Om half vijf fiets ik die
middag vlug weg bij STAR. Daar heeft een oude, kalende, chagrijnige prikzuster bloed
van me afgenomen. Eens in de drie
maanden moet ik mijn bloed laten controleren, voor mijn nieren. Ik fiets nu zo
snel weg uit angst voor een fietsverbod, want het alcoholpromillage in mijn
bloed is zonder twijfel veel te hoog.
Ik heb eerder op de middag
bij café Melief op de Binnenweg een paar Westmalles Trippel gedronken met
Midas. Een oud collega. Ik had hem jaren niet gezien. Tussen 1973 en 1976
werkten we samen in een farmaceutische fabriek. Ik maakte hoestsiropen en
allerlei zalfjes. Midas verpakte de flessen hoestsiroop en de potjes zalf in
dozen. Die werden vervolgens geëxpedieerd naar apotheken, in het hele
land. Midas kon veel meer dan dat
simpele inpakwerk. Hij was na vier jaar gesjeesd op het gymnasium. Toen is hij
zich gaan toeleggen op het schrijven en voordragen van gedichten. Hij zat in
het voorprogramma van Jules Deelder. Veel hoger is zijn ster niet gerezen.
Gedichten schrijven deed hij nog wel … voor zichzelf … hoewel … hij kreeg een
uitkering van de sociale dienst ... en als tegenprestatie moest hij eens in de
zoveel tijd een bundeltje verzen bij de soos inleveren.
Een van zijn werken zal ik
niet gauw vergeten. Ik vroeg hem om het gedicht nog eens voor te dragen. Voor
mij en de anderen in de kroeg maar dat weigerde hij pertinent. Hij vroeg me
zelfs of ik wel goed bij mijn hoofd was. Terwijl ik juist dacht dat hij het
graag deed. Hieronder het gedicht dat ik bedoel:
Behoed.
Een zaak met herenhoeden,
Een hoer met zoete zaden
Een heer met hoedenzaken
Een hoed met herenzaken
Een heer met zakenhoeden
Een hoer moet niet zaniken
Een hoed met zere haken
Een haak met hoerenzakken
Een zak met haren zoeken
Dus wees op je hoede
En zet hem op!
Midas,
Rotterdam, 19 februari 1975
Het lijkt zo simpel maar
ga er maar eens aanstaan. Altijd een weergaloos succes op de bühne!
‘Ik sta nu zo’n negen jaar
droog,’ zegt hij tegen me en giet zijn glas bier in een teug achterin zijn keel.
‘Ik ben nog anderhalf jaar opgenomen geweest in de Bouwman, voor mijn
verslaving.’
Dat verbaast me nou
helemaal niks, want toen we elkaar leerden kennen daar bij dat farmaceutische
fabriekje, was hij al alcoholist. We moesten daar om half acht ’s ochtends beginnen
maar Midas kwam nooit vòòr half negen aankakken. Met een kegel van jewelste … om
half negen dus al! Hij had altijd wel geregeld, dat één van ons zijn kaart vòòr half acht klokte. In het
fabriekje was volop alcohol aanwezig. Alcohol, die nodig was als ingrediënt
voor diverse medicinale drankjes en tincturen. Tussen half negen en negen uur bereidde
Midas zijn cocktail. In een literfles tijmsiroop mixte hij drie delen alcohol: op
een deel water. Daar nipte hij de hele dag op. Na verloop van tijd zagen we de bedrijfsapotheker,
de kleine Chinees Tan, steeds radelozer zoeken in de voorraadkast. Hij vroeg
ons zorgelijk of we alcohol gemorst hadden de laatste tijd en of we misschien vergeten
waren om het op te schrijven. Wij waren ons van geen kwaad bewust.
Pas in 2005 is Midas
opgenomen in de Bouwmankliniek. Zo ontzettend lang, bijna dertig jaar, heeft
hij het blijkbaar gered zonder professionele hulp. Ik gooide bij Melief vier Westmalles
Trippel achterover en Midas dronk lekker met me mee … of zijn begeleiders daar
nu zo blij mee zullen zijn, betwijfel ik.
‘Nou, Midas, ik ga naar de
Blaak, bloed prikken … see you.’ Ik reken die acht Trappistjes af.
Als ik mijn fiets van slot
haal, hoor ik Midas nog een Duveltje bestellen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten