Ik ben boekhouder in een verzorgingshuis. Alle administrativo’s moeten één dag per jaar in de echte zorg werken. Dit jaar doe ik dat in zorgcentrum ‘Eindeloos’ in Nieuw Heeten, Overijssel. Op de verpleegafdeling. Normaal begin ik om negen uur; nu om zeven uur. Ben dan wel weer om drie uur klaar. Ik loop mee met Jokina, een vrouw uit Somalië; spreekt heel goed Nederlands. Vrijwel alle verpleegsters hier zijn zwarte vrouwen. Het lijkt wel of witte Nederlandse vrouwen dit werk niet meer willen doen. Misschien vinden witte vrouwen dit werk beneden hun stand, te zwaar of... te slecht betaald.
Mijn dag begint met het wekken van de vier vrouwen in kamer
zestien. Drie zijn er al wakker en ze lachen gelijk al vriendelijk naar me ... dat
heb ik toch maar mooi voor elkaar ... ze zijn alle drie dik in de tachtig maar
dat maakt mij niks uit ... blijkbaar zijn ze blij met me. Het wekken van nummer
vier, mevrouw den Ouden, gaat niet zo simpel. 'Komt door haar slaappillen,'
zegt Jokina. Pas nadat ik een washandje over haar gezicht gehaald heb, wordt ze
een beetje wakker. Tegelijk begint ze heel hoge gilletjes af te wisselen met
bijten in mijn hand; gelukkig heeft ze haar tanden nog niet in. ‘Ik wil niet. Ik
wil slapen,’ gilt mevrouw. Ze is drieënnegentig , kan niet meer zelfstandig
haar bed uit komen. Daar is de Sara voor: een tillift. Een hulpmiddel voor
verzorgenden om, zonder gevaar voor tilblessures, de cliënt van het bed naar een
stoel of rolstoel, naast het bed te tillen. ‘Au, au, au, gilt mevrouw, au, au,
au, nee, nee, ik wil niet, ik wil niet.,’ krijst ze alsof ze in een gevaarlijke
kermisattractie hangt. Ze wordt in haar rolstoel gezet en door Jokina naar de
badkamer gereden. De hele kamer ruikt inmiddels naar de ontlasting van mevrouw.
Ze blijft onbedaarlijk grienen.
Ondertussen haal ik haar vuile bed af en verschoon het. De
fresiaatjes naast haar bed hebben onderhand ook hun beste tijd gehad. De witte
bloemen zijn verwelkt. Het brakke water in het vaasje, giet ik in de wasbak.
Daar is mevrouw den Ouden al weer. In een schone nachtpon en een vrolijke roze
ochtendjas. De haren gekamd, de tanden in. Ze zit nog na te snikken van het
huilen van daarstraks. De Sara tilt haar weer haar bed in. Ik help met mevrouw op
haar zij te rollen. Haar pyjama schuift daardoor wat naar boven op.
Wat ik dan te zien krijg kan ik slecht verdragen: wonden,
hoog op haar bovenbeen. Zulke wonden heb
ik nog nóóit gezien. Die wonden maken me boos, verdrietig en onpasselijk
tegelijk. Zwarte gaten zijn het met de
omvang van een vuist … de gaten zijn ook zo dìèp als een vuist. Jokina behandelt die doorligwonden. Liefdevol,
met aandacht, heel zorgvuldig. Mevrouw den Ouden kalmeert er zichtbaar van. Ik
had wel eens wat over dat soort wonden gehoord, hoe erg het is en ook, dat het
voorkòmen kan worden, onder andere door regelmatige verandering van houding.
Maar preventie kost tijd en aandacht ... en door bezuinigingen blijft er
nauwelijks tijd over voor die noodzakelijke preventieve zorg. Doorligwonden; ik
zie ze vandaag voor het eerst.
‘Jokina, sorry, …. ik kan echt niet meer,’ stamel ik, ‘ik moet
gaan.’ Ze knikt naar me. ‘Ga maar, ik snap het … geef het wel door.’
Mijn respect voor de werker in de zorg, is door ‘dit ene dagje
echte zorg per jaar’ flink gegroeid! Het heel moeilijk en zwaar werk. …moet ook
veel beter betaald worden. Belachelijk dat een simpel boekhoudertje in de zorg meer
verdient.