Een vrouw met een niet alledaags, propperig lijf en een Elisabeth Taylor-achtig gezicht zit opeens naast me te spinnen. Voor het eerst, want ík heb haar hier nooit eerder gezien. Bovendien kan ze nog maar net bij het stuur met die korte armpjes van haar doordat het zadel te ver naar achteren staat. Jean, de spincoach ziet dat het zo niet goed gaat. Hij helpt haar met het instellen van de fiets op haar afmetingen. Angst voor lichamelijk contact heeft hij niet. Kan natuurlijk ook niet in zijn functie. Met wat zachte druk van zijn hand op haar rug beweegt Jean haar bovenlichaam iets naar voren, hij strekt haar linkerarm een beetje en stelt de hoogte van haar stuur in, swingend en ‘smilend’.
Ongetwijfeld geïnspireerd door Jean, begint ‘Proppie’ naast
me dansbewegingen te maken op haar fiets. Onze blikken kruisen elkaar als ik
lach om dit ‘geïmproviseerd sportballet’.
Ze is echt omgekeerd evenredig aan de meeste andere spinsters
hier. Die hebben aerodynamische kleding
en bijbehorende lijven. Strakke sportkleding over slanke afgetrainde lijven. Met
haar slobbertrui, haar veel te kort
afgeknipte, verwaste broek en haar afgetrapte gympen is ze hier duidelijk een
dissonant. Toch zie ik niemand, die net zo opgewekt op de pedalen staat als zij.
‘We gaan bergopwaarts,’ zegt Jean, ’draai weerstand bij. Je
moet nu pijn in je bovenbenen gaan voelen. Kom op! Nog steiler. Hop! Hop! Hop! We
zijn bijna op de top! Twee minuten en dan bergafwaarts.’
Ik werp even een vluchtige blik naast me en zie dat ‘Proppie’
nog net zo fris op haar fietsje zit als
aan het begin van de training. Haar grote bruine ogen kijken mij lachend (of is
het spottend?) aan.
Na de training staan we aan de bar. Ondanks haar geringe inspanning
heeft ze een gezonde blos op haar wangen. We drinken thee en praten wat. In
Zuid woont ze, al zeven jaar. Mina heet ze. Ze is 48. Ik zeg niks maar ik schat haar zeker tien
jaar jonger.
‘Hard trainen is wel goed,’ zegt ze,’ maar ik doe niet alles
wat Jean zegt. Ik luister goed naar mijn lichaam. Na de training wil ik ook nog
kunnen bewegen.’
Ze is openhartig. Mina gaat drie weken naar Iran, Teheran. Ze
gaat haar oogappel bezoeken, haar jongste broer Heydar. Hij is 7 jaar jonger
dan zij. Mina is als een moeder voor hem. Hij woont in een inrichting voor
verstandelijk gehandicapten.
Het zal voor haar geen prettige vakantie worden daar. Woedend is ze over de dood van de 22-jarige studente Mahsa Amin . Zij
overlijdt ten gevolge van haar gewelddadige arrestatie. Haar hoofddoekje zit
niet zoals het hoort. Mina gaat daar meedoen aan de protesten tegen het vrouwvijandige regeringsbeleid.
Ze is van plan demonstratief haar hoofddoek te verbranden en een stuk van haar
haar af te knippen. Bang is ze absoluut niet voor die religieuze trollen.
Succes! Maar pas goed op jezelf, Mina!.
Zal ik haar ooit nog eens terugzien op de sportschool?