zaterdag 24 januari 2015

LUCHTJE SCHEPPEN

‘Zou je niet eens een keertje thuisblijven, Har? Ze hebben voor vanmiddag sneeuw voorspeld,’ zegt zijn vrouw  Beb. Harry en Bep zijn twee oudjes, die al heel lang bij elkaar zijn. Harry kleedt zich warm aan: zijn lange grijze winterjas, een witte gebreide sjaal en een zwart hoedje. Elke middag zo rond een uur of twee,  mòèt Harry  even een luchtje gaan scheppen. Zelfs al zou het nu al  sneeuwen, dan nog zou hij de deur uit gaan, alleen wel met snowsteps onder zijn schoenen.
‘Ja, ja Beb, ik heb het gehoord maar ze voorspellen zo veel wat niet uitkomt. Nou, ik ga Beb! Tot over een uurtje of twee, tweeëneenhalf.’
‘Okee, Har. Veel plezier. Wees voorzichtig, jongen!

Harry loopt met zijn rollator over een smal autoweggetje, want er is daar geen trottoir. De  sloot rechts van hem is dichtgevroren. Op een klein stuk na, daar vecht een stel waterkippen om het een of ander; nu eens duikt de een onder, dan weer de ander. Die lawaaipapegaaien zijn altijd aan het vechten en ze maken altijd een hels kabaal.
Typisch iets voor Bep trouwens om zich over zo’n voorspelling druk te maken, dacht Harry. Maar ja, zo is Beb nu eenmaal. Bezorgd, hè, dat was ze ook al toen de kinderen nog jong waren: denk je hier aan, denk je daar aan, heb je alles bij je, wees je voorzichtig, geen ruzie maken hoor? Toen de kinderen de deur uit waren richtte Bep haar bezorgdheid op mij. Ach, ze bedoelt het goed en ik weet er goed mee om te gaan: ik trek me er niet zo heel veel van aan. Ik heb al een heel leven achter me, waarin ik geleerd heb om goed voor mezelf te zorgen.
Zo, daar komt een grote vrachtwagen aan. Ik schat in dat het moeilijk wordt voor mij: die kar gaat mij en mijn rollator de sloot in drukken.  De vrachtwagenchauffeur stopt, draait zijn raampje open en zegt:’Hé ouwe, als je nu een halve slag draait en die rollator in de richting van de sloot houdt dan rijd ik achter je langs. Binnen twee minuten kan je dan weer verder lopen. Okee, ouwe?’
Harry knikt instemmend.
Maar zo ver komt het niet. Harry komt geen stap verder. Hij verliest zijn evenwicht. Rolt via het talud op het nog dunne ijs. Zijn rollater ligt onder water. Zijn hoofd, zijn linkerarm en -schouder steken nog boven het ijs uit. Zijn kleren zijn in een mum van tijd doordrenkt van het ijskoude water.
Een brutale waterkip ging er vliegensvlug met Harry’s hoedje vandoor.
Harry probeert met zijn linkerarm de aandacht van voorbijkomend verkeer trekken maar, zo realiseert hij zich, op deze weg rijdt vrijwel geen verkeer. Bovendien ligt hij heel erg dicht tegen het talud aan;  onzichtbaar voor passanten. Bewegen kan hij zich nauwelijks. Hij probeert het nog door een paar keer zo hard mogelijk ‘Help’ te roepen. Geen reactie.
Besef van tijd heeft Harry niet meer, hij zwaait nog wel maar de kracht vloeit uit hem weg. Zijn hoofd wordt zwaar, de slaap lijkt hem te overvallen; hij vecht ertegen; hij verliest die strijd. Harry’s hoofd zakt langzaam weg in de sloot.


Wanneer Harry die middag om zes uur nog niet thuis is, belt een hooglijk ongeruste Beb de politie ….. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten