Posts tonen met het label mondhoek. Alle posts tonen
Posts tonen met het label mondhoek. Alle posts tonen

woensdag 26 juli 2023

ARTSEN

 Ik ben patiënt bij een huisartsenechtpaar. De man vind ik prettiger dan de vrouw. Echt groots is hij niet …  maar neemt de tijd voor je, is vriendelijk. Een paar keer maak ik mee dat hij zich niet kan beheersen. Zo maar ineens zit hij te vloeken! Ik vraag me wel eens af of hij Gilles de la Tourette heeft.

Mijn pink groeit krom. De dokter laat me foto’s maken en ik moet de uitslag doorbellen. De doktersassistente vindt dat het meevallen: ‘kijk het maar even aan’. Nou, ik kijk het even aan, tot die pink niet krommer meer kan.  Dat vertel ik de dokter. Dan staat hij gepikeerd op en zegt:  ’aankijken, even aankijken, u laat uw vinger, godverdomme, toch niet zo ‘alle jezus’ kromgroeien? Dan moet u  gewoon eerder bij me langskomen!’

‘Ja,’ zeg ik toen, wat geschrokken,‘ maar zeg dan hoe làng ik het moet aankijken, want als die foto’s gemaakt worden, is die pink al zo krom als een klein banaantje. Ik weet wel hoe het gegaan is, dokter. U heeft die foto’s destijds niet eens gezien. Als ik uw assistente erover bel, werpt ze een terloopse blik op die foto’s. Op eigen houtje adviseert ze me om het maar ‘even aan te kijken’. ‘Als ik het nog langer blijf aankijken , moet ik heel lang zoeken naar mijn pink.’

Het is duidelijk merkbaar: de dokter ‘not amused’. Een zenuwtje  trilt van zijn linker neusvleugel naar zijn linker mondhoek en tegelijkertijd knippert hij onregelmatig met zijn rechteroog.

‘Ik geef toe dat ik hier ‘kanker’ wat duidelijker over had kunnen zijn. God alle Jezus!! Ik zal u nu meteen verwijzen naar ‘tering!’ het ziekenhuis om uw pink recht te laten zetten.’

En binnen drie weken staat ie weer kaarsrecht.

De echtgenote ook arts. Met een schijnbaar vriendelijke toverfeeënglimlach haalt ze de patiënt op in de wachtkamer. Ze draait zich. Loopt naar haar spreekkamer. De glimlach heeft plaats gemaakt voor een asgrauwe blik. Pas als ze de patiënt van achter haar bureau weer aankijkt tovert ze de valse glimlach op haar gezicht. Het straalt er bij haar zo duidelijk  vanaf: wat een afschuwelijke baan heb ik! Maar: ik blijf lachen.

Als ik nog maar net bij dat huisartsenkoppel ben, neem ik haar meestal. Nooit heb ik iets bijzonders behalve die ene keer. Ze valt door de mand. Ik heb aambeien. Ik geef toe: geen appetijtelijk klusje voor een arts maar ik mag van een professional toch verwachten, dat ze dat aan kan. Ik heb het woord ‘aambeien’ nog niet uitgesproken of ik zie haar kokhalzen terwijl ze kortaf zegt: ‘Uw onderlichaam ontkleden en op de behandeltafel gaanliggen. Ik ben zo bij u.’

Jammer dat ik haar gezicht niet kon zien, toen ze mijn billen uit elkaar moest houden om mijn aambeien te inspecteren met haar zaklantaarntje in haar mond.

‘Kleedt u zich maar weer aan.’ ‘Het is niet verontrustend. Ik schrijf een zalfje voor. Na elke stoelgang dun smeren. Tot ziens. Als u last blijft houden, zie ik u terug.’

 

Terwijl ze dat zegt, kotst ze haar eikenhouten bureau onder. Enkele spettertjes belanden op mijn gezicht en mijn T-shirt.