‘Je lacht wel maar je bent niet blij’. Iemand zei dat eens tegen mij en dat was ook echt zo.
Normaal gesproken heb ik er nóóit zo’n moeite mee om mijn
vrólijke kant te laten zien, als ik het naar mijn zin heb, op wat voor manier
dan ook. Het komt echter ook nogal eens voor dat ik het helemaal niet naar mijn
zin heb, zelfs geïrriteerd en bang ben
en dan tóch alleen maar die vrolijke kant laat zien. Boosheid en angst slik ik
vaak weg, lach ik vaak weg met een vriendelijke smile, met een geforceerd grapje
of een gelaten stilzwijgen. Dat is een
tweede natuur van me geworden … op de automatische piloot reageer ik zo … in
trance doe ik dat. Ik moet wel heel moeilijk peilbaar zijn voor mijn omgeving.
Die vaak zwijgzame ‘in-trance-reactie’ is een soort dichtklappen … een niet bij machte
zijn om adequaat te reageren op een vraag, opmerking of situatie. Mijn primaire
reactie is dan blanco. Ik kan dan vrijwel nooit direct reageren. De werkelijke
betekenis van woorden en gebeurtenissen dringt langzaam tot mij door. Dolgraag zou
ik direct mijn reactie geven maar ik weet niet waarop, omdat de woorden, de
gebeurtenissen dan nog niet bij mij aangekomen zijn. Ik ben blijkbaar een
secundaire reageerder of trage ontvanger maar ook dat is niet altíjd zo. Soms
weet ik zelfs in tweede of derde instantie geen reactie te verwoorden, een
mening te geven, een oordeel te vellen. Ik vind het soms gewoon niet. En dat is
niet omdat ik er niet voor durf uit te komen, dat ik het ergens niet mee eens
ben maar vààk heb ik er gewoon de woorden niet voor.
Daar geneer ik me wel voor … als ik eerlijk ben zou ik
steeds moeten zeggen: ‘Ik weet het niet of nog niet. Misschien weet ik het straks,
morgen of later maar dan waarschijnlijk óók nog niet.’
Zelfs ten aanzien van zaken waar ik wèl redelijk wat vanaf
weet, treedt het ‘in trance gebeuren’ op. Ik ben bijna mijn hele arbeidzame
leven acteur geweest en vanaf mijn twintigste gemotiveerd lid van linkse
politieke partijen en tòch kost het me razend veel moeite om primair te
reageren op theater- of politieke ontwikkelingen.
Als kind van een jaar of 9, loop ik een beetje te dromen, op
weg van school naar huis. Tot mijn schrik zie ik dat er een grote winkelruit
aan diggelen ligt. Ik sta de schade en de etalage even rustig te bekijken,
totdat de eigenaar van die zaak (een handelaar in beha’s, nylonkousen, jarretels en korsetten)
naar buiten gestormd komt en me ruw vastgrijpt: ‘Jij hebt die ruit ingeschoten,
vuile rotaap! Je gaat hem mooi betalen ook,’ zijn gezicht loopt zowat paars
aan.
Dat vind ik zo onrechtvaardig, dat ik dan ineens wèl
adequaat en zeer primair weet te reageren: ‘Dat hèb ik niet gedaan, stommeling’, zeg ik driftig en ik schop de
man zo hard tegen zijn scheenbeen, dat hij me van de pijn los moet laten,
waarna ik als een speer weg ren, naar huis, een eindje verderop in de straat.
In dit geval reageer ik impulsief … ik ben er zeker van … het
gaat vanzelf. Maar zelfs als ik iets zeker weet, dan is mijn reactie niet
altijd zo impulsief. Tja … ’t is om gek
van te worden!.
Ik ben echt een moeilijke man … 't is waar, wat mijn ex
tegen iedereen zegt.