Gisteren was het echt weer voor boerenkool met worst en
spekjes. Een simpele maaltijd, waar je je
geen buil aan kunt vallen. Op mijn bord blijkt het uiteindelijk een klein
piepklein beetje te zijn. Te weinig voor
ons beiden. Ik heb vier ons boerenkool en een pond aardappelen gekookt en dat
gestampt tot ‘pot’. Gelukkig is het,
aangevuld met een halve rookworst en wat
spekjes, toch vullend genoeg.
Aan het toetje hoef ik zowat niks te doen: grapefruits. Helaas is een van de grapefruits
keihard en zuur. Het lijkt wel een reuzencitroen. Ze perst hem als een citroen
uit en drinkt de sap aangelengd met tonic op … ‘poeh’, doet ze met een zuur gezicht.
Zij is de pechvogel met die vieze
grapefruit. Ik ben zo nobel om de helft van mijn verrukkelijk stuk fruit met
haar te delen. Daarmee is de maaltijd gedaan.
Liza (zij woont twee deuren verder, we hebben een
lat-relatie) ze steekt een shaggie op en praat ‘in trance’. Ondertussen ga ik
rustig zitten pim-pam-petten:
- ‘Ze zeggen
dat, dat Aadje, die hier pas is komen wonen een meerdere malen veroordeelde
pedofiel is. Actie willen ze om die pedo de buurt uit te krijgen onder het
motto ‘hier geen asiel voor een pedofiel’ en ’Rot hier maar op Aadje, jij past
niet in ons straatje’ ….. daar moet je
bij mij niet mee aankomen: ’Aadje is
daarvoor veroordeeld. Hij heeft daarvoor een paar jaar in de bak gezeten en
bovendien is hij ervoor behandeld dus voor mij hoeft dat niet zo’n actie. Dat gebeurt
niet!’
En als zij het niet wil, dan komt er ook geen actie. Zo gaat
dat hier. Ze kan heel diep wegzakken in haar trance. Zeer vermoeiend. Het
pim-pam-petten helpt me er doorheen.
- ‘Sinterklaas
is er weer … ook zijn zwarte piet, die
maakt mij bang. Laat die stoomboot maar wegblijven, geen geklop meer op de deur,
ook niet zacht, helemaal niet! En die makkers moeten nu eindelijk hun geraas
eens staken. Die zwarte zwarte piet liet me alsmaar schrikken. Wat ben ik blij
dat die zwarte pieten verboden zijn.
- ‘Voordelig
thermo-ondergoed heb ik gezien bij Dirck. Lekker voor je, als je straks in de kou met je
wandelclubje op stap bent.’
Haar woordenstroom droogt langzaamaan op. Haar trance stopt
aan het eind van haar shagje. Zou het door de nicotine komen? Ik ga de eettafel
afruimen.
Ook vandáág heeft het pim-pam-petten me er lekker
doorgesleept. Vogels met een ‘M’. Ja … mus … dat is een makkie … probeer er
maar eens vijf te vinden … dat valt niet mee!
Eigenlijk is het niet mijn bedoeling dat Liza mee pim-pam-pet. Dit is geen moeilijke vraag voor haar. Meestal schrijft ze zo tien namen op. Ze weet veel van vogels. Ze heeft er nu pas drie: mus, meeuw, merel … nog maar twee. ‘Ik weet het, Liza: de maalscholver en de marekiet … die leggen in de meimaand niet.’