zaterdag 15 oktober 2022

EEN PLOFBUIK, EEN DIKKE SIGAAR EN EEN BORREL>

‘Ieder mens heeft een beetje behoefte aan zelfdestructie’. Het klinkt raar, dit citaat van de schrijver Arnon Grünberg.

Hoe zou dat nou bij mij zitten? Hoe ben ik zelf bezig met me stukje bij beetje  te vernietigen. Eigenlijk door na elke inademing, weer uit te ademen. Zo doende zal mijn lichaam op de (heel) lange duur wel uitgewerkt raken … als een kaars opbranden … dood gaan dus … van leven ga je nu eenmaal dood; zo simpel is dat … niks bijzonders, toch?.

Wanneer Grünberg zegt, dat we allemaal wel behoefte hebben aan een beetje zelfdestructie, bedoelt hij, denk ik, dat we het allemaal een beet je nodig hebben om dingen te doen, waarvan we  wel weten, dat ze slecht zijn voor onze gezondheid … maar we doen het toch.

Zo heb ik mijn opa, de vader van mijn moeder,  nooit anders gezien dan met een enorme plofbuik, een sigaar in zijn mond en een jonge borrel in zijn hand. Zowel veel eten, roken, als alcohol drinken worden vrij algemeen beschouwd als  een gevaar voor de gezondheid, ‘een beetje destructief’ dus. Die ouwe viespeuk is daarmee nog 97 jaar geworden! Is het dan misschien zo, dat toegeven aan slechte gewoontes, meer weerstand geeft tegen kwetsbaarheid in het algemeen en tegen het met de jaren achteruit gaan in het bijzonder? Dat zo'n leven dan bijna nog kan reiken tot de honderd, zoals dat van mijn opa!

Hierboven noem ik mijn opa een ouwe viespeuk, omdat hij niet met zijn poten van zijn kleinkinderen af kon blijven. Geen jongetje of meisje in de familie was veilig. Wie hij te pakken kon krijgen, misbruikte hij. Hij riskeerde een flinke straf. Helaas is er  nooit aangifte tegen hem gedaan. Zijn vijf dochters hebben hun vader dat niet willen of durven aandoen. Misschien waren ze zelf ook slachtoffer, wat me niks zou verbazen. Hij had het verdiend om aan de schandpaal genageld te worden … maar mijn moeder en vier tantes zwegen.

Op zich was opa’s behoefte aan dit voor hemzèlf destructieve gedrag eerder vernietigend voor de kleinkinderen die hij dit allemaal aandeed. Kinderen (ik was negen toen hij mij aanrandde) schijnen er later veel last van te kunnen krijgen. Ik ben me er tot op de dag van vandaag overigens niet van bewust dat ik door dat misbruik erg beschadigd ben. Met mijn neven en nichten heb ik het er nooit over gehad. Bij mijn broers en zussen (ik ben de oudste) heeft opa de kans niet gekregen. Mijn moeder heeft ze consequent ver bij hem weg gehouden.

Soms denk ik, een beetje zelfdestructief wel, aan die opa terug ... met verachting. Hij is er veel te makkelijk mee weggekomen, met zijn vieze, korte, dikke, harige worstvingertjes.

 (uit: ‘Ja Zuster Nee Zuster’: Mijn opa, mijn opa, mijn opa …  wàt een vieze  pedo is hìj! )

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten