dinsdag 19 maart 2024

SMEERLEVERWORST

Ik woon hier nu bijna negen jaar. Toen ik mijn appartement huurde in september 2015, werd er gefluisterd dat er beneden mij een drugsdealer woonde. Hij moest een norse man zijn, normaal postuur, kaal, zwijgzaam, grijs baardje, altijd in het zwart gehuld en vaak met alcohol in de weer. Daar schrok ik wel even van, want dat ‘signalement’ is het toonbeeld van mijzelf. Het klopte precies. Met uitzondering van de alcohol dan, want in die tijd dronk ik, in verband met mijn medicatie, voornamelijk koffie, thee, tonic en melk.


Een gewaarschuwd man telt voor twee. Vandaar dat ik hem al in een vroeg stadium ging vragen of hij misschien last had van mijn stofzuigen. ‘Welnee man, dat interesseert me geen reet. Ik ben zo doof als een kwartel . Als je d’r zin in heb maggie ook bij mij komen zuigen’.

Ons gesprekje duurde hooguit een halve minuut. Toen duwde hij zijn deur, wat schuwig, in het slot. In de gauwigheid was me opgevallen, dat daar binnen op de grond, een blaadje met stukjes brood met smeerleverworst stond.


Ik woonde er ongeveer een half jaar, toen ik heel vroeg in de ochtend gewekt werd door geschreeuw en gebeuk. Een politie-inval. Het was maart 2016. Ik heb mijn buurman hier nooit meer gezien. Van andere buren hoorde ik, dat hij zijn woon- en slaapkamer had ingericht als wietplantage. Alles wat naar wiet rook was door de recherche meegenomen en vernietigd.


Wat niemand mij echter wist te vertellen, was, dat hij er ook een klein hondje (een dwergpinchertje) op na hield. Kort na die ramsessie van de politie, zat dat kleine beestje te rillen en te piepen voor mijn deur. Baasje pleite, huis gemold en geen bord met eten. Wat moet je dan met zo’n beestje? Liet hem maar zo lang binnen. Wodan noemde ik hem, omdat ie zo klein was. Schuw dat ie was. Janken. Hij durfde m’n huis niet uit. Bibberen. Als ie moest poepen of piesen ging ie (meestal)staan krabben aan de balkondeur. Verder was hij zó braaf. Lag altijd netjes in zijn schoenendoos met lapjes stof. Ik gaf hem precies te eten wat hij ook bij zijn baasje kreeg: stukjes brood met smeerleverworst. Elke dag prakte ik een van mijn lorazepammetjes door zijn smeerleverworst. Hij bleef rillen ... maar 't werd steeds minder. Na zes weken was die kleine, lieve schat, uit zijn lijden verlost. In zijn slaap. Dat wel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten