maandag 25 maart 2024

FAAS.

Tot half elf ben ik bij Ray, een maat van me. Zestig is hij. Een kleine driftkikker. Een ouwe zeebonk, met een lange grijze paardenstaart. Geboren in Liverpool. Voetbalgek, supporter van Sparta en Liverpool. Hij bleef in ‘the eighties’ in Rotterdam hangen. Trouwde er met een vrouw uit Crooswijk. Hij zoop te veel naar haar zin, daarom trapte ze hem er uit. Sindsdien woont hij in het Oude Noorden. Op het Zwaanshals. Twintig jaar inmiddels al. Café Faas was voor hem veel te dichtbij ... in de laatste twee decennia van de vorige eeuw was hij zowat vierentwintig uur per dag lazarus. Zowel op zijn werk, thuis als op straat. De laatste tien jaar staat hij droog. Leeft sober in een lief klein huisje. Hij betaalt nu alleen wel de tol van zijn losbandige leven van destijds. Luchtwegen, hart, benen functioneren dermate belabberd, dat hij zich, met grote tegenzin, met een rollator moet voortbewegen.



’t Is nog te vroeg om al naar huis te gaan. Nog effe naar Faas. Daar tref ik ouwe vrienden Piet, Tom en Ellie aan. Tom is een leuke goser, drummer/alcoholist. Als ie niet zo veel zou zuipen zat ie zomaar lekker een beetje te slaan in een top-band als The Golden Earring. Piet en Ellie, een stelletje uit het Brabantse Dongen. Piet vindt zich een hele Piet … staat nogal eens stoer te doen, kleinerend tegen zijn vriendin Ellie, alsof ze maar een dom blondje is (terwijl ze prachtig lang zwart haar heeft). Ellie kijkt dan maar wat gegeneerd weg. Maar ‘f*ck you’ Piet. Als Ellie de kans krijgt ligt ze wel volop te genieten bij mij tussen de lakens.


Piet bood me gul een biertje aan maar ik was na de limonadesiroop bij Ray echt toe aan wat stevigers. Een kopstoot bijvoorbeeld. De borrel betaalde ik zelf.


Mijn vriendin, Carola, vertelde me nog dat Piet laatst met een smoesje aan de deur kwam. Hij wist zogenaamd niet dat ik voor mijn werk een paar dagen ‘op cursus’ was. Hij probeerde haar gewoon te schaken. Verder dan een kansloos verloren partijtje dammen kwam hij niet.


Hij vond het leven mooi op het Brabantse land … Carola vond hem er naar stinken.


Ik was veel te lang in café Faas blijven hangen. Tollend, wankelend, struikelend, ‘bewoog’ ik me voort tot 'het beeld uitviel' ... ik hoorde op een gegeven moment iemand iets zeggen. Een vrouwenstem, die anders klonk dan die van mijn vrouw. ‘Weet je wel hoe laat het is, pik?’ (’t Is mijn zus!) Ze geeft zelf antwoord: ’Half zeven, maar dat geeft niks, schat. Ik ben altijd weer blij je te zien. Kom binnen; ga liggen. Ik bel Carola wel even. Ze zal wel ongerust zijn'.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten