Posts tonen met het label keukentafel. Alle posts tonen
Posts tonen met het label keukentafel. Alle posts tonen

donderdag 12 januari 2023

EEN STUKJE TAART.

 

Als ik wakker word is ze er niet meer.  Zij zit nog naar Netflix te kijken, als ik naar bed ga. Ze is gek op series. Thrillers, detectives, ze lust er wel pap van.  Soms zit ze wel tot vier uur ’s nachts te kijken. Niks voor mij. Gisteravond heb ik een taart gebakken voor haar verjaardag, vandaag. Tegen twaalven ging ik naar bed zoals gewoonlijk. Tussen zeven en acht uur ’s ochtends ben ik weer wakker. Zij ligt dan nog luid snurkend naast me. Normaal slaapt ze tot een  uur of elf. Maar vandaag dus niet. Ze is al uit bed. Haar deel van het dekbed is opengeslagen.

‘Ben je beneden, Riek?’ Geen antwoord. ‘Riek …. ben je beneden? Ik loop op blote voeten over de koude traptreden naar beneden. Ben alert op het minste of geringste geluidje. Het blijft muisstil. Het licht is aan in de keuken en de woonkamer.  Op de keukentafel staat een glas met opgedroogde sinaasappelvezeltjes. Verder ligt er een broodplank met daarop een bijna leeg pak knäckers en een half opgegeten dubbele knäcker met kaas. De keukenstoel is niet netjes onder de tafel teruggeschoven.

In de woonkamer lijkt er niks bijzonders te zien. Ze rookt als een ketter. Het hele huis stinkt naar die rook. Daar ben ik wel aan gewend. Net als aan de overvolle asbak. Ze heeft het inmiddels aan haar longen. Maar dat is voor haar nog geen reden om te stoppen. Ze hoeft niet zo nodig oud te worden.

 Het gordijn van de woonkamer is tot naast de tuindoor opengeschoven. De sleutel zit nog in de deur en die zit niet op slot. Ik open de deur. Kijk de tuin in. De kater van de buurvrouw sluipt stilletjes naar zijn eigen terrein. Het is half acht, donker, de straatverlichting is nog aan. Ik krijg koude voeten. Doe de tuindeur gauw dicht. Pak onder de bank mijn pantoffels.

Naast de asbak ligt een briefje. Het is van Riek.

‘Hallo Otto,

Als je dit briefje leest, zal je wel gemerkt hebben dat ik niet thuis ben. Ik ben vannacht,  met Louis, vertrokken naar een vakantiebungalowtje in Noord-Brabant. We hebben de bungalow voor een paar weken gehuurd.  Met Louis, van mijn leesclubje, ben ik nu een klein jaar bevriend. Met hem in mijn buurt  ben ik me gelukkig gaan voelen. Gelukkig, zoals ik in al die jaren met jou, Otto, jammergenoeg,  nooit ben geweest.

Dat het precies op mijn verjaardag is, dat ik deze stap zet, zal jouw zeker verdriet doen. Dat begrijp ik volkomen. Ik had ook al eerder met je over mijn gevoelens voor jou praten maar ik kon nooit de juiste woorden vinden.  Je zult vast wel begrijpen, Otto, dat ik niet meer bij je terug zal komen.

Sinds de dood van zijn vrouw, twee jaar geleden, woont Louis alleen in een ruim appartement. Met hem heb ik afgesproken, dat ik na onze vakantie bij hem in kan trekken. Ik neem over enige tijd nog wel contact met je op. Dan praten we er verder over.  

De lekkere taart die je gisteren voor mijn verjaardag  gebakken hebt, hebben we naar Noord-Brabant meegenomen. Die zullen we ons goed laten smaken.  Bedankt daarvoor. In de koelkast ligt nog een stukje  dat we voor jou hebben over gelaten.

Groetjes,

Riek (& Louis)’.

 

Otto schudt verbijsterd zijn hoofd, maakt een klein propje van het briefje en spoelt het door in de wc.

dinsdag 12 juli 2022

SITA, ONZE HOND (8).

 

Poes gaat er als een speer vandoor met een plakje cervelaat. Van mij mag ze; ik heb zelf meer dan genoeg gehad. Het is zuur voor Jee, Carola en de visite. Ik hoop dat ze ook van blote augurken kunnen genieten.

Als Carola die ‘snuggere’ kat met dat plakje cervelaat de woonkamer in ziet rennen, ja, dan gaan natuurlijk alle alarmbellen rinkelen. Ik duik zelf zo ver mogelijk onder de keukentafel … dicht bij enkele gevallen augurken … zodat dat ze me niet zullen vinden … ijdele hoop, want binnen de kortst mogelijke tijd ben ik zuur. Jee pakt me nogal fors bij mijn nekvel en zegt (onnodig hard):’Krijg je hier niet genoeg te eten Sita? Foei!’

Hij duwt me voor straf ‘een poosje’ de badkamer in … de badkamer … met die misselijk makende zeepgeurtjes … mensen zijn er dol op … niks voor mij. Een poosje noemt hij dat … pas als alle bezoek weg is, mag ik er uit.

‘Zho ondeuchend hontje, komw dl nou maal uijt … je zawl ownderhawnd wewl moewten piesen, hè, Sita…’.

Jee is straalbezopen … hij staat op z’n benen te tollen … en die moet dan met mij naar buiten … ik ben geen ‘dronkendroppies geleidehond!’. Zo lazarus als hij is, vergeet hij me mijn riem om te doen. Ik ren naar beneden. Jee waggelt achter me aan. Ik race naar mijn poepveldje langs de Rotte,  heb hoge nood. Terwijl ik daar zit te poepen dwarrelt een lekker luchie mijn neus in. Vanmiddag rook ik hier ook al zoiets. Kon het niet direct thuisbrengen. De geur wordt steeds iets sterker, ik weet geloof ik wat het is … het is: het rottend kadaver van een grote rat. O, wat ruikt dat zalig. Op die open gereten rat krioelt het van de maaien. Ik kan het niet laten om mijn neus in die krioelende maaienmassa te steken en al dat heerlijks  op te snuiven. Mijn kop en mijn oren wrijf ik er doorheen en ik ga er met mijn rug boven op liggen kronkelen … van voor naar achter … van links naar rechts … ook mijn flanken geef ik  een beurt … genieten is dat … ik voel die kleine maaitjes over mijn rug kriebelen. Nu ruik ik naar rottend vlees … naar ‘wild’, geen enkel wild beestje herkent mij nog als gevaarlijke jachthond … en dat is makkelijker jagen.

Jee trekt mij mee naar huis; hij is zo in de lorum, kan nauwelijks op zijn benen staan … hij loopt maar te snuiven ...heeft geen idee dat die stank van mij komt.

’Getver,  Carola, ruik jij dat ook? Ik word er zowat onpasselijk van.'

Carola weet gelijk die stank van mij komt. Ze zegt verder niks tegen Jee (die toch al uitgeteld op de bank ligt). Ze zet me in bad … ‘zit!’ zegt ze nog. Ze stikt bijna in mijn lucht. Het water dat ze over me sproeit is lauw.  Nee hè, wat doet ze nou? Gaat ze me insoppen met ei-shampoo … dat kan echt niet … dan hoef ik me voorlopig niet te vertonen aan de jongens van de buurt, want bij ons hoort een ei er juist níét bij.

‘Bah, viespeukíe’ …moppert Carola nog tegen me, terwijl ze me met een grote handdoek stevig staat droog te wrijven … best wel lekker trouwens.

 

(wordt vervolgd)