. Hij zal wel bedoelen, dat
iemand, die zich zo gedraagt, onmogelijk zijn vader kan zijn. Een man, die
regeltjes maakt en zijn zoon er aan houdt, die dingen verbiedt, kortom een vervelende
man dus, een autoritaire lul, een klootzak, die hem onder de duim houdt , zo’n soort
man wil hij absoluut niet als vader en daar schreeuwt hij tegen: ‘Je bent mijn
vader niet.’.
Als daarentegen zijn vader
een toffe peer zou zijn, zo een die veel
goedvindt, het niet zo nauw neemt met de schoolresultaten en rijkelijk strooit
met zakgeld; zou hij dan tegen zo’n man zeggen: ‘Ja, jij bent mijn vader!’
Maar hij kan het ook heel anders
bedoeld hebben. Hij is bijna achttien. Het kan zijn, dat hij het idee heeft,
dat hij niet verwekt is door vader maar door een ander. Belachelijk idee natuurlijk!
Hoe kom hij in godsnaam aan zo’n idee. Vader
zal hem die vraag zeker eens moeten stellen. Alleen niet nu, want nu is zijn
zoon nog veel te boos. Morgen misschien.
Een collega van vader at
eens een hapje mee. Hij zag de kinderen aan de eettafel zitten en zei verbaasd:’Dat
is raar, die twee lijken totaal niet op elkaar.’ Vader haalde zijn schouders op
en dacht: kijk dan eens naar hun oren, allebei hebben ze flappers; en die
wenkbrauwen dan? ….. maar veel meer dan die gelijkenissen wist vader ook niet zo gauw te vinden … eigenlijk. Moeder vond altijd véél meer
gelijkenissen tussen haar boys.
Vader besloot het er
dezelfde avond nog even met moeder te hebben over dat: ‘Jij bent mijn vader
niet.’ van hun zoon
‘Jij móét de vader wel
zijn, geen twijfel mogelijk. Moeder moest er hartelijk om lachen en zei, dat ze
nog nóóit met iemand anders dan met vader naar bed was geweest, nog nóóit! Dat klonk op zich bijzonder hoopgevend voor
vader.
Toch het bleef het maar
malen in vaders hoofd. Vader bedacht dan
opeens dat kinderen niet alléén ‘in bed’
verwekt worden: dat kan natuurlijk ook, in de auto, tegen het aanrecht, in
de badkamer, op de keukenvloer, op de bank, in het bos en ga zo maar door. ‘Ach,’
dacht vader,’ ’laat maar zitten. ’t Komt allemaal wel goed.’
Zoonlief, zei even later
tegen vader dat zijn grove uitval tegen hem niet mèèr betekende, dan dat vader op
dat moment vervelend was … maar toch wel zijn
vervelende vader.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten