zondag 25 januari 2015

HET BEEN

Daar ligt een been! Een groot been. Van een volwassen man. Er steekt duidelijk een herenschoen onderuit. Toch zeker maatje 45. Het been heeft een spijkerbroek aan; van boven is de broek gerafeld en bloederig. Het is een luguber gezicht. Wat zal er gebeurd zijn? Zo’n been verlies je toch niet zomaar. Op de middenweg ligt het. Het is niet zo erg druk op de Meent om deze tijd; half tien ’s avonds. De auto’s die er rijden gaan in een keurig bochtje om het been heen. Waarschijnlijk heeft geen enkele automobilist in de gaten waar hij precies voor uitwijkt. Als er even geen verkeer aankomt kniel ik bij het been en stroop de broekspijp wat op. Ik ben nieuwsgierig of  hij blank is of zwart. Het is dus een been van een zwarte man.
Een automobilist nadert en begint luid te toeteren. Ik trek de broekspijp weer netjes strak en kijk nog even rustig naar het been van de zwarte man.
De automobilist draait zijn raampje open en zegt:
‘Hé man, rot es op daar, zo kan ik er natuurlijk niet langs.’
Ik loop naar die auto, met die man er in en zeg:’ Ik wou even kijken of dat been, dat daar ligt, van een blanke man is of van een zwarte. Dat weet ik nu, dus je kan doorrijden.’
‘Hé, meneer, is dat een been daro?’zei die eikel in de auto.
‘Je bent toch niet doof, lul, je hoorde toch wel wat ik zo net zei?’
‘Dan moet u de politie bellen, meneer, 112,’ zei de eikel.
‘Rijd nou maar door want er staan inmiddels minstens tien auto’s achter je te wachten, die graag willen gaan rijden.
Ik speelde maar even een soort verkeersagent. Ik leidde het van weerskanten komende verkeer langs het been. Gelukkig kan ik heel hard op mijn vingers fluiten. Ik fluit heel hard en steek tegelijk mijn arm omhoog ten teken dat het naderende verkeer moet stoppen. Het verkeer in de andere richting mag dan door. Na een paar drukke minuten is het even rustig. Nu heb ik mooi even de tijd om het been van de rijweg af te slepen. Het is flink zwaar en eigenlijk ook wel lang. Het zal wel het been van een grote breedgeschouderde, zwarte jongen zijn. Nou, nee, breedgeschouderd daar kan ik nu nog niks van zeggen, wel groot en zwaar. Hij zal niet meer zo jong zijn. Dat kan ik zien aan zijn sokken en schoenen, die zijn nou niet bepaald modieus te noemen.
   
Eerst maar even de politie bellen. 112.
‘Met de alarmdienst, zegt u het maar.’ Het is een vrouw.
‘Ja, hallo, ik wou u even wat vragen, is er vanavond in Rotterdam misschien een grote zware zwarte man gesignaleerd, met maar één been?’
‘Zeg meneer, u moet deze alarmlijn niet misbruiken met flauwe grappen…..’
‘O, nee, nee, sorry mevrouw, dat wil ik niet. Ik heb namelijk het been gevonden van die man, ik zit er nu naast, op de Meent, ter hoogte van de poffertjeskraam. Wilt u een wagen sturen om het been op te halen?’
‘Okee. Hoe is uw naam?’
‘Van der Steen’
‘Blijft u bij het been?,’ vraagt de vrouw, ‘ik stuur onmiddellijk een wagen.’

Ik stel me verdekt op achter de poffertjeskraam. Als ik bij dat been zou blijven zitten dan krijg ik weer allerlei vragen van de politie …. Moeilijke toestanden. Kost zeeën van tijd. Daar zit ik niet op te wachten.


Daar hebben we de wagen. Het been hebben ze al ontdekt. Ze staan alleen nog een beetje hulpeloos rond te kijken. Ze missen nog wat ……………. Mij!  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten