zondag 1 februari 2015

BANGIG

De laatste tijd is hij banger. Zoals de lift nemen in het gebouw waar hij woont. Hij durft het gewoon niet meer: angst dat lift in een vrije val komt of ergens onderweg klem komt te zitten.
Naar beneden lopen gaat nog net, maar het zweet breekt hem wel uit. Hij is panisch voor als hij een van zijn buren tegenkomt … en als die dan wat tegen hem zegt, dan durft hij niks terug te zeggen. Dat komt omdat hij heel erg slist. Zo erg dat niemand een touw kan vastknopen aan wat hij zegt. Zelfs zijn eigen moeder, met wie hij al vanaf zijn geboorte samenwoont, verstaat soms helemaal niets van wat hij zegt.
Soms is het simpel een vraag van een buurman te beantwoorden. Bijvoorbeeld als de buurman zegt:
’Hallo buurman, gaat het goed?’
Dan is het voldoende dat hij ‘ja’ knikt, ook al gaat het helemáál niet goed. Want die buurman heeft er  niks mee te maken, dat het niet goed gaat met hem. Wat heeft het voor zin dat de buurman dat dat weet?!

Wat moeilijker te beantwoorden  is de vraag  van een buurvrouw:
‘Hallo buurman, de afrekening van de stookkosten is veel te hoog. Protesteert u ook mee bij de huisbaas?’
‘O,s ngblkss, ssskwee nies,’ zegt hij dan.
Hij gaat naar de bibliotheek; wil er om half elf zijn. Vlug gaat hij de portiek uit. Eigenlijk had hij nog naar de post willen kijken. Hij verwacht dat er geld gestort is op zijn rekening. Misschien staat hij nu niet meer rood. Door de ontmoeting met de buurvrouw raakte hij een beetje in de war en vergat hij helemaal naar de post te kijken.
Hé, toevallig ziet hij de buurvrouw net  het portiek verlaten. Zo snel als hij kan gaat hij de portiek in maar hij had zich de moeite kunnen besparen want de post was nog niet geweest.
‘Zal ik problemen krijgen in de bibliotheek?’ dacht hij. Want gisteren ontving hij van de Gemeentelijke Bibliotheek een kaartje waarop stond dat hij vier boeken, drie weken te lang geleend heeft. Hij moest de boeken snel terugbrengen en: 12 euro boete betalen … hij had helemaal geen tegoed. Hij is een beetje onzeker over hoe ze bij de bibliotheek zullen  reageren. Van de laatste keer dat hij er was, kon hij zich nog herinneren, dat er veel grote kale mannen, in zwarte uniformen rondliepen. Hij  kan zich niet meer precies herinneren of ze ook een wapen droegen, of niet. Hij dacht van wel.
De hele weg van huis naar de bibliotheek, liep hij zichzelf een beetje op te fokken. Over de boeken, die hij veel te lang geleend had, over het geld, of het nou wel of niet op zijn rekening zou staan en over de mannen in die zwarte pakken, of ze nou wel of geen wapens hadden, misschien wel messen.
Toen stond hij ineens voor de Poffertjeskraam op de Botersloot en in één klap was hij alle sores vergeten. Hij stapte naar binnen bestelde slissend een grote portie poffertjes (eess sgrosse ssporssie sspossesstsjes) De serveerster begreep hem en hij nam er een kop koffie bij (dat wees hij aan).
 ‘Zeven euro vijftig,’ zei de serveerster. In zijn enthousiasme voor de poffertjes was hij ineens alles vergeten: dat hij zo sliste, dat hij op weg was naar de bibliotheek en dat hij geen saldo had. Met ingehouden adem stopte hij zijn bankpas in het betaalapparaat van de poffertjeskraam en … jawel hoor hij had weer saldo. Dat was een hele zorg minder. Alleen vroeg hij zich nog steeds af of de mannen in die zwarte uniformen nu wel of niet bewapend waren.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten