donderdag 25 juli 2019

VAKANTIE


Ik was 13 toen ik mijn eerste grote treinreis maakte. Helemaal alleen zonder vader, moeder, tantes broers of  zussen. De reis ging van Rotterdam naar Deventer. Voordat ik vertrok werd me wel honderd keer  gezegd dat de treinreis vreemd zou verlopen: de trein zou in Apeldoorn niet doorrijden maar schijnbaar ……. terugrijden. Natuurlijk ben ik achteraf wel blij dat me dat zo vaak gezegd is want anders was ik me wel een hoedje geschrokken en had ik misschien het idee gekregen in de verkeerde  trein te zitten. Om mij heen waren er wel kinderen die zich druk maakten om de vermeende verkeerde beweging van de trein:
‘Mama, papa, de trein gaat de verkeerde kant op, dadelijk komen we misschien niet in Deventer aan.’  Maar aan de geruststellende glimlach van zowel de vader als de moeder zag ik dat ze wel wisten dat ze in de goede trein zaten. Ik wist het natuurlijk al lang. Om 10.13 uur kwam ik aan in Deventer. Daar stond een tot op dat moment voor mij nog onbekende oom op mij te wachten: Oom Ton. Oom Ton was een boer die woonde in een klein dorpje in de buurt van Deventer en hij kwam me ophalen met zijn motor. Het was zeker wel 10 kilometer van het station Deventer. Ik verheugde me zeer op 10 kilometer achterop de motor te zitten bij Oom Ton. Het was bovendien lekker weer, ik had een korte broek aan. Het was een mooie  zonnige dag. Op de motor waren we al heel snel aangeland bij de boerderij van Oom Ton en Tante Wies, die getrouwd was met Oom Ton en heel hard praatte en ook heel hard lachte….waarschijnlijk was ze het gewend om ook zo luid tegen de dieren op de boerderij te praten. Maar ze was verder heel aardig.
Ik mocht naar die boerderij omdat mijn ouders arme mensen waren, ze een groot gezin hadden en  er niet voor konden zorgen dat ik op vakantie kon gaan. Ik ging namelijk drie weken bij Oom Ton en Tante Wies op vakantie oftewel logeren. De maatschappelijk werkster in Rotterdam vond mij mager en er zo bleek uit zien en ook zo droevig kijken dat ze moeite voor mij is gaan doen bij de kerk om mij ergens onder dak te krijgen om wat gezondheid op te doen. Nu wilde het geval dat een andere tante van mij, Tante Pop een man had, Oom Hans, die in de oorlog geadopteerd was door boer Hoofdman, die toevallig ook de vader is van Oom Ton en zo, via het maatschappelijk werk, de kerk, Oom Hans , oom Ton en mijn droevige blik ben ik uiteindelijk terecht gekomen in Nieuwe Heeten, zo heet dat dorpje bij Deventer. IK heb daar aardige dieren leren kennen, varkens, koeien, stieren, kippen, honden en katten en behalve de hond waren ze allemaal even aardig. Van de katten hadden ze er blijkbaar genoeg want  toen er 6 nieuwe katjes geboren waren gooide oom Ton ze alle zes dood tegen een muur.
 Ik heb ook nog geholpen met het binnenhalen van een oogst, ik deed dat voor niks want ze waren al zo goed om mij voor niks te laten logeren bij hun. Het eten was wel heel erg onsmakelijk. Ze aten bijna elke dag kruutmoes, een soort karnemelksepap met kluifvlees. Gatver! En ik moest het allemaal opeten want ik moest aansterken.
Na drie weken kwam mijn vader me ophalen. Daar was  denk ik dan net voldoende geld voor.
‘Je ziet er goed uit, jongen,’ zei mijn vader nog.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten