woensdag 1 april 2015

Duo's

Het is woensdagmiddag, de vaste vrije middag voor het basisonderwijs.  Vanuit de basisschool even verderop lopen mij twee onderwijzers tegemoet. Druk gebarend; het duo is vast aan het werk. Ze lopen nu langs de Bergse Plas, de meester en de juf. Vijftigers zijn het, allebei. Klein van stuk. Hij heeft een bebrild grijs koppie, is tanig en heeft een diep doorgroefd gelaat, dat deels verborgen gaat onder de bontkraag van zijn leren jas. Het is ook  zo guur dit voorjaar.  Zijn strakke spijkerbroek verraadt zijn spillepootjes. De juf is kleiner en tamelijk mollig, haar gezicht is bleek en lijkt wat opgeblazen.  Ze heeft lang git zwart haar, dat geverfd moet zijn. Ze draagt een zwarte regenjas tot net boven de knie. Die jas is echt te koud  met dit weer.  Onder haar regenjas  verschijnen uitermate stevige stappers, omhuld door een donkerblauwe maillot. 
Het duo is druk met elkaar in gesprek. Een gesprek dat hen enerzijds bindt en anderzijds fysiek op afstand van elkaar houdt. Ze zijn collega’s op die basisschool. Deze middag  is een studiemiddag. De cursusleider heeft een inleiding gehouden en gezegd: ‘Zoek een maatje, ga wandelen en bespreek de stelling: veranderen van boven- of van onderaf. Dan wil ik jullie over een halfuurtje weer terug zien.’
Ze tonen een welgemeende belangstelling voor elkaar en lijken elkaars woorden te drinken. Geen moment ontwijken ze elkaars blik. Lichtelijk beangstigend, gezien de oneffenheid van het pad.  Je kon er op wachten: hij struikelt over een iets omhoog gedrukte stoeptegel. Plat op zijn bek.
‘Godverdomme!’ Hij werkt vast niet op de school met de Bijbel. Bij het breken van zijn val  heeft hij zijn handpalmen tot bloedens toe geschaafd. Ook zijn knieën zijn gewond. Zij schrikt en helpt hem overeind. In haar tasje zoekt ze naar de tissues waar hij het bloed mee kan stelpen.  Zijn strakke spijkerbroekje is op kniehoogte kapot gescheurd. Die kan straks zo de vuilnisbak in. Hij stelt zich niet aan, veegt  het vuil van zijn kleding en gaat gewoon verder.
Hij is haar dankbaar voor de hulp en ze lachen om het ongelukje en  nemen weer de gepaste afstand aan tot elkaar. (Er is duidelijk nog geen klik tussen beiden.)
Het duo loopt nu langs me heen  en de juf zegt:
 ’Ik vind veranderingen helemaal oké,’ Peter, ‘als het maar gegenereerde veranderingen zijn.’
‘Ja, daar ben ik het van harte mee eens Marleen,’zegt hij,  terwijl hij met een van pijn vertrokken gezicht over zijn gulp wrijft, alsof hij daar bij zijn val ook gewond is geraakt.  
Ik weet bij God niet wat ‘gegenereerde veranderingen’ zijn. En het vervelende is dat het duo gewoon doorgelopen is en zich inmiddels een paar honderd meter achter me bevindt. Ik kan het dus niet meer vragen. Ik heb in het woordenboek gezocht en ik denk dat het (gewenste) veranderingen zijn in het onderwijssysteem van de school.

Verder wandelend langs de Bergse Plas, kom ik nog een ander duo tegen: een paar luid kwetterende eenden, peddelend op de plas. Ze hebben mot met mekaar. Het eendje kwekt, dat ze haar nestje begin maart al klaar had  liggen voor d’r  eitjes. Acht wil ze er hebben dit jaar. Die eitjes moeten nu eindelijk maar eens gelegd worden. De woerd schudt zijn kop en kwekt, dat het nu nog veel te koud is. ‘Nog even geduld hebben, meisje, tot mei,’ kwekt hij, ‘want in mei leggen alle vogeltjes een ei. En wij ….. acht!’

Het eendje houdt wijselijk haar snavel toe. Om haar snavel ligt een glimlach, want zij weet dat hij toch spoedig zal  zwichten voor haar verleidingen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten