Posts tonen met het label oversteekplaats. Alle posts tonen
Posts tonen met het label oversteekplaats. Alle posts tonen

maandag 5 juni 2023

DE PROFEET.

 Arina staat bij de oversteekplaats, auto’s stromen onophoudelijk voorbij. Nog steeds zijn hier geen stoplichten geplaatst. Het aantal ongelukken en bijna ongelukken hier is  niet meer bij te houden. Linda, Arina’s vriendin staat nu al zeker al een kwartier aan de overkant op haar te wachten. Ze zijn op weg naar boekhandel Krokant om de boekenbon die Arina van een neef voor haar verjaardag heeft gekregen te verzilveren. Gelukkig is het weer goed. Van de grote hoeveelheid uitlaatgassen krijgt Arina het benauwd.  Ze is vanaf haar geboorte astma-patiënt. Haar ouders hebben heel wat met haar te stellen gehad. Vooral als ze zich druk maakte, doorgaans over futiliteiten, kon ze driftaanvallen krijgen, die overgingen in hoestbuien, waardoor haar ademhaling enkele seconden, soms tientallen, stokte. Je kan gerust stellen dat ze dan zowat op apegapen lag. Door op haar ruggetje te kloppen kwam Arina dan weer bij. Maar de schrik zat er goed in, bij haar moeder vooral. Haar vader haalde doorgaans zijn weinig imponerende schouders op over haar gedrag. Aanstelleritus noemde hij het.   

Ondertussen was er eindelijk een eind gekomen aan de stroom auto’s. Linda is aan de overkant in gesprek geraakt met een manspersoon. Zij poseert inmiddels voor hem in allerlei standjes. Hij moet  fotograaf zijn. Als Arina helemaal is overgestoken laat hij er geen gras over groeien en vraagt aan Arina of zij ook voor hem wil poseren. Dat is het laatste waar zij zin in heeft. Er is toch al zo veel tijd verloren gegaan aan dat wachten voor die oversteekplaats. Maar Harry laat zich niet met een kluitje in het riet sturen. Als een paparazzi schiet hij brutaal enige foto’s van de fotogenieke welgevormde Arina.  Ze besluit niet tegen hem te ageren;  troont haar vriendin mee naar Boekhandel Krokant om haar boekenbon te verzilveren.

Aanvankelijk is ze van plan het nieuwe boek te kopen van Lucinda Riley: ‘Zon’, het zesde deel van de ‘Zeven zussen serie’. Er lagen vijftien exemplaren op een tafeltje. In de luttele minuten dat Arina lukraak wat passages in ‘Zon’ aan het lezen is, worden door gretige klanten zomaar zes boeken van de Lucinda Riley-stapel gegrist.

Linda ziet niks of niemand, ze is geheel en al verdiept in haar favoriete strip ‘Vrouwen in het wit’, waarvan ze er thuis al dertien heeft liggen.

Arine raakt niet echt geboeid door ‘Zon’. Dat komt mede, doordat uit een boekenkast rechts van haar een vrij dik boek met een opvallend felgekleurde  rug haar aandacht trekt. Ze legt Lucinda Riley terug op de stapel.

Er gaat een aanzuigende werking op haar uit van dat andere boek. Als ze op oogafstand staat ziet ze dat het boek  is getiteld ‘de Profeet’. Ze leest wat poëtisch- futuristische passages, die ondersteund worden door kleurrijk bewerkte illustratieve foto’s. Met haar boekenbon kan ze een boek van 40 euro  kopen maar voor dit boek legt ze er graag een tientje bij.

‘O’, zegt Linda, als ze ziet wie ‘de Profeet’ geschreven heeft, ‘zo heet die kerel die me bij die oversteekplaats fotografeerde toevallig ook’.   

  

zondag 30 oktober 2022

SUFGELULD

Op de markt zie ik in de verte mijn oud-collega Ruud lopen. Hij is lang. Ik denk zo’n 1.87 m. Hij steekt met kop en schouders boven de winkelende menigte uit.  Zelf ben ik trouwens ook geen kleintje: 1.85. Dus ook ik steek er een beetje boven uit. Ruud móét mij gezien hebben,  al hoop ik van niet. Er zijn van die dagen, dat ik gewoon niemand hoef te ontmoeten. Dat  ik het liefst helemaal bij mezelf kan blijven. Ik draai me om en loop terug. Af en toe kijk ik om. Ik zie Ruud niet meer. Zou hij dan van de markt af gegaan zijn? O, neen, daar is ie al weer. Hij  stapt net onder een kraampje vandaan, zal daar wel wat gekocht hebben. Ik loop stug door. Terug naar waar ik mijn fiets aan een lantaarnpaal vat heb gezet.

Ruud is met een oudere dame en een meisje van een jaar of zestien. Nu herinner ik het me weer: iemand vertelt me dat Ruud getrouwd is met een vrouw, die zestien jaar ouder is dan hij. Ze móéten trouwen. Dat meisje dat bij hen loopt is natuurlijk hun kind. Ruud moet nu onderhand veertig zijn. Zo, dan is zijn vrouw dus zesenvijftig.  Op een afstandje is het nauwelijks te zien dat zij zoveel ouder is. Ze lopen nu in de richting van de oversteekplaats op de Meent. Alle drie dragen ze een kleurloos plastic zakje met wat marktspul. Ruud en zijn dochter eten een banaan. Ruud móét me straks herkennen. Hij loopt vlak langs me heen. Bij mijn fiets, aan die lantaarnpaal. Maar nee, hij loopt gewoon door. Hij gooit nota bene vlak bij mijn voeten zijn bananenschil in een rioolput  en loopt rustig verder.

Nu hij zo dichtbij is, wil ik hem toch even spreken.

‘Hé Ruud, Ruud, ken je me niet meer?’

‘Neen, geen flauw idee,’ zegt hij ‘maar verras me eens, wie ben je dan wel?

‘Ik ben Ad, Ad van Spangen.’

‘Sorry, man maar ik ken geen Ad van Spangen.’

‘Nee, Ruud, ik heet ook geen Ad van Spangen, ik heet Ad, en mijn achternaam is Wander maar we hebben drie jaar lang met elkaar gewerkt in de wijk Spangen, weet je nog?’ zeg ik.

‘O ja, nou weet ik het weer! Jij bent Ad, die kale ouwe lul, die suf gelulde. Als ik daar aan de slag ga, zit je maar een beetje naar de toetsen van je typemachine te staren. Maar dat is gauw afgelopen, weet je nog?. Binnen twee weken heb ik je aan het werk gezet: het eerste wat we gaan doen is samen onze werkruimte een opknapbeurt geven. Was een uitstekend begin. Okee Ad, hoe is ’t met jou,  jongen?’

Ik weet  dat Ruud niet zo lang in Spangen gewerkt heeft. Hooguit drie jaar. Hij is dan met vrouw en dochter verhuisd naar Enschedé.

Het is nu, van zo dichtbij, wel heel goed te zien dat Ruud zijn vrouw niet meer de jongste is. Ze heeft al behoorlijk wat rimpeltjes in haar gezicht. Maar …  eerlijk is eerlijk: hun dochter is een schoonheid. Moeder en dochter lopen alvast zachtjes verder.

‘Met mij gaat het goed, hoor,’ zeg ik ,’ en jij? … lekker dagje uit in Rotterdam met je schoonmoedertje en je dochter?’

 ‘Ja, ik ben wel lekker een dagje uit in Rotterdam … maar néén Ad, dat is niet mijn schoonmoedertje maar ……. ‘

‘Ja, dat weet ik toch wel, … geintje. Kan je toch wel tegen, hé Ruud?’