Midden in de nacht ‘in the
middle of nowhere’ werd ik aangehouden door een stel, zich vervelende politieagenten,
die nog net wakker genoeg waren om mij in het donker voorbij te zien tuffen op
mijn brommertje. Sinds ik die boerenpummels met die Exotaflessen tegen de grond
had geslagen, reed ik langs een brede rivier. Ik dacht dat het de IJssel was
maar het kan net zo goed een andere rivier geweest zijn. Het was te donker om
het op mijn wegenkaartje op te zoeken. Ik vroeg het nog aan die agenten maar
die keken me aan alsof ze het in Keulen hoorden donderen.
De agenten waren zichtbaar
blij dat ze deze nacht eindelijk wat te doen hadden: ze deden een beetje druk
en lacherig met elkaar … voor mij was het niet om te lachen. Van de twee
agenten was er een jong en een oud. Allebei hadden ze een snor, de oude had een
grote grijze snor, de jongere had een klein, smal, blond snorretje. De oudere
agent had een bromstem terwijl de jongere een piepstem had … een piepstem, die iedere
politieagent bij voorbaat al lachwekkend maakt.
‘Meneer,’ piepte de jonge
agent, (ik had gelijk al moeite om mijn lachen in te houden) ‘meneer, u bent in
overtreding … u rijdt namelijk in het donker, zonder verlichting op uw voertuig
… noch aan de voorzijde noch aan de achterzijde van uw voertuig functioneert de
verlichting, daarom moet ik u vragen of u in staat bent dit euvel hier ter plekke
te verhelpen?
‘Ja, heer,’ bromde de
andere agent, ‘ heeft u misschien reservelampjes bij U’.
‘Nee’ zei ik, ‘bedankt
voor uw belangstelling, ik heb geen lampjes bij me en kan niks repareren … dus … ik ga d’r maar weer es vandoor.
Dag heren.’ … en ik gaf vol gas, het
donker in.
‘Hé, hé, dat gaat zo maar
niet, jongeman! Staan blijven … staan blijven,’ werd er achter me gepiept. Ze
hadden natuurlijk op me kunnen schieten maar dat vonden ze, denk ik, de moeite weer
niet waard … bovendien had ik duidelijk géén kleurtje want daar schiet onze dappere
politie graag en snel op. Maar goed, ‘Piep en Brom’ vonden het blijkbaar wel leuk
om de achtervolging op me in te zetten met sirene, zwaailicht en
grootlicht. Inmiddels had ik een ruime
voorsprong opgebouwd. Voor mij was het lekker manoeuvreren langs die rivier.
Eindelijk deed die kutmagneet eens wat ik wilde. Het leek wel of de magneet er ook
lol in had om langs al die soms scherpe bochten langs de rivier te sjezen en de
politie voor te blijven. Net toen ik het gevoel kreeg dat ze me gingen inhalen
hoorde ik opeen gierende remmen, kapot springend glas en het knallen van het politiebusje
achter me op de dijk langs de rivier ... dan de plons in het water, het
ontsnappen van lucht uit het busje en tenslotte het gesmoorde hulpgeroep
(gepiep & gebrom) van de agenten.
Ik kon niet nalaten nog
even die kant op te rijden … gewoon om te kijken … niet om iets te doen ofzo.
Er bubbelde zo af en toe nog wat lucht naar de oppervlakte van het water … ik
wist wat dat was … het duurde niet zo lang meer voordat dat helemaal stopte.
Natuurlijk betekende dat ook, dat het afgelopen was met twee plichtsgetrouwe
agenten.
Veel is er voor de politie
niet aan deze twee heren verloren gegaan. Die twee gaven hun leven voor het achtervolgen van een
bromfietser zonder licht. Twee dwaze agentjes … zij rusten in vrede … dat zij
vervangen mogen worden door wijzere mannen of vrouwen.
Ik ging weer verder op
mijn brommertje, langs de rivier. Zonder licht, het laatste stukje nacht in.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten