TINUS
Eén zondag in de maand ga
ik in Middelharnis op bezoek bij mijn verstandelijk gehandicapte broertje Tinus
(bijna 64). Het is met bus 136 van het Zuidplein ongeveer een uurtje rijden.
Op driekwart van de
afstand, in Oude Tonge, sprong met een enorme knal een van de glazen deuren van
de bus aan gruzelementen. Er was geen mens in de buurt te zien die een steen
gegooid of een kogel afgeschoten kon hebben. De buschauffeur mocht met deze
kapotte bus niet verder rijden. Toevallig is in Oude Tonge ook de busremise van
Arriva, dus de chauffeur kon daar een
nieuwe bus ophalen. We moesten allemaal uitchecken en in de nieuwe bus kregen
we van de chauffeur ‘vrij reizen, voor de overlast’.’
Dit oponthoud had hooguit vijf
minuten vertraging tot gevolg gehad.
Tinus had er geen weet van
en als ik hem erover verteld zou hebben, dan had hij het niet begrepen. Hij zou
hooguit een paar keer gevraagd hebben ‘waarom’
En na mijn antwoord zou
hij wederom gevraagd hebben ‘waarom’.
Het is altijd een klein
feestje om binnen te komen in de huiskamer waar Tinus zit. Zodra mijn broer me
ziet, staat hij blij, opgewonden op uit zijn stoel. Komt naar me toe en roept
dan met zijn hoge ietwat hese stem ‘broertje, broertje’. Hij pakt mijn arm vast
en sleept me naar de anderen aanwezigen in de woonkamer. ‘Broertje, broertje’ roept hij dan. Dat doet
me goed, zo’n entree. Fijn zo’n welkom.
Vaste prik op zo’n
zondagmiddag is een wandeling van anderhalf à twee uur. Tot een half jaar terug
liep Tinus zelf nog en goed ook. Maar nadat hij zijn voet op maar liefst drie
plaatsen tegelijk gebroken had, is hij afhankelijk geworden van een rolstoel.
De stemming van Tinus
tijdens zo’n ‘normale’ wandeling was nou niet bepaald altijd goed te noemen.
Hij liep vaak te zuchten en te steunen. Een van de leidsters in Middelharnis
zei het zo: ‘Tinus loopt gauw te miepen.’
Gezeten in een rolstoel en
voortgeduwd, bestaat er geen vrolijker
mens dan Tinus. Het is lachen, gieren, brullen en vrolijke liedjes zingen, helemaal
op zo’n prachtige zondagmiddag als deze.
THIJS
Thijs is ziek.
Zaterdagavond merkten we het. Thijs is onze rode kater. Hij is ongeveer twaalf
jaar, precies weten we het niet want we hebben hem van Thijs, een vriend van
onze oudste zoon. En die Thijs heeft hem weer van iemand die hem als piepklein
poesje op straat gevonden heeft.
Onze kater Thijs kan zijn kop
niet meer oprichten. Het is heel erg eng
om te zien. Het lijkt alsof zijn kop niks meer te maken heeft met rest van zijn
lijf. Hij slaapt gelukkig het merendeel van de tijd. Maar als hij wat doet,
sjokt hij, met zijn kop nauwelijks een
paar centimeter boven de grond van zijn slaapplaats naar zijn etensbakje, naar
zijn kattenbak en weer terug.
Brokjes eten kan hij niet
meer, hij gooide die brokjes voorheen altijd achter in zijn keel maar die
beweging kan hij niet meer maken. Wat ie nu wel eet is kleine reepjes ham. Dat
gaat niet echt gemakkelijk maar hij krijgt er wat van binnen. Drinken gaat goed.
Godzijdank. Alleen lukt het hem nu niet meer om de kattenbak in te stappen. Met
als gevolg dat ik vandaag al twee grote plassen urine vòòr de kattenbak heb
moeten opdweilen. Poepen heeft hij nog niet gedaan. Van Thijs zijn drolletjes hebben
we doorgaans weinig last omdat die altijd keihard zijn. Dus van mij mag Thijs
overal in huis poepen.
Mijn vrouw belde vanmiddag
haar vriendin Tonia om haar te
feliciteren met haar verjaardag. En natuurlijk vertelt ze haar het verhaal van
Thijs. Blijkt een kat van haar vriendin dezelfde verschijnselen te hebben gehad.
Volgens haar was het een beroerte. Zij was met haar kat naar de dierenarts
geweest. Niks aan te doen stelde die. Tonia vertelde dat er op den duur wel een
kleine verbetering optrad: de kop kon een beetje beter opgericht worden en ook
het lopen ging ietsjes soepeler.
Toch was het dier binnen
drie maanden dood, niet door een spuitje van de dierenarts maar door een nieuwe
beroerte.
Morgen heeft onze
dierenarts spreekuur. Die moet onze Thijs maar eens goed bekijken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten