Om nu te zeggen dat het in Nederland slecht toeven is: ‘Nee, dàt beslist niet!’ Over het algemeen gezegd, hebben we het hier wel goed. Minder bedeelden uit andere landen komen niet voor niets zo graag deze kant op. Dat zouden ze beslist niet doen als het hier armoe troef zou zijn. Kortom: er komen talloze instromers, die een graantje van onze welvaart meepikken. Onder die vele instromers van diverse pluimage zit, volgens professor Okkie Wubbels, etno-geograaf aan de Universiteit van Groningen ook een groep kleine volwassen mannen (mannen onder de 1.68 m.) niet zijnde chondroblasten (dwergen, lilliputters).
De laatst jaren worden, met name uit de grote steden,
geluiden opgevangen van bewoners over kleine ergernissen, die steeds vaker
uitgroeien tot gevoelens van boosheid over misdragingen van deze kleine
volwassen man, ongeacht of deze nu autochtoon of allochtoon is.
Om misverstanden te voorkomen wil professor Wubbels hier nog
uitdrukkelijk vermeld hebben, dat de groep kleine vrouwen (onder de 1,68m)nog
nooit voor enige overlast heeft gezorgd.
Waarom is tegen deze groep kleine mannen tot op heden nog zo
niks ondernomen?
De minister van Binnenlandse Zaken, die tegenwoordig net als
iedereen op de kleintjes moet letten,
heeft Professor O. Wubbels de opdracht verstrekt eerst eens een low
budget onderzoek te doen naar de aard van deze overlast, alvorens tot
maatregelen over te gaan. Het resultaat is schokkend te noemen: de kleine man
(KM) wordt door deelnemers aan het onderzoek genoemd als:
Streber, valsspeler, druktemaker, vechtersbaas, oproerkraaier,
machtswellusteling, dwingeland, bluffer, elleboogwerker, haantje de voorste, gewelddadig.
Van de ‘onderzoeksgroep’ blijkt 80% autochtoon en 20%
allochtoon te zijn, wat overeenkomt met de hier te lande normale verdeling autochtoon
- allochtoon. Geen sprake is er derhalve van een allochtonenprobleem. Heel
opvallend is een van de uitkomsten van dit onderzoek, dat deze kleinen vrijwel
altijd alleen opereren. De overlast die ze veroorzaken is omgekeerd evenredig
met hun lengte. Vele kleinen maken één
grote geldt ook binnen dit vraagstuk.
De bezettingsgraad van onze ziekenhuizen in de onderzochte
gebieden lag vijf jaar geleden, voordat het KM-vraagstuk zich aandiende, 13%
lager. In psychiatrische verpleeghuizen
is de uitkomst veel schrikbarender: daar was de bezettingsgraad 20% lager! Ook
het ziekteverzuim in de bedrijven is ten gevolge hiervan gestegen. Het
ziekteverzuim was 5,4% nu, vijf jaar later 9,1%. In alle voornoemde gevallen is
er een duidelijk verband geconstateerd met de toename van het aantal KM’ers in woonbuurten
en bedrijven.
Het is, zo mag uit het onderzoek van professor O. Wubbels
wel worden geconcludeerd: het is niet zomaar een kleine groep in onze
samenleving. We hebben het hier over ruim één miljoen volwassen mannen, kleiner
dan 1.68 m. , die voor geen kleintje vervaard zijn en waar onderhand ruim
90% van de Nederlandse bevolking al eens
meer of minder last mee heeft gehad. Zowel geestelijk als lichamelijk.
(wordt vervolgd)