De vrouw is nog redelijk slank. Ze heeft roodbruin lang haar en haar bleke gezicht is bedekt met sproeten. Ze draagt een spijkerjasje en een zwart-wit gestreepte, strak zittende broek. Haar man schat ik op 180 kilo, hun veel te dikke dochtertje van drie á vier jaar oud heeft een rond gezichtje met fors uitpuilende wangen en daartussen een opvallend varkensneusje. Ik zit in de wachtruimte van de prikkamer van het ziekenhuis. De vader kan nog net twee stoelen voor zichzelf bemachtigen. Het meisje schuift achter het kinderbureautje, pakt kleurpotloden, kleurboek en gaat aan de slag. Moeder trekt zich met een maandverbandtasje enigszins schichtig terug op het toilet, dat grenst aan de wachtruimte.
De oversizede vader straalt een weldadige rust uit. Zijn
dochtertje kleurt en neuriet alsof het thuis is, vader streelt haar, liefdevol
glimlachend over haar halflange blonde haar. De man maakt een krachtige en
verzorgde indruk; is goed gekleed … zijn XXXL pantalon en dito geruit overhemd kleden
hem bijzonder af … zijn weinige haar is strak op zijn hoofd gekamd.
Moeder komt terug, pakt een stoel en gaat achter haar dochter
zitten. Vader en moeder wisselen een blik van verstandhouding … ook naar zijn
vrouw heeft hij die zachtaardige liefdevolle aandacht.
“Er zijn er nog een heleboel voor je, hoor!” zegt een andere
wachtende, die blijkbaar niet tegen stilte kan. Want elke minuut kreunt hij dat
het wel erg lang duurt …….en dat het wel heel langzaam gaat allemaal. Hij
probeert geregeld oogcontact te maken met medewachtenden. Maar de meesten
zitten niet om een lulpraatje met hem verlegen.
“Die heeft nummer zeventien’, zegt de gehandicapte vrouw
luid lachend tegen haar begeleidster, als een zwaar opgemaakte dame, met een
vers, parmantig permanentje haar nummertje trekt. “Die zal nog even geduld
moeten hebben, hi, hi.”
Die mevrouw met nummer zeventien ziet gelijk wat voor vlees
ze in de kuip heeft en vat de opmerking als een lolletje op. Ze gaat tegenover
haar zitten.
‘Ja, ik heb nummer zeventien. Welk nummer heeft u
eigenlijk?”
“Ikke … eh … ik heb nummer twee en ik ben lekker zo aan de
beurt!”
“Zullen we van nummertje ruilen?”
“Neeeee, u denkt toch zeker niet dat ik gek ben?”
‘’Maar natuurlijk denk ik dat niet’’ en meewarig lachend
vist ze een Privé uit de oudbakken leesportefeuille op het lectuurtafeltje
naast haar.
Ik heb nummer één; ben nu aan de beurt. Het bloed spuit
gretig de buisjes in. Ik moet me elke drie maanden laten prikken. Daaruit moet dan
blijken of m’n nieren en mijn schildklier het nog wel goed doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten