Om tien uur ’s avonds gaat de telefoon. Ton heeft ‘stand-by’dienst dus het zou wel eens een klant kunnen zijn. Hij moet inderdaad op pad. De riolering van een woonhuis aan de andere kant van de stad is verstopt dus Ton mag komen opdraven om het euvel te verhelpen. Sinds Ton bij het rioleringsbedrijf zit, werkt hij emiddeld 18 uur per dag. Als het enigszins mogelijk is pikt hij behalve de stand-by diensten, ook nog de weekenddiensten mee. Kan hij doen als vrijgezel. Misschien komt hij zo ooit nog eens uit de schulden. Ton heeft altijd prima baantjes gehad en ook verdiende hij goed; al is het alleen maar omdat hij vrijwel altijd bereid is tot overwerk en weekenddiensten. Hij houdt het jammer genoeg meestal niet zo lang uit bij een baas … òf Ton vindt het baantje saai … òf zijn baas gooit hem er uit. Nu is dat laatste niet zo erg vreemd want Ton is gek op geld, of dat nu van hemzelf of van zijn baas is. Als postbode steekt hij de ontvangen gelden van de rembours in zijn eigen zak en als ijscoman in loondienst, weet hij voor een flink deel van de dagopbrengst een betere bestemming. Een bijzonder vrolijk mens, Ton, altijd kwinkslagen en woordgrappen.Hulpvaardiger als hij, is er niet een. Nooit het hoogste woord in grote gezelschappen, een beetje teruggetrokken zelfs. Maar ben je alleen samen met hem dan kan je lekker met hem kletsen en lol hebben. Hij stottert dan nog even hard als hij al doet vanaf zijn kleutertijd, maar het lijkt alsof hij het dan zelf niet zo in de gaten heeft.
In de twintig
jaar dat hij nu werkt is Ton nog geen dag werkloos geweest. Is hij ontslagen of
heeft hij ontslag genomen, de andere dag had hij alweer iets anders. Dat moest
ook wel want als er iets is dat hij verafschuwt, dan is dat stilzitten, niets
doen. Familie en vrienden weten hem in de weekenden dan ook steevast te
strikken voor allerhande karweitjes. Hij doet het doorgaans met plezier.
Ton zit veel te veel in dat Casino.
Daar eet hij ook. Hij moet er niet aan denken, een fractie te laat te komen bij
de roulettetafel … dat de ‘dertien’, die hij altijd speelt, net valt voordat
hij kan inzetten. Hij hapslikt de kroketten weg en gaat jachtig richting
goktafel. Geen oog voor zijn omgeving. Het zit tegen. De ‘dertien’ valt nooit.
In nauwelijks een uur is zijn dagloon
verdampt. Blut … maar straks … na die nieuwe
klus kan hij weer fiches kopen … weliswaar van het geld van zijn baas … dat
wel … maar nu gaat hij winnen … zeker weten; dan krijgt zijn baas zijn geld
gewoon weer terug
Straks, na middernacht is hij stand-by, … duurt nog
wel even. Hij zoekt onrustig in al zijn
zakken. Misschien heeft hij nog wat … maar nee, helaas ….gelukkig heeft hij nog wel
wat shag….genoeg te roken in ieder geval tot straks.