zaterdag 23 maart 2024

NAMEN NOEMEN,

De les begon zoals op alle eerste schooldagen, met het opnoemen van onze namen. Als je naam werd genoemd moest je naast je bankje gaan staan, je naam herhalen en even blijven staan. Volgens onze klasselerares, bleef ik te kort staan. Ik moest het overdoen. Toen ging het helemaal niet meer. ‘Ga maar zitten,’ siste ze.

Ik deed het te gehaast. Ik kreeg ook altijd een rood hoofd als ik in het middelpunt van de belangstelling stond …had ook een stomme naam … Fedor Fladerus, niemand had twee van zulke stomme namen, Fedor … en dan … Fladerus, hoe verzin je het. Stom gekleed was ik ook: … een voor augustus veel te warme, door mijn moeder gebreide pullover, die stonk naar azijn … ik was de enige gelukkig, die dat rook, tenminste dat hoopte ik. Een broek die te kort was voor een lange broek en te lang voor een korte broek … een slap ziekenfondsbrilletje … jezus-sandalen, terwijl het regende dat het goot en dan ook nog spierwitte kuiten.


In de klas werd ik zo, op de eerste schooldag al, uitgelachen, door een stelletje minder pientere zittenblijvers. Alsof zij zo slim en bijdehand waren. Suf gelulde zombies waren het. Wat me heel erg tegenviel was dat de klassejuf, met die zombies zat mee te giechelen. Toen ik bij de tweede keer niet meer wist hoe ik van achteren heette, liet ze me pesterig een paar minuutjes staan nadenken. ‘Fladerus heet je en ga nu maar zitten Fedor. Goed onthouden, hè?!’

Ik zweette als een otter, op mijn voorhoofd, mijn nek, mijn rug. Die azijn-pull over had ik achteraf gezien beter uit kunnen laten.

Ik was bang dat de jongens, die achter me zaten, aan mijn broek konden zien dat ik daar ook zo had getranspireerd. Toen ik weer moest gaan zitten voelde ik vlug, zo onopvallend mogelijk even van achteren aan mijn broek … en ja hoor … het was door en door. Net of ik in mijn broek geplast had, maar dat kon natuurlijk helemaal niet op die plek.


De juf stelde me na het namen noemen nog een vraag. ‘Hoeveel landen zijn er in de hemel, Fedor?’ Ik klapte gelijk dicht. Angstig tussen helse treiterkoppen.
Ik dacht: ‘De hemel is één land en toch ook weer géén land. Het is een land zonder de echte tegenstander van leven: angst’.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten