donderdag 28 augustus 2014

DAMMEN

Normaal gesproken dammen we een paar potjes op de woensdagmiddag, Peter en ik. De ene keer bij, mij de andere keer bij hem thuis. Vandaag zou ik eigenlijk een thuiswedstrijd spelen maar het lijkt mij een beter idee niet binnen te blijven zitten Het is zalig weer!  Een eindje fietsen bijvoorbeeld, wat fruit en drinken mee, ja, dat lijkt me wel wat. En dan nemen we ook dambord en damstenen mee; wie weet kunnen we onderweg nog ergens, op een schaduwrijk plekje een potje doen.  (Want dammen doe je in ‘potjes’, toch?!)
Zo aan het eind van de ochtend word ik gebeld door Peter; ik durf d’r  om te wedden dat ie een rotsmoesje heeft: hij wil niet komen dammen … meestal geeft ie zijn vissen de schuld … let maar op.
‘ Jee, moet je eens luisteren, ik zit er eerlijk gezegd al de hele ochtend tegenaan te hikken maar ik vind het potdorie veelste warm om de godganse middag bij jou binnen te gaan zitten schuiven. Ik stel voor, Jee,  om gewoon eens een keertje over te slaan …  ik moet mijn vissen nu toch eindelijk weer eens een lekkere beurt geven; het is echt al veelste lang geleden dat ik hun aquarium schoongemaakt heb …. en ’s middags staat de zon nooit op het aquarium, lekker koel dus daar.  Sorry, Jee, volgende week weer dammen!
‘Peter, ‘ zeg ik, ‘groot gelijk, voor binnen dammen is het geen weer maar we kunnen ook … en dan vertel ik hem mijn ideetje voor deze middag. Peter is gelijk om.
‘Grandioos idee, Jee, ik ga gelijk wat spulletjes bij elkaar pakken … neem jij je damspel mee?’
Peter repte met geen woord  meer over zijn behoeftige vissen.
‘Nee, neem jouw damspel maar mee, jouw bord is wat steviger, stabieler. Zien we elkaar dan bij jou voor de deur om één uur?’
‘Okido, Jee, vergeet je je pet niet, met die kale knar van je, ha ha. Zonder gekheid, de zon is nog scherp hoor, je zit zo met een knalrode brandende kop. Hé, tot één uur.’

Het is nog ruim voor één uur als Peter al druk in de weer is rondom zijn mountain bike. Nu eens zit hij op zijn knieën, dan weer op zijn hurken, soms staat hij ook even op en loopt hij om zijn fietsje heen. Het lijkt wel alsof hij die fiets jaren niet gebruikt heeft. Hij controleert of er nog voldoende lucht in de banden zit; of zijn remmen het nog goed doen; of zijn stuur en zadel stevig vastzitten en of zijn bel het nog doet. Hij controleert zijn bel zo fanatiek, dat zijn vrouw ongerust naar beneden komt om te kijken of er wat aan de hand is.
Naast zijn mountain bike, op het trottoir, ligt nog van alles klaar voor onderweg: een bidon, een pakje brood, een banaan, bandenplakspullen, regenkleding en zijn fototoestel. Vóór Jee zich meldt, klaar om te vertrekken, heeft Peter alles al in zijn fietstassen gestopt.
‘Prima ideetje van jou, echt top, Jee! Ik ga nog even naar boven me verkleden… ben zo weer terug.’

Niet veel later is Peter weer bij zijn fiets, gekleed in een veel te strak kanariegeel wielrenshirt (rugnummer 1 …..) en dito wielrennersbroek, zo een met een zeemleren kruis. Verder behoort tot zijn outfit: een Ray Ban zonnebril, kekke schoentjes (met toeclips) en een grijze helm waar een klein grijs paardenstaartje eigenwijs onderuit wappert. Jee zou het liefst die outfit meteen driftig van zijn lijf rukken maar hij houdt zich in:
‘Kijk nou toch eens aan, uitslovertje dat je d’r bent! Kan dat nou echt niet een tandje minder, jongen? We gaan toch zeker vanmiddag de Mont Ventoux niet bedwingen!’
Peter grinnikt een beetje om de woorden van Jee. Nu, zo naast Peter staand, voelt  Jee zich opeens wat onzeker met  dat opoefietsje van hem, zijn  wapperende streepjesoverhemd, de kaki driekwartbroek, het Heinekenpetje op zijn kale kop en die grote, blote voeten in  Jezussandalen.

‘Luister eens Peter, wat natuurlijk kan … als ik nou boven een tafeltje haal, kunnen we toch ook, onder het genot van een drankje en een hapje, hier samen op straat een lekker potje dammen?’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten