zondag 10 mei 2015

WIET

Ik word wakker van het gemorrel van een sleutel in het slot van de voordeur. Voor de tv ben ik in slaap gevallen. In de gauwigheid zie ik de mislukte clownskop van Matthijs van Nieuwkerk. Het is tien voor half twee in de nacht.  Ik verwacht niemand meer. Mijn vouw is al vanaf half twaalf onder zeil. Mijn kinderen zijn al jaren de deur uit.
Ik sla met mijn vuist op de deur: ‘ Wat moet dat daar?! Oprotten. Dit is niet jouw huis!’zeg ik zo stoer als ik maar kan.

‘Oh, sorry, ja, nu zie ik het ook. Ik sta bij de verkeerde deur, sorry, nogmaals. Ik ben Manuel, je buurman van nummer tweehonderd zevenentachtig. Ik herken zijn stem. Hij ziet eruit als een verzopen kat. Zonder er goed bij na te denken bied ik hem een bak koffie aan.
‘Dat sla ik niet af,’zegt hij.

Hij vertelt me dat hij uit het ziekenhuis is weggelopen. Zijn opgezwollen voeten heeft hij kapot gelopen en de wonden waren gaan etteren. In het ziekenhuis hebben ze zijn voeten gedesinfecteerd en verbonden. Het zou het beste zijn als hij de hele nacht in het ziekenhuis zou blijven. Hij was te onrustig. Langer dan een half uurtje hield hij het daar niet uit.
Normaal is het van het ziekenhuis naar huis drie kwartier lopen. Nu, met die pijnlijke poten zou die er zeker anderhalf uur over doen.

Het was erg druk in zijn hoofd, dat had hij van zijn moeder. Hij had daar wel pilletjes voor ingenomen. Die wilden nog niet zo helpen. Hij was al meer in dit ziekenhuis geweest. Nu wist hij alleen niet welke kant hij op moest om thuis te komen. 
Vanmiddag was hij nog even langs geweest bij zijn zwaar depressieve moeder. Zij is suïcidaal, daarom zit ze in een verpleeghuis. Zijn moeder had hem gezegd, dat hij bij het ziekenhuis langs moest gaan voor zijn voeten. Dat deed hij braaf. Onderweg naar het ziekenhuis kwam hij toevallig langs de coffeeshop. Hij kon de verleiding niet weerstaan om een grammetje wiet te scoren.

Hij dacht dat ie de kant van de parkeergarage op moest. Het liep daar  dood. Dat muurtje over klimmen kon wel ... over dat muurtje … een sloot! Tot aan zijn middel plonsde hij daar in. Niet zo best voor zijn voeten …  zo’n gore sloot.
‘Den Haag’ stond op het informatiebord boven de weg … dat was de verkeerde kant op …  of toch niet? … hij moest nog ergens een plattegrondje hebben ... tureluurs werd hij van die krioelende sterren hoog aan de hemel. Alsof er van binnenuit tegen zijn schedeldak gebeukt werd, zo voelde het.
Zijn rugzak was godzijdank nog droog. De wiet in het zijvakje ook. Hij  plofte neer op een bank om een jointje te bouwen. Wiet en Javaanse jongens waren Manuel een puike combinatie. Hij nam een flinke lange hijs van zijn joint, hield de rook zo lang mogelijk in zijn longen en ademde weer uit. De heftige binnenwaartse druk op zijn schedeldak nam vrijwel meteen af. Langzaam kwam de  sterrenhemel  tot rust. Schuin boven hem hing een bord met grote oogverblindend witte letters op een knalblauwe achtergrond: ‘Oude Noorden’ … die kant moest hij op. Hij zat niet op een bank maar op de vlijmscherpe vangrail van de A13. Vòòr hem, op de grond lag zijn plattegrondje … zeiknat. Dat had hij niet meer nodig, nu wist hij weer precies hoe hij thuis moest komen ... eerst lopen richting Gordelweg ... oversteken … nee stoppen … het stoplicht stond op superknalrood. Manuel negeerde het. Er kwam toch niks aan.
Na een uurtje stond hij hier bij mij aan de deur te morrelen.

De koffie smaakte goed. Dat zei hij  tenminste: hij was er helemaal van bijgekomen.

Op tv zat dat ventje van  DWDD nog steeds vreselijk druk te lullen (met het geluid uit nog wel). Ik heb mijn tv snel uitgedrukt en ben naar bed gegaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten