Als ik wakker word is ze er niet meer. Zij zit nog naar Netflix te kijken, als ik
naar bed ga. Ze is gek op series. Thrillers, detectives, ze lust er wel pap
van. Soms zit ze wel tot vier uur ’s
nachts te kijken. Niks voor mij. Gisteravond heb ik een taart gebakken voor
haar verjaardag, vandaag. Tegen twaalven ging ik naar bed zoals gewoonlijk.
Tussen zeven en acht uur ’s ochtends ben ik weer wakker. Zij ligt dan nog luid snurkend
naast me. Normaal slaapt ze tot een uur
of elf. Maar vandaag dus niet. Ze is al uit bed. Haar deel van het dekbed is
opengeslagen.
‘Ben je beneden, Riek?’ Geen antwoord. ‘Riek …. ben je beneden?
Ik loop op blote voeten over de koude traptreden naar beneden. Ben alert op het
minste of geringste geluidje. Het blijft muisstil. Het licht is aan in de
keuken en de woonkamer. Op de
keukentafel staat een glas met opgedroogde sinaasappelvezeltjes. Verder ligt er
een broodplank met daarop een bijna leeg pak knäckers en een half opgegeten
dubbele knäcker met kaas. De keukenstoel is niet netjes onder de tafel teruggeschoven.
In de woonkamer lijkt er niks bijzonders te zien. Ze rookt
als een ketter. Het hele huis stinkt naar die rook. Daar ben ik wel aan gewend.
Net als aan de overvolle asbak. Ze heeft het inmiddels aan haar longen. Maar dat
is voor haar nog geen reden om te stoppen. Ze hoeft niet zo nodig oud te
worden.
Het gordijn van de
woonkamer is tot naast de tuindoor opengeschoven. De sleutel zit nog in de deur
en die zit niet op slot. Ik open de deur. Kijk de tuin in. De kater van de
buurvrouw sluipt stilletjes naar zijn eigen terrein. Het is half acht, donker,
de straatverlichting is nog aan. Ik krijg koude voeten. Doe de tuindeur gauw dicht.
Pak onder de bank mijn pantoffels.
Naast de asbak ligt een briefje. Het is van Riek.
‘Hallo Otto,
Als je dit briefje leest, zal je wel gemerkt hebben dat ik niet
thuis ben. Ik ben vannacht, met Louis, vertrokken
naar een vakantiebungalowtje in Noord-Brabant. We hebben de bungalow voor een
paar weken gehuurd. Met Louis, van mijn
leesclubje, ben ik nu een klein jaar bevriend. Met hem in mijn buurt ben ik me gelukkig gaan voelen. Gelukkig,
zoals ik in al die jaren met jou, Otto, jammergenoeg, nooit ben geweest.
Dat het precies op mijn verjaardag is, dat ik deze stap zet,
zal jouw zeker verdriet doen. Dat begrijp ik volkomen. Ik had ook al eerder met
je over mijn gevoelens voor jou praten maar ik kon nooit de juiste woorden
vinden. Je zult vast wel begrijpen, Otto,
dat ik niet meer bij je terug zal komen.
Sinds de dood van zijn vrouw, twee jaar geleden, woont Louis
alleen in een ruim appartement. Met hem heb ik afgesproken, dat ik na onze
vakantie bij hem in kan trekken. Ik neem over enige tijd nog wel contact met je
op. Dan praten we er verder over.
De lekkere taart die je gisteren voor mijn verjaardag gebakken hebt, hebben we naar Noord-Brabant
meegenomen. Die zullen we ons goed laten smaken. Bedankt daarvoor. In de koelkast ligt nog een
stukje dat we voor jou hebben over
gelaten.
Groetjes,
Riek (& Louis)’.
Otto schudt verbijsterd zijn hoofd, maakt een klein propje
van het briefje en spoelt het door in de wc.