Zeker vijf minuten zat ik
roerloos voor het café in de auto, mijn handen om het stuur geklemd. Helemaal
toevàllig stond ik daar om half elf ’s
ochtends stil. Voor dat café. Ik was me rot geschrokken en pakte gelijk de
eerste de beste afslag. Aan het einde van die afslag begon de bewoonde wereld weer. Daar bij dat kleine
Franse cafeetje. In Valence. Halverwege Lyon en Avignon.
‘Het was toch niet mijn schuld?’ dacht ik.
Ik vond eigenlijk van
niet. Het was niet mijn idee om op die Franse tolwegen te gaan jakkeren en jagen.
Ik reed juist heel rustig.
Ik moet wel toegeven:
lekker zat ik niet in mijn vel. Mijn vrouw zei nog:
‘Jee, jongen volgens mij
kan je beter met de trein gaan … hoe heet die trein ook al weer …
‘De Thallys bedoel je
zeker, Carole?
‘Ja, Jee, die bedoel ik.
Waarom heb je dat eigenlijk niet gedaan. Het is makkelijk, snel en
comfortabel.’
Helaas was de Thallys al
in mei he-le-maal uitverkocht en ik wou persé in juli terug naar Avignon. Terug
naar de plek waar ik bijna doodgereden was. Door een automobiliste die nooit
meer iets van zich heeft laten horen. Schande!
Ik erfde eind vorig jaar
een vrij luxe Mazda Sedan van mijn ome Jan. Ik had er nog niet zo gek veel mee
gereden. In de stad lukte het wel. Zelfs in de spits. Als ik maar niet opgejaagd
werd.
Op de grote weg ging het op
z’n zachtst gezegd: klote. Ik had vooral
moeite met flinke snelheid maken, om in te halen. Ik reed meestal niet harder
dan 70 hooguit 80. Ja, d’r werd nogal eens getoeterd om me heen. Mijn bumper
werd een geliefd kleefobject. Moest ik dan ook als een gek 120 of 130 gaan
rijden? Nee toch zeker! Geen denken aan en: eerlijk is eerlijk, ik durfde het
ook niet.
Toch moest en zou ik dit
jaar weer naar Avignon gaan. Naar het theaterfestival.
Ik vertrok doelbewust om
half elf ’s avonds, een tijdstip waarop de Nederlandse wegen zo langzamerhand
leeggelopen waren. Dat bleek in eerste instantie een gouden greep. Hoewel het
grote aantal vrachtauto’s me toch wel wat tegenviel. Ik had gehoopt, dat die chauffeurs
ook lekker een tukkie zouden doen op dit tijdstip. Integendeel zelfs, ze waren
niet alleen met veel maar ze dachten ook het rijk alleen te hebben. Als pure
wegpiraten gedroegen ze zich: met zijn
drieën naast elkaar en veertig kilometer boven de snelheidslimiet. Een enkele
automobilist waagde het ze in te halen: via de vluchtstrook.
Ik was met mijn bangelijke
rijstijl ook in die nachtelijke uurtjes natuurlijk een hinderlijke spelbreker. Zeventig
reed ik, heel soms tachtig.
Af en toe week ik maar
even uit naar de vluchtstrook als ik het idee had dat zo’n trucker me niet
gezien had ... het twee keer kort achterelkaar toeteren zal wel een soort
bedankje geweest zijn van zo’n trucker … denk ik …
Benauwd kreeg ik het als
ik een baantje op moest schuiven om een vrachtwagen de gelegenheid te geven in
te voegen. Ik nam dan maar meteen gas terug zodat ik weer snel achter die truck
kwam te hangen.
Een schoolbusje kwam me
achterop gereden, zag ik ineens. Het busje ging hard … zeker honderdveertig ...
ik vijfenzeventig. Op het aller-,
aller-, allerlaatste moment zag de chauffeur van het busje mij. Hij had vast
zitten pitten! Gooide abrupt zijn stuur om, knalde tegen de vangrail en sloeg
vijf- zesmaal over de kop. Bloedende, huilende kinderen klommen van boven uit het
busje, dat op zijn kant lag. Ik ging gelijk van de weg af … de eerste de beste
afslag … en toen zat ik hier zeker vijf minuten roerloos voor dat café, in mijn
Mazda, mijn handen stijf om het stuur geklemd.
Aan zijn manier van doen
te zien hebben ze een psychiater op me afgestuurd. Hij stapte mijn auto in. Kwam
naast me zitten. Sloeg z’n arm om me heen en begon te praten. In het Frans. Dat
verstond ik. Hij dacht dat ik wel erg geschrokken zou zijn ... toen dat busje
met al die kinderen vlak voor mijn ogen crashte. Mijn handen zaten als
vastgenageld aan het stuur. De rest van mijn lijf shakete onophoudelijk.
De psychiater zei, dat ze het
allemaal hebben overleefd. Hier en daar een schrammetje. Ze zijn alweer
onderweg naar hun vakantiebestemming: Spanje. De chauffeur zal zijn lesje wel
geleerd hebben, die was er nog het ergst aan toe.
Zelf besloot ik niet meer verder
te rijden. Nu pas besefte ik dat ik met mijn benepen rijgedrag een gevaar was
op de weg. Ik zette mezelf en de Mazda terug op de autotrein naar Rotterdam.
De eerstvolgende keer ga
ik gewoon met de Thallys naar Avignon.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten