zondag 19 juli 2015

HONDJE

Zijn drink- en voederbak stonden er nog. Zijn plaid in het halletje lag er ook nog. Met zijn haren, schilfers  en wat kruimels van zijn bot. Dat typische hondengeurtje hing d’r nog.
Toch hadden we hem al weer een paar weken geleden laten inslapen. Sita, onze hond. Hij kon niet meer. Hij zakte steeds door zijn achterpoten. Ik moest hem naar die boom bij ons voor de deur dragen, zodat ie daar kon poepen en piesen. Dat liet hij toe. Hij kon niet anders natuurlijk. Hij hield zijn poep of pies dan nog wel netjes op, tot we bij die boom waren … best lang nog .. en knap van hem hoor! Die stoere vlerk. Die geile rakker, die een ouwe, incontinente, hulpbehoevende reu was geworden. Wat hebben we een plezier gehad met dat beest!

Als de mensen vroegen wat voor hond het nou was, zeiden we altijd ‘een Gordon Setter’ maar dat was niet helemaal waar. Onze Sita was slanker, kleiner en had kortere poten dan een raszuivere Gordon Sette. Sita was eigenlijk een doodgewoon vuilnisbakkie, met het jachtinstinct van een originele jachthond, zoals bijvoorbeeld een Ierse Setter dat heeft. Die grote hond met die lange, rode haren.

Als we met Sita in het bos waren, lieten we hem lekker los. Dat mocht anno 1980 nog. Dan schoot hij als een drietrapsraket op argeloos grazende konijntjes af. Het is hem godzijdank nooit gelukt om zo’n onschuldig beestje te pakken te krijgen. Sita dolde die konijntjes alleen maar een beetje. Hij speelde het spelletje: ‘Rennen! Ik kom er aan!’. Tijdens zo’n konijnenachtervolging kon hij wel eens een paar keer over de kop slaan … hij rolde zo’n drie of vier keer door en zette het dan weer op een sjezen.
We waren hem soms zomaar een uur kwijt … echt he-le-maal kwijt … we maakten ons zo af en toe wel een beetje ongerust. Vooral toen we hem pas hadden. Wij hebben nooit naar hem hoeven te zoeken. Sita zocht ons ook nooit: hij vond ons gewoon altijd. Ineens stond hij dan weer voor onze neus. Hijgend met zijn bek wagenwijd open. Zijn lange, dunne, rode  tong, zijwaarts uit zijn bek wapperend … kwijlend ook.  Letterlijk stond hij voor onze neus. Want Sita had zo nu en dan een verrassing voor ons. Boven op zijn rug. Hij had, als een echte jachthond,  met zijn rug in paardendrollen, koeienvlaaien of stront van een andere hond, liggen rollen. Wáárin precies was meestal onduidelijk maar de stank was altijd verstikkend.
We móésten Sita dan wel verleiden het water in te gaan. Dat was een koud kunstje. Onze zonen gooiden stokken in de Kralingse Plas en daar stoof hij maar al te graag achteraan. Carole en ik stonden zowat te kotsen, maar de jongens  hadden er niks van om Sita zijn rug schoon te maken.  Ja, gewoon met hun blote handen. Sita vond het allemaal prima. Kwispelend en hijgend met zijn bek wijd open .. het leek wel of hij stond te lachen.
’t Was alleen niet zo fris voor de badgasten van het strandbadje. Maar die hadden waarschijnlijk niet eens in de gaten, wat zich hier afspeelde. Ik wist in ieder geval wèl gelijk weer, waarom ik niet zo graag in de Kralingse Plas ging zwemmen.

Vandaag heb ik al die spulletjes van Sita maar eens opgeruimd. Die plaid, zijn voeder- en drinkbak.
Een lekker geurtje gespoten in het halletje. Lavendel.

Boven de plek, waar hij altijd lag, heb ik een mooie grote actiefoto van hem opgehangen: Sita schiet uit de startblokken om de konijntjes de stuipen op het lijf te jagen!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten