Het is weer net als vroeger: nooit alléén maar wel àltijd eenzaam. Elke dag koppijn. M’n hoofd voelt aan alsof het twee keer zo groot is. In de krant lees ik alleen de sportberichten. Met name voetbal. Dáárvan vallen mijn ogen al dicht.
Eigenlijk is het niet alleen mijn hoofd, dat dubbel zo zwaar
aanvoelt. Ook mijn voeten. Mijn handen. Mijn benen. Precies weet ik het me niet
te herinneren maar dat gevoel van lamlendigheid van toen, lijkt veel op hoe ik
me nu voel.
Dan ben ik veertien en dagelijks omringd door mijn moeder,
drie zusjes, drie broertjes en op school door nog eens een stuk of dertig
klasgenoten. Ik ben blijven zitten in de
tweede klas van de hbs. Voor de meeste zittenblijvers is het makkelijk leren.
Je krijgt alle leerstof immers voor de tweede keer. Ik vind alles nog net zo
moeilijk … Ik heb er zwaar de pest dat
ik doubleer.
Ik ga vandaag maar weer eens naar Blijdorp. Waarom? …. Zou
niet weten. Uit verveling misschien. Ik laat de fietssleutels thuis. Ik wil niet
binnen een uurtje weer terug zijn en me de rest van de dag rot vervelen. Neem
wat boterhammen, een appel, een banaan, een flesje Fanta Orange mee; ook een een zak ongepelde pinda’s voor de apen.
Lopend ... traag lopend (ik kan niet anders) ga ik naar de dierentuin.
Ik ga een jaarabonnement kopen. Met de Rotterdampas. Kost dan zevenendertig
euro vijftig. De helft van normaal.
Ik ben tien en speel
‘paardje’ met Guusta, een vriendinnetje. Dat gaat zo: het midden van het
touw, van twee á drie meter, wordt in mijn nek gelegd, het linker uiteinde van
het touw gaat voorlangs over mijn linkerschouder, onder mijn linker-oksel door
en het rechter uiteinde van het touw gaat aan de rechterkant net zo. De twee
uiteinden van dat touw zijn dan teugels. Dat paard ben ik. Als een echte cowboy
laat Guusta de teugels vieren als het paard in zijn eigen tempo mag lopen. Mijn
vriendinnetje slaat het paard met de teugels (liefdevol) op zijn rug als het
harder moet lopen. Soms houdt ze teugels strak gespannen. Het paard lóót dan
wel maar komt nauwelijks vooruit. Zó loop ik dus naar Blijdorp. Zeker tien
anderen zijn vòòr mij aan de beurt, die komen ook voor zo’n voordelig jaarabonnement. Ik eet mijn
twaalfuurtje op een bankje voor de oude
ingang.
Vlak voor de kassamedewerkers aan hun lunchpauze toe zijn, ben ik aan de
beurt. Koop mijn jaarabonnement. Voor de
halve prijs.
Nog steeds met frisse tegenzin maak ik gebruik van mijn abonnement.
Op mijn gemak wandel ik van de oude naar de nieuwe ingang. Als ik nu aan die, slopende,
wandeling door Blijdorp terugdenk, herinner ik me alleen, die tergend-traag
herkauwende kameel, met beide lege bulten plat op zijn rug.
Hoe is het toch mogelijk, dat ik die dartele, frisse, speelse,
jonge ijsbeertjes, waar iedereen zo euforisch over is, gemist heb. Ik liep er net vlak langs. In trance … dat
moet wel.
Geen aap gezien ... pel die pinda’s en eet ze zelf maar op …
net buiten de nieuwe ingang …. had al een beetje trek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten