vrijdag 29 mei 2015

DE SLANG

De slang (1)
Schuin tegenover mij in de trein zit een jongedame, gekleed in een witte blouse, een zwart mini rokje, een witte maillot en rode pumps. Ze leest een krantje. Naast haar op de bank staat een rode hoedendoos. Ze legt het krantje weg en pakt een blokfluit uit haar Jumbo - tas. Ze begint te fluiten. Een oosters deuntje. Ze doet de deksel van de doos. Uit de doos verrijst  een kolossale slang. Een adder? Een cobra? Een python? Wie het weet mag het zeggen. De slang is bijna twee meter. Een heer, misschien wel register - accountant,  werkt geconcentreerd op zijn laptop. Naast zich hoort hij venijnig gesis maar hij kan het geluid niet zo gauw thuisbrengen. Geheel argeloos werkt hij door. Nogmaals klinkt het gesis, ditmaal dichtbij zijn oor.  Nu kijkt hij op en van schrik vliegt hij overeind.
‘Krijg nou de tering! Een slang! Een slang!’ roept hij uit, zijn laptop valt van zijn schoot; pardoes voor de voeten van  de jongedame.
‘Vlug! Weg wezen! Levensgevaarlijk! Wegwezen’ De register - accountant en alle medereizigers nemen hals over kop de benen en laten uit pure angst al hun bezittingen achter. Op station Barendrecht stormen allen in paniek de trein uit.
‘Een slang, een slang,’ klinkt het nog op het perron. Een aantal geschrokken reizigers heeft het zichtbaar in de broek gedaan.
De jongedame laat de slang weer in haar doos zakken. Ze stopt met fluiten en vult haar Jumbo tas met de door haar medepassagiers achtergelaten portemonnees en andere waardevolle spullen.
De trein vertrekt naar Zwijndrecht. Daar stapt de jongedame uit. Op het stationsplein van Zwijndrecht staat de chauffeur van een Chevrolet – Camaro met draaiende motor te wachten op één van  de bangelijk verstopte treinreizigers. De jongedame pakt gewoon haar fietsje, stopt de doos en de overvolle Jumbo – tas in haar fietstassen en fietst weg.

De slang (2)
Schuin tegenover mij zat een jongedame, gekleed in een witte blouse, een zwart mini rokje, een witte maillot en rode pumps. Ze las een krantje. Naast haar op de bank stond een rode hoedendoos. Ze legde het krantje weg en pakte een blokfluit uit haar Jumbo - tasje. Ze begon te fluiten. Een oosters deuntje. Ze deed de deksel van de doos. Uit de doos verrees  een kolossale slang. Een adder? Een cobra? Een python? Wie het wist mocht het zeggen. De slang was zeker twee meter lang. Een heer, een soort register - accountant,  werkte geconcentreerd op zijn laptop. Naast zich hoorde hij venijnig gesis maar hij kon het geluid niet zo gauw thuisbrengen. Geheel argeloos werke hij door. Nogmaals klinkt er gesis, dichtbij zijn oor.   
‘Is die slang soms van u? ’Hij praat expres heel hard.
‘Ja en wat dan nog?!’ Ze was niet bang van hem.
‘Stop die slang, ogenblikkelijk in die doos. En gauw een beetje, anders draai ik hem hoogstpersoonlijk zijn nek om.’
Vrijwel alle gealarmeerde medepassagiers, hebben inmiddels een veilig heenkomen gezocht.
‘Dat durf je niet. Je hebt nou wel een grote bek maar als puntje bij paaltje komt, durf je dat niet,’zei zij. Hij zei niks, stond op en draaide zonder blikken of blozen, de slang zijn nek om. Het gedode dier stopte hij weer terug in de doos. Alsof ze zelf door een adder gebeten was, verlamd bijna, zo reageerde de jongedame. In Zwijndrecht aangekomen,  leverde de register – accountant de licht - getraumatiseerde jongedame af bij de gereedstaande Chevrolet politiewagen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten