Ruim van tevoren heb ik de kaartjes voor een retourtje Rotterdam – Avignon gekocht. Hoe eerder je de Thallys boekt hoe voordeliger. Het scheelt tientallen euro’s. Voor het eerst in vijf jaar ga ik naar het Theaterfestival in Avignon, in Zuid-Frankrijk. Dat is elk jaar de eerste drie weken van juli. Ik ben er sinds 1980 zo’n tien keer geweest.
Ik logeer altijd bij Claude (53). Ze woont vlakbij het
centrum van de stad. Ik mail haar of ik
weer kan komen. ‘Welkom’, mailt ze me. Tegelijk laat ze me weten dat ze dan nog
een gast heeft. Een vrouw uit Reims: Rachelle.
Ik vind het fascinerend om te zien, hoe die Thallys
moeiteloos alle auto’s op de Route du Soleil inhaalt, alsof ze stilstaan. In
zes uurtjes heeft de trein de afstand naar Avignon, 600 kilometer, overbrugd. Blindelings
loop ik naar Claude’s fraaie huis op de, Impasse Saurel 12a. Ze brengt me naar
mijn kamer en stelt me en passant voor aan Rachelle. Een leuke meid, lijkt me.
Ze loopt met een kunstbeen. Vier jaar terug was ze betrokken bij een
verkeersongeluk op de Route du Soleil. Ze was achttien. Met drie vriendinnen was
ze in een kunstig overgespoten Renaultbusje, op weg naar Montpellier, voor een
vakantiekamp.
Ze waren vlakbij Lyon, zitten gezellig te beppen en te geinen.‘Merde!
Merde! Onze chauffeur sprong zowat uit zijn vel. Een auto vòòr hem reed met een
slakkengangetje. Hij gooide zijn stuur om en onze bus sloeg over de kop. We
werden in ons busje heen en weer geslingerd. Onze auto eindigde op zijn kant. Mijn
vriendinnen konden er uit klauteren … ik niet … ik zat met mijn been bekneld … dat
been moest geamputeerd worden. Kijk: zó
zag ons busje er uit ná het ongeluk en zó ervòòr ….. wat is er’, vraagt ze,… ‘hé, wat is er!?’ Tu es si pâle! (Wat zie je
bleek!).
Juni 1998.
Rotterdam 28 juni 1998. In alle vroegte ben ik vertrokken
naar Avignon in Frankrijk. Het is nog rustig op de weg. Ik rijd niet harder dan
honderd. Sinds mijn crash, vorig jaar rijd ik al nauwelijks meer op de grote
weg. Met invoegen en passeren heb ik nog steeds veel moeite. Luid claxonnerend halen mijn medeweggebruikers
mij in.
Op de Route du soleil in de buurt van Lyon probeert de
chauffeur van een kunstig overgespoten Renaultbusje me op te jagen. Dat laat ik echt niet gebeuren. We
botsen bijna. Dat busje haalt me in en slaat over de kop. Meteen zet ik mijn
auto op de vluchtstrook. Ik ben in shock. Hoor gegil en gehuil. Het busje ligt
op zijn kant, bebloede meisjes klauteren uit de auto. Er komt politie; ze
vragen me niks. Ze sturen me weg van de vluchtstrook. Ik moet mijn auto een vrachtwagen oprijden en
word naar een benzinepomp gebracht. Vlak bij. Nooit meer wat gehoord van dat
ongeluk.
Vier jaar geleden? … eind juni 2002? … in de buurt van Lyon?
De schrik slaat me om het hart. Dat was
ik! Mijn schuld, dat ongeluk. Wat afschuwelijk, … haar been … Wat nu? Ik weet
niet wat ik over me afroep als ik haar zeg dat ik het was, die toen zo langzaam
reed. Als ik zwijg blijf ik me er schuldig over voelen. Vertel ik het haar dan verdwijnt
mijn schuldgevoel ook niet meteen maar ik ben dan tenminste eerlijk geweest.
Rachelle en ik bekijken het festivalprogramma voor vanavond.
Het wordt l’ Avare’ (de vrek) van
Mollière.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten