Mandy ligt met een rood
aangelopen gezichtje in haar wieg, de wangen nat van de echte tranen. Dat ze nu
al weer wakker is. Misschien heeft ze wel een kwartier liggen huilen. Ik dacht
dat ik vòòr haar volgende voeding makkelijk even de was kon ophangen. We hebben nog, ouderwets, waslijnen
gespannen van de achtergevel van ons
huis tot de pergola voor in de tuin. Veertig meter waslijn, heerlijk, altijd
voldoende plek. Ja, als je met zijn zessen bent, heb je dat wel nodig. Mijn buurvrouw heeft zo’n droogmolen. Daar
gaat ook wel veel was op maar als ik haar elke keer weer zie hannesen met dat
ding, dan prijs ik mij gelukkig met mijn recht toe recht aan waslijnen.
Leuk mens, mijn buurvrouw. Ze vraagt
direct naar de kleine.
‘Kom straks even een
bakkie doen, dan kan je haar gelijk zien.’
Zelf is de buurvrouw, ’buuf’, zeg ik altijd, al uit de kleine kinderen.
Ze zijn allemaal de deur uit. Ook Carel, haar tweede man. Van haar eerste man is
ze afgegaan toen hij wegens ontucht met jonge meisjes veroordeeld was tot vijf
jaar cel.
Carel heeft ze zelf om persoonlijke redenen
onlangs de deur uitgewerkt. Op zich is
hij een doodgoeie man, dat ontkent buuf niet maar ze kon hem gewoon niet meer luchten
of zien. Zijn asymmetrische grote hoofd niet. Zijn bril met de jampotglazen
niet. Zijn uitpuilende buik niet. Zijn stemgeluid niet. Van dat laatste heeft
buuf het meeste last. Sinds Carels tweede tia, hij was toen pas drieënzestig, hangt zijn tong een beetje buitenboord. Hij is
echt heel moeilijk te verstaan. Volgens buuf heeft hij er zelf geen erg in dat
ie, oneerbiedig gezegd, de boel onderspettert als hij wat zegt. Dat is
vervelend, vooral voor Carel zelf. Maar buuf is een harde. Ze heeft het met hem
gehad. Zij is ook blij dat die stinkende brommer van hem het huis uit is. Jazeker ook, die brommer! Carel is een Jan Lul
eerste klas maar zijn brommer, een Zundapp, moet per sé binnen gestald worden. In
de bijkeuken. Buuf is dolblij dat haar huis nu vrij is van die uitlaatgaslucht:
‘Bij ons thuis sloeg het
bier bij het inschenken al meteen dood,’ grapt ze, want humor heeft ze altijd
gehad. Buuf heeft nog wel een huisje voor Carel geregeld, want dat was hem zelf
beslist niet gelukt, met zijn slechte ogen en zijn spraakgebrek.
‘Gisteren is hij officieel
verhuisd. We hebben er gisteren nog een neut op genomen met mekaar. Toen is hij
vertrokken … op zijn brommertje. Zijn accordeon heeft hij ook meegenomen. Heeft
ie straks wat te doen, daar. Ja, op het laatst werd hij wel een beetje
emotioneel. Maar dat soort dingen druk ik altijd gelijk de kop in, hoor,’ zegt
buuf.
De was hangt inmiddels.
Het is prima droogweer. Er staat een zacht briesje en het zonnetje komt steeds
iets meer te voorschijn van achter de wolken.
‘Nou buuf, kom kijken naar mijn kleine meisje. Het is toch zo’n
lekkere scheet!’
‘Ja, ik kom er gelijk aan.’
Mandy ligt in haar wiegje
te snikken. Haar betraande gezichtje is helemaal rood aangelopen.
Daar is buuf al. Ze neemt
een duik in het wiegje om Mandy te bekijken:
‘Krijg nou niks’ zegt ze,
‘dat is een mongooltje, joh! Had je dat nog niet gezien?’
‘Is het geen schatje?’ zeg
ik …. ‘alleen melk in je koffie, hè buuf?’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten