woensdag 11 augustus 2021

DEN BOSCH (2)

‘Birds without flight’(Vogels die noch kunnen vliegen, noch kunnen vluchten) is de titel van een act op het Boulevard-festival. Als bijschrift kreeg de act mee: ‘ de oorsprong van onze wereld zit in bladeren, breekbaar, kwetsbaar, toch in staat om terug te keren, weer tot leven te komen nadat ze eenmaal gevallen zijn in het ruige seizoen.’

‘Nou ja, geef mijn portie maar aan Fikkie,’ zei Paula nadat ze dat gelezen had. Rebecca, Toon en ik dachten dat we het wèl begrepen hadden, wij wilden de act wel eens zien die bij die poëtische woorden paste. In de aankondiging werd nog vermeld dat mensen die last hadden van claustrofobie deze voorstelling beter konden mijden.

‘Ik begrijp niks van die teksten en ik heb ook geen last van claustrofobie, dus ik wil die act toch wel eens zien,’ zei Paula. Ook Rebecca en Toon waren wel nieuwsgierig. Ik ook trouwens.  Voor vijf euro per persoon mochten we een kwartier de tent in waar het allemaal zou gebeuren. De voorstelling was voor twee personen dus lootten we om wie het eerst naar binnen zouden gaan. Tot grote opluchting van Toon en Rebecca werden Paula en ik dat. Het tentje stond propvol ficus benjamin planten en op een langgerekt ijzeren plateau, model patatsnijder, waren twee eenpersoons staanplaatsen aangegeven.

Daar stonden Paula en ik dan, geheel ingesloten door de planten. ‘Ooo, ik vind het nou al eng,’ zei Paula, ‘kan ik nog terug?’ Terwijl ze dat vroeg was de act al begonnen: de toegang tot de tent werd afgesloten en er klonk een zacht liefelijk muziekje. Langzamerhand werd het licht gedempt, klonk de muziek harder, stak er een zacht briesje op en vond Paula het nog wat enger worden. ‘Houd me hand  alsjeblieft vast?,’ vroeg ze me met een angstig stemmetje maar dat was niet mogelijk omdat we te ver van elkaar afstonden.

Stikdonker werd het op den duur in de tent, de muziek oorverdovend en het briesje kreeg orkaankracht; de bladeren van de planten sloegen tegen me aan en ik had moeite me in balans te houden op de wiebelende patatsnijder. Paula had het niet meer: ‘Ik wil eruit!’ schreeuwde ze, nog nauwelijks hoorbaar voor mij. ‘Rustig Paula, de storm gaat zo liggen!’ schreeuwde ik zo hard mogelijk terug, ik probeerde maar wat om haar enigszins tot bedaren te brengen.  Eerlijk gezegd voelde ik me zelf ook niet meer zo op mijn gemak in die tent. Ik maakte mezelf wijs dat het  theater was en dat de makers toch niet zo achterlijk zouden zijn om een levensbedreigende act neer te zetten. Paula stond op hooguit twee meter afstand van mij doodsangsten uit.  

Maar inderdaad al snel veranderde weliswaar heel geleidelijk de intensiteit van het licht, de muziek en de wind. De planten stonden nu weer roerloos  om me heen.  Nu de storm was gaan liggen rook ik een tropische bloemengeur ….jasmijn, leek het wel. Een rustgevend einde, hoewel dat blijkbaar niet zo voelde voor Paula.  Het huilen stond haar nader dan het lachen. Ze trok me met kracht mee de tent uit en eenmaal buiten pakte ze me stevig vast. ‘Heb ik blijkbaar toch claustrofobie,’ zei ze. Ze liet haar tranen de vrije loop.

Rebecca en Toon waren nu bijna aan de beurt: ’Was het zó erg?’ vroeg Toon lachend toen hij Paula’s tranen zag? Ik zei dat ik het  echt goed en soms ook spannend vond. Toon kende Paula al langer dan vandaag . Hij wist dat ze heel gauw van haar stuk gebracht was.

Toon en Rebecca kwamen een kwartier later gierend van het lachen de tent uit: ‘leuke act, fijne muziek, ogen dicht, de wind blaast door mijn haar, lekker ontspannend,‘ zei Toon; Rebecca leek het daar helemaal mee eens te zijn.    

  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten