Posts tonen met het label weerskanten. Alle posts tonen
Posts tonen met het label weerskanten. Alle posts tonen

dinsdag 13 juni 2023

NAAKT RECREËREN

Ik loop met mijn hond Brio het bos in. Hij stuift onmiddellijk op de niets vermoedende konijnen af. Het is nog vroeg, half negen in de ochtend. De lucht is strak blauw. Het wordt vast en zeker 30 graden. Aan weerskanten van het voetpad zitten op de grasperken, her en der verspreid, groepjes mensen op kleden, sommige mensen hebben een slaapzak om zich heen geslagen. Zij hebben waarschijnlijk de nacht hier doorgebracht.

Bij het strandbad loopt een man voorzichtig het water in. Hij voelt met zijn vingertoppen of het water niet te koud is … hij stapt verder het water in … het wordt daar wat dieper  ... hij besprenkelt zijn bovenlichaam met water en bijna in één beweging gaat hij ‘door’ en zwemt naar de houten balustrade zo’n vijfentwintig meter verderop.

Brio loopt het kleine stukje bos in dat speciaal gecreëerd is voor mensen, die in hun blootje willen recreëren. Ik kom daar zelf ook graag. Het is er zeer relaxed. Gezellig ook en je maakt er snel contact. Dat geldt voor mij ook aan zee. Daar kies ik ook altijd voor het naaktstrand.  

Aan de rand van dat naaktstrandje hier houdt Brio plotseling halt en gaat hard staan blaffen. ‘Brio! Stil!’ Hij laat zich niet van zijn stuk brengen en blijft staan blaffen. Het is hier rustig. ‘t Is nog vroeg. Nog geen negen uur. Als het half tien was geweest had mijn zus hier trouwens al gelegen.

Een man in spijkerbroek en een groen regenjack , met een volle vuilnisbakzak in zijn hand, loopt stilletjes langs mij heen. Brio gromt. Van zijn hoofd zie ik alleen, de onder zijn capuchon uitstekende, rossige baard.

Brio leidt me blaffend naar een plaats bij wat struikgewas. Daar zie ik tot mijn ontzetting een geheel ontklede, hevig bloedende man liggen. ‘Help me, help me’, prevelt hij zachtjes. Verrek, dat is ome Bram! Poepbruin, die man. Aardige vent. Gepensioneerde politieagent. Die ligt hier elke dag te zonnen! Ik bel meteen 112. Met een tissue veeg ik het bloed van zijn mond en giet voorzichtig wat water bij hem naar binnen.

Politie en ziekenwagen zijn er snel. Hij gaat het redden, volgens de ziekenbroeders. Ik vertel de politie nog over die kerel, die er zo onopvallend tussen uit kneep. Dat wordt genoteerd. Ze gaan niet meteen naar hem op zoek … in het bos … er wordt wel iets gemompeld in een mobilofoon.

De spulletjes van ome Bram zijn ver te zoeken. Zouden die misschien  in de vuilnisbakzak van die rossige figuur zitten en … zou ome Bram, zo vroeg al, vrijwillig uit de kleren zijn gegaan?’

Ik hoop maar dat ze die ouwe baas weer beetje kunnen oplappen … en … dat ze de man met die rossige baard weten te traceren. Die moet er wel haast iets mee te maken hebben.

Ik was het eigenlijk niet van plan maar ’t is nu al zo’n lekker temperatuurtje: ik ga uit de kleren om hier een paar uurtjes te zonnen. Brio ligt vreselijk te ruften naast me.  

Mijn zus zal zo wel komen.

‘Hé, kijk: daar hebbie d’r al.’   

zaterdag 6 mei 2023

WOEDENDE WESPEN

Vrijdag is het Bert zijn beurt om het zwerfvuil in zijn straat op te ruimen. Hij heeft zich een week of drie geleden opgegeven bij de gemeente. Nou, ze waren er al snel bij om hem te verwelkomen als emprikkelateur.  Binnen een week had hij een afvalgrijper en een pak afvalzakken al in huis. Bert is de zesde in de opruimgroep van dit straatje. Nu zijn we met z’n zessen. Precies genoeg. Voor elke dag één. Op zondag wordt niet gewerkt. De anderen doen het al een tijdje. Bert begint vandaag.

Niemand heeft gezegd hoe of wat, dus hij doet het gewoon op zijn manier. Hij begint bij de gevel. Aan weerskanten van de ingang  van de flat, is het meestal schoon. Vandaag ook. Hier en daar ligt er een verfomfaaide reclamefolder, een  achteloos weggegooid plastic zakje en wat dorre blaadjes.

De overkant met over de hele lengte van de straat een tiental bomen en struikgewas is veel bewerkelijker. De wind, de bouw, bewoners en passanten zorgen voor een groot aanbod  aan vuil tussen de struiken.

Het heeft van de week hard gewaaid, daardoor zijn er flink wat stukken piepschuim van de bouw tussen de struiken beland.  Bert vindt eigenlijk dat die bouwvakkers zelf hun rotzooi moeten opruimen. Hij zal het nu wel doen maar het is de eerste en gelijk ook de laatste keer!

Bert staat hoofdschuddend te kijken naar een pak met honderden reclameblaadjes. Gewoon tussen de vlinderstruiken, de rododendrons en forsythia’s geflikkerd

Uit zijn linkerooghoek ziet Bert dat zijn ouwe buurvrouw Ria steunend op haar volgeladen rollator komt schuifelen.  Ze  is vast bij de supermarkt geweest. Als je Ria tegenkomt, zegt ze altijd gelijk wat over het weer: ‘Ik vind het nog helemaal niet warm, Bert!’ Zie je wel?!

‘Neen, Rie’, zegt hij dan, ‘ik heb mijn herfstkleren gelukkig nog maar niet opgeborgen’.

‘Mijn cavia, Caf,  is uit zijn kooi ontsnapt Bert ’, zegt ze. Het huilen staat haar nader dan het lachen. ‘Ik verschoonde gisteren haar kooi. Normaal blijft zij gewoon wat rondsnuffelen maar nu was ze ineens weg. ‘Ze is zo lief. Ik mis haar zo.’

‘Goh, wat naar voor je Rie’. Zij schuifelt door naar huis.

Bert gaat door met grijpen. Hij pakt dat piepschuim en verder (lege) zakken chips, bier- en limonade blikjes, plastic flesjes, rietjes, papieren zakdoekjes, gebruikte condooms en plastic boodschappentassen. Berts vuilnisbakzak is al zowat vol. Alleen nog dat rode truitje, dat daar ligt, dat kan hij makkelijker met zijn vingers pakken dan met zijn grijper. Dat had hij beter niet kunnen doen. Op het moment dat hij het truitje pakt zoemt er een zwerm woedende  wespachtigen onder vandaan, die Bert steken. Vooral in zijn handen. Behalve wespen zit er nòg wat onder dat natte truitje. Iets zwart-wits … ’t is een cavia! Misschien wel die van Rie. De cavia is nog warm. Ze leeft dus nog. Bert neemt het bange bibberende beestje heel voorzichtig in zijn handen.

Bert zijn hand jeukt ondertussen vreselijk van al die wespensteken. Hij roept: ‘Hé Rie, wacht eens even, ik heb wat gevonden … kijk es hier, is dit Caf?’ Ja! Het is Ria’s cavia. O, ze is zo blij. Bert helpt Ria naar huis en zet Caf gauw weer in haar kooitje.

Van de jeuk op zijn hand heeft hij nog lang last gehad. Tja, wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten.   

woensdag 19 oktober 2022

DE BAL.

Meneer! Meneer!! Die bal. Meneer houd die bal tegen! Die bal!!... Meneer …  De bal rolt met een behoorlijke vaart de Rotte in.

Een wat oudere heer staat langs de kant van het water. Hij fotografeert de zwanenfamilie. Vader en moeder zwaan zoeken hun voedsel op de bodem van het riviertje. De twee met bruine en witte veren getooide jongen, trachten hun ouders om beurten na te doen. 

Twee ventjes van zo’n jaar of acht komen achter de bal aangerend. Ze houden halt aan weerskanten hem. Hij stopt zijn fototoestel in de binnenzak van zijn regenjas.

‘Hoorde u ons niet, meneer?’  vragen ze en ze kijken beteuterd hun bal na. Die drijft steeds verder van de kant af.

Vader en moeder zwaan zijn nu extra alert. Met hun vleugels maken pa en ma zwaan zich groot en breed. Ze houden de bewegingen van zowel de mensen op de kant als de bal in het water scherp in de gaten.

Nee, hij had de jongens niet horen roepen.

Het water is hier te koud en te diep, om de bal zwemmend of wadend te pakken. Bovendien kan je maar beter uit de buurt van zwanen met jongen blijven, zegt hij tegen de voetballertjes. Zwanen verdedigen hun jongen zeer agressief. Hij heeft wel eens gehoord dat  een grote boze zwaan met één van zijn vleugels de arm van een jongeman gebroken heeft.

Terwijl de zwanen zich ogenschijnlijk relaxed naar een rustiger plekje op het water bewegen, vertelt hij, dat het hem vroeger lukte om een bal weer op het droge te krijgen door stenen of bonken klei vlak achter de bal te gooien. Door de golfslag werd dan de bal weer naar de kant gedreven.

Dat lijkt die jongens een goed idee. Ze gaan gelijk op zoek naar stenen.  Het mikken gaat hen niet zo goed af. Nu eens gooien ze precies òp de bal, dan weer er vlak vòòr of er ver óverheen. Al  met al is de bal na vijf minuten nog verder weg gedreven dan toen ze begonnen met gooien.

‘Geef mij eens een paar stenen,’ zegt hij en trekt zijn jas uit. Gooien kan hij, zeg!  Want binnen een paar minuten ligt de bal tegen de kademuur aan. Nog steeds wel in het water. Bijna  één meter onder het voetpad langs de kade. Veel te diep voor de korte armen van de jongens.’ Hij zet zijn hoed af, trekt zijn colbertje uit en stroopt zijn mouwen op. Hij gaat op de kade liggen en rolt met één hand de bal langs de kademuur omhoog.  

‘Bedankt meneer, ….hé meneer, voetbalt u even met ons mee?’ ‘Nee, die tijd is jammer genoeg geweest. ’

De jongens vinden het goed dat hij een foto van ze maakt als ze een balletje trappen. Ook schiet hij nog een plaatje van de zwanen,  die Inmiddels weer terug zijn op het plekje in de Rotte, waarvan ze door de bal verdreven werden. Onverstoorbaar grazen ze daar nu weer.