Beland ik opeens in een
politiewagen! Nietsvermoedend loop ik over het voetpad van het metrostation,
langs het Thorbecke College in de richting van mijn flat. Het is in het begin
van de avond maar wel al donker. Op mijn Smartphone beluister ik wat nummers
van Dire Straights. Plots word ik opgeschrikt door luid getoeter achter me. Als
ik me omdraai zie ik een politiewagen. Gelijk met dat ik me omdraai wordt het
groot licht aangezet.
‘Hysterisch damesgekrijs
klinkt er uit de politiewagen op:
‘Ja, dat is hem, dat is
hem, ik zie het gelijk, dat gemene, geniepige grijnsje, precies dezelfde zwarte
muts en die bril … krek eender, ja hoor, hij is het, dat kan niet anders … die
broek, weet ik niet zo precies, daar heb
ik niet opgelet .. hij had in ieder geval wel een zwarte jas en een rooie sjaal
om, hij liep ook zo met zo’n krom ruggetje.’
Mijn ogen deden pijn van
dat heftige licht, dus ik denk ik draai me om en loop gewoon door naar huis. Ik
heb geen idee over wie ze het nou heeft en waarom.
‘Staan blijven’, klinkt
het dan achter me.
‘Heeft u het tegen mij?’ Vraag
ik nog zo onschuldig mogelijk. Hij moet het wel tegen mij hebben want er is
niemand anders in de buurt. De agent loopt naar me toe, pakt me ruw me bij mijn
onlangs geopereerde bovenarm en ik schreeuw het uit van de pijn.
‘Stel je niet zo aan man,
ik raak je nauwelijks aan….’
De agent schrikt er wel
een beetje van als ik hem vertel waarom ik zo schreeuw. Hij is zo fideel om
zijn excuses aan te bieden maar hij laat me niet gaan ….o, nee. Hij pakt me
gewoon bij mijn andere bovenarm.
‘Ja, hoor, dat is hem, nou
weet ik het zeker, hij was gisteren bij mij in de zaak … met die muts en die
bril’ … en dat allemaal weer op dat hysterisch krijsende toontje. Ik hòòr
alleen de stem van die vrouw maar, door dat felle schijnsel van de autolampen,
kan ik haar niet zien.
‘Hou nou maar even op met
je viswijvengekijf, nou weten we het wel, ja?!’ gebied de agente achter het
stuur haar.
De politieagent die mij
aanhoudt, wil mij handboeien aandoen … ik zeg tegen die man dat dat helemaal niet
nodig is, dat ik gewillig mee zal gaan mits hij mij vertelt waaròm ik mee moet.
Dat lijkt mij wel zo billijk.
‘U wordt verdacht van
winkeldiefstal, meneer, meer wil ik er niet over zeggen en ik waarschuw u, want
elk woord dat u zegt kan tegen u gebruikt worden.
Toch gewoon mèt handboeien
word ik op een bank in een afgeschermd deel van de politiewagen gezet, achter
de overspannen vrouw. Het is een zwaar opgemaakte, geblondeerde oudere vrouw (50+) met een erg gerimpeld
gezicht. Ze draagt een iets te jeugdig
jurkje met tijger-motief en een extreem laag uitgesneden décolleté
Haar stem heeft een
raspend geluid : ‘O lekker ben u, zet u die crimineel zomaar vlak achter me zonder
boeien; gisteren heeft die engerd me nog bestolen en bedreigd.’
‘Die man kan u van daaruit
niets doen, mevrouw en bovendien ……’ zegt de agent, ‘ … hij heeft wèl handboeien
om.’
‘Hij heeft géén handboeien
om, dat dat zie ik hier toch zelf, ik ben niet achterlijk of zo.’ De
politieagente die achter het stuur zit, stapt dan de auto uit, opent de deur
naast de vrouw en zegt:
‘Ik ben die holle heisa
die u hier de hele tijd zit te maken wel zo spuugzat … eruit!! Nu!! …En gauw
een beetje … ‘
‘Maar jullie kunnen me
toch niet zo maar …’
‘Ja dat kunnen we wel!’
Mijn handboeien worden dan
afgedaan.
‘Als ze niet eens zag dat
u zo even handboeien aan had’ zegt de agent, ‘kan ik haar beschuldigingen aan
uw adres ook niet meer serieus nemen.’
‘Ik snap er sowieso al
helemaal niks van’ zeg ik tegen de agent ‘trouwens, wat zou ik dan eigenlijk gestolen
moeten hebben?’
‘Drie dozen pikante lingerie,
ja, volgens haar dan… nou, meneer, sorry voor het ongemak en toch nog een prettige
avond verder,’ zegt de agent.
‘Hetzelfde,’ zeg ik.
De politiewagen rijdt
achteruit het voetpad weer af. De vrouw verliest zich weer in een voor mij onverstaanbare
tirade, als de agenten haar passeren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten