dinsdag 9 februari 2016

BIJ DE BOEREN

Op mijn dertiende mocht ik een tijdje gaan logeren bij ‘de boeren’. Nou ja, mocht, ik kan beter zeggen: moest. Het was noch mijn idee noch dat van mijn ouders. Het idee kwam uit de koker van de maatschappelijk werkster, die bij ons thuis over de vloer kwam. Juffrouw  Ansink was haar naam.  Van haar moest de tv weg. Daar waren we in feite te arm voor, volgens haar. Maar goed, die juffrouw vond, dat ik een tijdje (minstens 6 weken) gezondheid op moest gaan doen op het Overijsselse platteland. Ze kende daar een boerenechtpaar, dat me wel op krachten wilde laten komen.

Volgens die juf, maakte ik me te druk om de relatieproblemen van mijn ouders. Dat klopte ook wel. Het grootste probleem was eigenlijk, dat ze vrijwel nooit eens goed met elkaar praatten. Mijn vader zei al helemaal nooit wat. Althans, voor zo ver ik weet. Zeker niet tegen iemand bij ons thuis.
Als pa niet thuis was vertelde mijn moeder  me schaamteloos alle problemen die ze met hem had. Geen enkel detail werd daarbij geschuwd. Het tragische is, dat ik weinig tot geen positieve woorden van haar over mijn pa heb mogen horen.

Ik dwaal een beetje af, want ik wou zeggen dat ik naar die boerderij moest omdat ik slecht at en overspannen geworden was van het idee dat mijn ouders uit elkaar zouden gaan. Ten einde raad, ben ik daarover gaan praten met juffrouw Ansink.

Volgens mijn moeder was pa een domme, sadistische man. Hij had in Indonesië van zijn negende tot zijn veertiende jaar in een concentratiekamp (het Jappenkamp) gezeten. Hij had tot zijn negende, drie jaar lagere school gehad en heeft daarna nooit meer verder geleerd. Toen ze me dat vertelde, was ik dertien jaar en hoorde ik haar aan als een soort ja-knikkertje. Maar nu weet ik, dat je heus niet dom hoeft te zijn als je maar drie jaar lagere school hebt.
’Sadistisch’ zei mijn moeder….mijn vader had ‘kampneigingen’ … daarmee bedoelde ze, dat hij net zo gewelddadig tegen ons, zijn kinderen, was, als de soldaten in het Jappenkamp tegen hem waren geweest. Nou moet ik mijn moeder toegeven, dat pa mij en de andere kinderen wel eens sloeg maar meestal verdienden we dan wel een pak slaag en … eerlijk is eerlijk het was nooit tot bloedens toe. Maar ‘kampneigingen’? Aan kampneigingen denk ik meer aan wat een broer van mijn pa (onze ome Jan) in het Jappenkamp overkomen is: die werd door de Jappen aan één arm in een boom gehangen omdat hij een ei gestolen zou hebben uit het kippenhok. Zoiets sadistisch heeft pa nooit gedaan.

Het was trouwens een goed idee van die juf Ansink om mij naar dat dorp Nieuw Heeten in Overijssel te sturen. Ik hielp boer Grollemans daar op het land met het binden van korenschoven  met korenaren.
Grollemans had varkens en koeien, die waren door de hele boerderij te ruiken. Van de meeste koeien en varkens was ik bang: ze keken me boosaardig aan.
Poepen deden alle mensen, die op de boerderij woonden (ik dus ook) op de poepdoos: een houten kist. Onze poep en pies plonsde van daar tussen de uitwerpselen van de varkens en koeien. ‘Dat wordt straks uitstekende goeie mest,’ zei Grollemans, grijnzend.
Kippen hadden ze ook. Van de kippen was ik niet bang.  Zij wel van mij.
Elke ochtend kreeg ik twee zacht gekookte eitjes ‘om aan te sterken’ en een beker chocomel erbij. Heerlijk.



Word misschien wel vervolgd

Geen opmerkingen:

Een reactie posten