Weinig geslapen vannacht.
Tot ’s nachts half vier zitten schrijven
aan een stukkie. Dat over die ‘Vuurdoorn’ van gisteren. Ik heb naar de film die
Blechtrommel gekeken. Een prachtige film naar een boek van de vorige week
overleden schrijver Günther Grass. Vandaar dat die film vertoond werd op tv;
een hommage aan de auteur. De film speelt ten tijde van de tweede wereldoorlog
in het Poolse Gdansk, dat toen nog Dantzig heette. Gaat over een jongetje dat
vanaf zijn derde jaar niet meer wil groeien, als protest tegen de nazi’s. De
film duurde tot ongeveer twee uur in de
nacht. Pas toen begon ik te schrijven aan
mijn ‘Vuurdoorn’- stukkie. Had ik niet
moeten doen.
Vanochtend om negen uur
was ik alweer klaarwakker. Toch wel een mooie tijd om op te staan. Tegen elf
uur moet ik namelijk de deur uit. Het is weer de maandelijkse ‘broer – Tinus – zondag’
in Middelharnis. En aangezien zondag mijn
kookdag is, kan ik, vòòrdat ik vertrek, alvast wat aan de maaltijd doen. Want als ik pas begin met koken, wanneer ik
terug ben van ‘gekke’ Tinus, dan is de kans groot dat ik Studio Voetbal, met het bord op schoot moet bekijken en daar
heb ik een bloedhekel aan. Vanavond maak ik het Japanse roerbakgerecht Teriyaki,
met een doe-het-zelf pakket van KNORR (Unilever) speciaal gemaakt voor dummies.
Tinus is weer razend
enthousiast als hij me ziet aankomen. Ik
zie hem van de eettafel opspringen en naar het grote raam snellen. ‘Broertje, broertje,’ roept hij met zijn hoge
piepende krassende stemgeluid. Hij wil
dat iedereen komt kijken: zijn broertje komt er aan. Maar al zijn dubbel
gehandicapte groepsgenoten blijven lekker zitten eten; de patat met pindasaus
vinden ze interessanter.
De groepsleidster zegt
tegen Tinus, dat hij mij ‘zijn huisje’ maar eens moet laten zien. Hij pakt me
bij mijn hand en sleurt me mee naar zijn kamer. Daar zie ik, dat rondom zijn
bed, tot bijna aan het plafond, een soort aquarium is gebouwd. Van plexiglas. Dat
is gedaan uit voorzorg. Tinus is namelijk op een nacht, rechtopstaand in zijn
bed aangetroffen. Als hij zou komen te vallen, zou hij wel eens zijn nek kunnen
breken. Tinus heeft de plexiglas constructie dus ‘mijn huisje’ genoemd.
Tinus weet al dat we gaan
wandelen. Nou ja … hij in de rolstoel, ik duwen en dat is voor hem hèt uitje van
de maand. Het is lekker weer dus de kans
is groot dat er vanmiddag ijs gegeten gaat worden. Instinctief voelt hij dat
aan, volgens mij.
Tijdens elk van onze wandelingen zingen we uit volle
borst een lied, waarmee we Middelharnis blij maken. Zeker vanmiddag, want we zingen:
‘Ik ben zo blij.’
Tinus kent het refrein
tot mijn verbazing helemaal uit zijn hoofd:
Refrein (2x):
Ik ben zo blij, zo blij,
Dat mijn neus van voren zit en niet opzij
Couplet:
Een zanger van de opera
Die zong een mooie aria,
Tralalalalala, tralalalalala,
En aan het einde van het lied,
wist hij helaas de woorden niet
tralalalalala, tralalalala,
toen fluisterde men hem iets in het oor
maar hij zong rustig door:
Refrein (2x)
(Voor de melodie Google: Ik
ben zo blij, zo blij, dat mijn neus van voren zit en niet opzij.)
Halverwege onze wandeling
stoppen we bij de snackbar. Voor zover ik heb kunnen nagaan is die snackbar de
enige zaak die open is op zondag, in dit stijf-christelijke Middelharnis. We
nemen allebei een oubliehoorn met softijs. Tinus laat zijn ijsje al na twee happen
uit zijn handen vallen. Op straat. Met
grote tegenzin besluit ik om hem mijn ijsje maar te geven. Dit keer gaat het goed.
Hoewel … niet alleen zijn mond maar ook zijn kin, zijn hand, zijn jack en zijn
broek zitten onder het ijs. Pure ijspret.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten