maandag 11 maart 2024

STATIEGELD.

Het litteken ontsiert mijn bovenbeen sinds 1959, het jaar waarin Sparta kampioen werd. Ik werd dat jaar negen. Elke maandag na een thuiswedstrijd van Sparta, gingen mijn vriend Anton en ik naar het Kasteel. We klommen een hek over om ònder de ere-tribune, lege flessies te verzamelen. Voor het statiegeld. Die maandag, de dag na Sparta – Feijenoord, nam ik een stel grote boodschappentassen mee. Helemaal op mijn gemak voelde ik me niet. Het was toch jatten van Sparta. Onder het hoge, houten, schuin oplopende dak van die tribune was het akelig donker. Elke keer als Anton een flesje lawaaierig in een tas gooide, hoopte ik dat niemand het zou horen.



Alle tassen waren vol. Bij elkaar hadden we nu zeker tien gulden. We vonden een goeie plek om het Kasteel weer uit te komen. Over een gevaarlijk hek. Anton klom er makkelijk overheen.
“Geef die tassen maar aan mij en kom dan zelf’, zei Anton. ‘Ik vang je wel op.” Naar boven, geen probleem. Maar halverwege de afdaling verloor ik mijn grip op het hek. Een halve meter viel ik naar beneden. Met de binnenkant van mijn dijbeen bleef ik in een grote scherpe punt van dat hek hangen. Een metertje boven de grond. Gelukkig kon ik voorkomen, dat ik achterover op straat zou kukelen. Mezelf omhoog trekken lukte niet. Ik stierf van de pijn. Het lukte Anton niet om mij van het hek af te tillen. Met de tassen vol flessen rende hij weg en riep: ‘Ik ga hulp halen’.


Lange tijd hing ik daar te jammeren. Geen Anton te zien.
Daar kwam iemand mijn kant op: de man met te korte armpjes en beentjes. Het mikpunt van de pestapies uit de buurt. We riepen ‘kippenpoot’ naar hem en renden laf weg, als hij boos achter ons aankwam.
“Waarom nou net hij?” dacht ik.
"Wat zit jij daar nou te jammeren?
“Help me alstublieft,’ kermde ik.
Hij beet me toe: “Blijf maar lekker zitten! Je zit daar goed, vuile pestaap!” Driftig beende hij weg.


Maar hij bedacht zich. Kwam weer naar me toe. Met zijn korte, stevige armpjes tilde hij me van de punt. Met zijn sjaal bond hij de hevig bloedende wond af en bracht me naar mijn huisarts. Die hechtte de wond. De kippenpoot leverde me thuis af. Hij aaide me even over mijn hoofd en liet me alleen.


Anton heeft me gewoon laten stikken. Heel lullig. Toen ik voor het eerst weer op school was, kwam hij naar me toe: “Hier, hebbie een gulden … van die flessies nog”.

“Steek die gulden maar in je reet, klootzak!”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten