Op mijn dertiende mocht ik
een tijdje gaan logeren bij ‘de boeren’. Nou ja, mocht, ik kan beter zeggen:
moest. Het was noch mijn idee noch dat van mijn ouders. Het idee kwam uit de
koker van de maatschappelijk werkster, die bij ons thuis over de vloer kwam.
Juffrouw Ansink was haar naam. Van haar moest de tv weg. Daar waren we in
feite te arm voor, volgens haar. Maar goed, die juffrouw vond, dat ik een
tijdje (minstens 6 weken) gezondheid op moest gaan doen op het Overijsselse
platteland. Ze kende daar een boerenechtpaar, dat me wel op krachten wilde
laten komen.
Volgens die juf, maakte ik
me te druk om de relatieproblemen van mijn ouders. Dat klopte ook wel. Het
grootste probleem was eigenlijk, dat ze vrijwel nooit eens goed met elkaar praatten.
Mijn vader zei al helemaal nooit wat. Althans, voor zo ver ik weet. Zeker niet
tegen iemand bij ons thuis.
Als pa niet thuis was vertelde
mijn moeder me schaamteloos alle
problemen die ze met hem had. Geen enkel detail werd daarbij geschuwd. Het
tragische is, dat ik weinig tot geen positieve woorden van haar over mijn pa heb
mogen horen.
Ik dwaal een beetje af,
want ik wou zeggen dat ik naar die boerderij moest omdat ik slecht at en overspannen
geworden was van het idee dat mijn ouders uit elkaar zouden gaan. Ten einde
raad, ben ik daarover gaan praten met juffrouw Ansink.
Volgens mijn moeder was pa
een domme, sadistische man. Hij had in Indonesië van zijn negende tot zijn veertiende
jaar in een concentratiekamp (het Jappenkamp) gezeten. Hij had tot zijn negende,
drie jaar lagere school gehad en heeft daarna nooit meer verder geleerd. Toen
ze me dat vertelde, was ik dertien jaar en hoorde ik haar aan als een soort ja-knikkertje.
Maar nu weet ik, dat je heus niet dom hoeft te zijn als je maar drie jaar
lagere school hebt.
’Sadistisch’ zei mijn
moeder….mijn vader had ‘kampneigingen’ … daarmee bedoelde ze, dat hij net zo
gewelddadig tegen ons, zijn kinderen, was, als de soldaten in het Jappenkamp
tegen hem waren geweest. Nou moet ik mijn moeder toegeven, dat pa mij en de
andere kinderen wel eens sloeg maar meestal verdienden we dan wel een pak slaag
en … eerlijk is eerlijk het was nooit tot bloedens toe. Maar ‘kampneigingen’? Aan
kampneigingen denk ik meer aan wat een broer van mijn pa (onze ome Jan) in het Jappenkamp
overkomen is: die werd door de Jappen aan één arm in een boom gehangen omdat
hij een ei gestolen zou hebben uit het kippenhok. Zoiets sadistisch heeft pa
nooit gedaan.
Het was trouwens een goed
idee van die juf Ansink om mij naar dat dorp Nieuw Heeten in Overijssel te
sturen. Ik hielp boer Grollemans daar op het land met het binden van korenschoven
met korenaren.
Grollemans had varkens en
koeien, die waren door de hele boerderij te ruiken. Van de meeste koeien en
varkens was ik bang: ze keken me boosaardig aan.
Poepen deden alle mensen, die
op de boerderij woonden (ik dus ook) op de poepdoos: een houten kist. Onze poep
en pies plonsde van daar tussen de uitwerpselen van de varkens en koeien. ‘Dat
wordt straks uitstekende goeie mest,’ zei Grollemans, grijnzend.
Kippen hadden ze ook. Van
de kippen was ik niet bang. Zij wel van
mij.
Elke ochtend kreeg ik twee
zacht gekookte eitjes ‘om aan te sterken’ en een beker chocomel erbij.
Heerlijk.
Word misschien wel vervolgd
Geen opmerkingen:
Een reactie posten