woensdag 8 juli 2015

TOILET

Het was bijna een half uur na afloop van ‘Robin, de musical’. Jules, de producent, rende vanuit de feestzaal, naar de wc boven. Hij had te veel door elkaar gegeten en gezopen en ging over zijn nek.

Pierre, een figurant, met een rolletje van niks, was meteen na het slotapplaus naar de dichtstbijzijnde plee gehold. Hij moest poepen. Altijd had hij dat, vlak vòòr en vlak ná een voorstelling. Maakte niet uit of hij een groot of een klein rolletje had … altijd. Alleen, die verdomde rotgulp nu. Waarom zetten die mietjes van broekenfabrikanten tegenwoordig geen ritsgulpen meer in hun broeken maar van die KUTKNOPEN, die nauwelijks los te maken zijn.

Vòòr de voorstelling is Pierre’s ontlasting meestal redelijk normaal maar na afloop heeft hij altijd de spuitpoep. Van de opgekropte spanning waarschijnlijk. Hij ging het niet redden … die TERINGKNOPIES … godver, de godver, de godver ….ja, hoor, het was al te laat …het liep hem al dun door de broek. Uit pure nijd rukte hij de onderste twee knopies met geweld los. Zijn volgescheten onderbroek zakte zo mogelijk nog sneller op zijn hielen dan zijn jeans. Hij werd misselijk van zijn eigen stank … verrotte babi pangkan vermengd met die smerig zure guur van veel te veel alcohol.  
Wat kon hij godverdomme doen, daar zittend op die pot in zijn eigen uitwerpselen? Met vier w.c.-rollen heeft ie zijn hele onderlijf schoongepoetst. Het was alleen veel te veel wc-papier bij elkaar om in een keer weg te spoelen. Met als gevolg dat de wc overliep. Moest hij veel van dat papier uit die pot vissen en met kleine beetjes tegelijk weer wegspoelen … wat een stinkend waterballet werd het zeg!  
Er zat dan wel geen stront meer aan zijn lijf, hij stonk nog wel als een bunzing. Want er was geen zeepje in deze ruimte om de weeë billengeur van zijn onderlijf te poetsen. Hij probeerde het nog wel met het wc-blokje in de bovenrand van de wc maar voordat hij dat spul over zijn billen en benen uit kon smeren viel het in tientallen kleine brokken uit elkaar.
Zijn onderbroek  kreeg hij nog wel redelijk schoon, door die te spoelen met water uit de stortbak. De spijkerbroek ging een stuk moeilijker … die was natuurlijk een stuk groter. Het werd zo langzamerhand een smerige soppige bende in dat kleine kuthokkie.
Ineens schoot hem te binnen dat hij een briefje van 50 euro in zijn broekzak had gestopt om een of twee rondjes te kunnen geven ter gelegenheid van zijn verjaardag. Mooie verjaardag. Het doorweekte en stinkende vijftigje redt hij nog net  uit zijn broekzak.
De kans is groot dat hier vanavond niemand meer langs komt zetten. Déze wc ligt boven, héél dicht bij het podium en daar is iedereen al lang weg. Iedereen zit beneden, te zuipen, te vreten, te lachen, te genieten of te vozen en Pierre zit hiér  godverdomme: in de shit!
Nu pas ziet hij dat het een antieke plee is met een antiek hoge stortbak. Hij gaat op de bril staan en propt zijn jeans er in … gooi er de korrels wc-blokje bij en wast de broek zo schoon als maar enigszins kan. Niet vergeten straks dat briefje van vijftig los te halen van de wc-borstel waarop Pierre het te drogen heeft gespiesd.

´Jezus Christus, Pierre, wat ben jij hier godverdomme aan het doen, lul?’ zei Jules terwijl hij een lading half verwerkte wijn, Franse kaas en Gelderse worst tegen de kuiten van Pierre aan kotste.
Pierre stond nog steeds op zijn tenen op de wc-bril zijn jeans te soppen. Jules liep als het ware kotsend tegen Pierre zijn billen aan.
‘Sorry hoor … dat moest er ff uit. Maar … gatverdamme man, ben je rot van binnen of zo?’ vroeg Jules. Pierre was duidelijk vergeten de wc-deur op slot te doen.

‘Weet je wat jij moet doen … lul  … klootzak … hiernaast is een douche man ...  spoel daar al die gorigheid van je af … kom ik bij je staan  en  dan lopen we straks samen zingend en swingend  naar beneden!’ zei Jules

Als verzopen katten kwamen Jules en Pierre beneden. Daar was volop gezelligheid. Jules en Pierre, met hun wet-suits, vielen niet eens uit de toon.

dinsdag 7 juli 2015

ZWIJGEND

Het eerste uur zeggen ze vrijwel niets. Het is ook niet normaal om op dit tijdstip van de dag veel te zeggen.
Heel even keken ze elkaar aan ... ‘lekker bakkie’ … was het enige dat ze tot nog toe gezegd hadden, na het kopje koffie, dat ze was aangeboden door de organisatie. Het is half zes in de ochtend. Het lijkt klaarlichte dag. De zon is bijna op. Het wordt een hete dag. Nu al is het warm. Twee anderen zijn een half uur eerder vertrokken. Toen was het ook al licht, zij het iets minder.  De rest van de groep mag pas weg rond zeven uur. Die zijn niet te benijden, want dan zal het al zowat bloedheet zijn. De rest van de groep wandelaars is veel rapper dan de vier, die eerder mochten vertrekken. Weldra zullen zij worden ingehaald door die rest, net als zij binnenkort die twee vòòr hen zullen inhalen. Toch gaat het hen er niet om voorop te lopen. Winnen was geen doel, voor geen van de wandelaars trouwens. Meedoen was belangrijker dan winnen.

In dat eerste uur denkt hij vooral aan zijn oudste broer, die ernstig ziek op bed ligt en die, onverhoopt, misschien nog wel tijdens deze wandeltocht kan komen te overlijden. Ook zijn dochter en zijn vader komen in zijn gedachten voorbij.
Zijn oudste broer Tinus, was behalve doodziek, ook verstandelijk gehandicapt. Momenteel wordt hij gesloopt door suikerziekte en door nauwelijks functionerende nieren. De noodzaak van behandelingen als nierdialyse of een niertransplantatie kan hij niet bevatten en dat kan hij naar alle waarschijnlijkheid ook niet aan ... wordt hij alleen maar zieker van. Hij heeft nu veel pijn, die prima wordt bestreden door morfine. Het is nu, helaas, wachten op de onheilstijding … of misschien is het juist wel wachten op het goede bericht dat hij uit zijn lijden is verlost.

Gisteravond laat hoorde hij dat zijn dochter Helma over tien dagen naar huis mag. Ze is zo blij als een klein kind. Eindelijk weer ‘eigen baas’ na een ziekenhuisopname van bijna vier weken. Na een val van haar fiets, ze viel op haar hoofd, wordt ze erg depressief. Na enige dagen menen haar psychiaters verschijnselen te herkennen, die duiden op een postnatale depressie. Zeer tegen haar zin, maar voor haar eigen bestwil en dat van haar tien dagen oude Marieken, moet ze worden opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis Sancta Immaculata in Oegstgeest. Marieken moet ze thuis laten. Woedend gooit ze een stoel door de ruit van haar kamertje. Net voor ze met de losgekomen glasscherven haar polsen door kan snijden wordt ze ‘gered’ door de verpleging.
Over tien dagen naar huis!! Ook haar man Rien is natuurlijk helemaal in de wolken met deze goede tijding. Dan kunnen ze weer samen voor hun Marieken zorgen. Wat verlangt hij daarnaar!
Slechts heel even denkt hij aan zijn vader. Hij ziet paps, zittend aan de pokertafel aan boord van de s.s. Noorddam, het schip waarop zijn vader werkt. Hij zet tweehonderdvijftig dollar in, verliest. Paps de afwasser, druipt af. Wij, zijn vijf kinderen en zijn vrouw, hebben die drie weken daarna nauwelijks iets te vreten. Ik vergeet hem gelukkig weer snel.

Zijn zus loopt naast hem en haar glimlach verraadt wat leuks. Ze denkt aan het sigaretje dat ze straks, zo over een half uurtje gaat opsteken en waar ze intens van gaat genieten. Hoewel haar longen het met kunst- en vliegwerk (puffen, pillen en injecties) wonder boven wonder, blijven doen, is er voor haar geen groter genot denkbaar. Eigenlijk is dat sigaretje haar grootste vriendin. Het interesseert haar geen reet dat de roentgenfoto’s van haar longen alsmaar zwarter worden. Ze vraagt zich wel eens af of haar partner Dien zal weten dat ze zo af en toe stiekem zit te paffen. Zonder twijfel weet Dien dat. Ze is niet achterlijk en bovendien … ze heeft een uitstekende neus.
De voornaamste reden van die glimlach op haar gezicht zal het aanstaande huwelijk van haar zoon Leo zijn. Moeders trots die Leo. Hij woont alweer een aantal jaar in Nieuw-Zeeland. Ze mist hem. Over drie weken stapt hij in het huwelijksbootje met de superschone Iraanse jongedame Parvanan, wat vlinder betekent.
Het allermooiste is dat zij er samen met haar Dien bij zal zijn daar in Wellington. Wat verheugt ze zich op die bruiloft en wat is ze blij met Dien, die toch maar mooi haar vliegangst gaat overwinnen.


De twee die vòòr hen liepen hebben ze inmiddels ingehaald. Als ze achterom kijken, zien ze de grote restgroep met rasse schreden naderen.

maandag 6 juli 2015

BEWEGINGEN

Ze zitten in mijn huis. Ik zit in Portugal en ik zie ze verdomd scherp. Die bewegingen in mijn huis. Ik zie alleen niet wie of wat er beweegt. Ik ben in Lissabon voor het theaterfestival ‘Theatro Lis Boa’. Kadootje van mijn kinderen voor mijn 69e verjaardag. Dit jaar is de theatergigant Robert Wilson weer eens aanwezig, met een nieuwe voorstelling. Het moet weer ‘alle grenzen overschrijdend’ zijn. Dat mag trouwens ook wel want, we hebben zo onderhand vijfentwintig jaar niks meer van hem gehoord.

Maar goed, ik zie dus die bewegingen. Door mijn hele huis heen. En het zijn pertinent niet de bewegingen van Thijs, onze aftakelende kater of  het getrippel van Thea, die voor poes, planten en post zorgt.
Het typische is, dat die bewegingen er nièt zijn als Thea in ons huis aan het rommelen is. Hoe ik zo zeker weet dat het Thea is die daar rondstruint?
Thea’s kleine gestalte en ronde contouren ken ik tot in de finesses. Haar astrale lichaam herken ik uit duizenden. De contouren en astrale lichamen, die ik nu dagelijks ontwaar zijn me volslagen vreemd. In elk vertrek waar Thijs opduikt stoppen de mysterieuze  figuren hun bewegingen. Ik vraag Thea om op verschillende tijdstippen van de dag mijn huis binnen te vallen om zo de ongenode gasten ongewenst te verrassen. Maar steeds treft Thea mijn appartement in diepe rust. Alleen Thijs komt wel eens even verbaasd kijken en vraagt zich dan waarschijnlijk af wat Thea hier komt doen in haar nachtjaponnetje.
Omdat ook overdag de bewegingen gewoon doorgaan vraag ik Trudy eens met me te skypen en met dat Skypecameraatje door het huis te gaan. Er is niks vreemds te zien; alles ziet er keurig uit. Wat moet je nog meer doen om te weten te komen wat voor onduidelijk schimmenspel  zich in je huis afspeelt. Want dàt er iets is, weet ik zeker. Ik ken mijn huis door en door en zo kent mijn huis mij. Wij hebben een goed contact met elkaar …  alleen het huis kan niet praten . .. het kan slechts signaleren. Morgenavond ben ik weer in Rotterdam. Ik brand van nieuwsgierigheid om te weten wat er loos is in mijn stekkie. Vergeet ik toch bijna,  dat ik vanavond naar mijn idool ga ... ben zo met Rotterdam bezig.  

Robert Wilson speelt en regisseert ‘Krapp’s Last Tape’ een toneelstuk van een andere theatergrootheid: Samuel Becket.

Krapp viert zijn 69e verjaardag zoals hij ieder jaar zijn verjaardag viert: met het opnemen van zijn herinneringen aan het afgelopen jaar, en het terugluisteren van eerdere opnames. Terwijl buiten storm en regen om zijn huis jagen, luistert hij naar zijn vroegere zelf met spot, walging, woede en nostalgie. Robert Wilson nu als regisseur én acteur, in Becketts beroemde eenakter over eenzaamheid en desillusie. Hij maakt van Becketts monoloog een kil spektakel in zwart-wit, met Krapp, die nog een paar komische kunstjes doet, maar die het lachen langzaam maar zeker voorgoed vergaat.

Als ‘Krapp’s Last Tape’ nog eens in Nederland komt, ga het dan zien, dat stuk van die twee grootheden: de schrijver Becket en de performer Wilson.

Het is pokkenweer als ik terugkeer in Rotterdam. De taxi brengt me snel thuis. De chauffeur kan me niet helemaal voor de deur afzetten, helaas. Een super - gammele vrachtwagen uit Roemenië, met versleten achterbanden, houdt de boel op. De wagen is leeg; de laadklep staat open. Hoezo eigenlijk? In de verste verten geen lading te bekennen.
Ik word haast omver geblazen door felle rukwinden. Ik open mijn voordeur en er stuift een kolonne, naar alle waarschijnlijkheid, Afrikaanse vluchtelingen, mijn deur uit, gehuld in ‘woningcamouflagekleding’; ja, zo noem ik het maar even. Zo zag ik in de gauwigheid mijn staande schemerlamp voorbij stuiven, zes personen schoten langs me heen in mijn meubelstof,  vier liepen me voorbij als mijn gordijen en eetje had zich vermomd als mijn dekbedhoes Vanessa  … eigenlijk kwam gewoon de hele inrichting van mijn huis voorbij zetten.


Vast  een nieuwe categorie: woonkamervluchtelingen.  Het is weer rustig in huis. Alles netjes en héél achtergelaten.                          

zondag 5 juli 2015

FIETSVAKANTIE


De volgende ochtend komen we bij elkaar bij Piet voor de deur. Ton, Isaac, Piet en ik. We gaan op vakantie heel Nederland door fietsen. Eerst richting Culemborg. Piet en ik hebben de tweepersoonstenten achterop en de anderen hebben ieder een evenredig deel van de bagage in hun fietstassen. Ellie, Piets prachtige vriendin, zwaait ons uit.

Veertien graden is veel te koud voor de tijd van het jaar. We zijn de straat nog niet uit of het begint zachtjes te regenen. Regenpakken? Daar doen we niet aan. Stoer! Als we bij Capelle, Rotterdam uitrijden, is alles en iedereen doorweekt, zij het dat Isaac minder doorweekt is, omdat hij als enige de reis begon in zijn korte broek. Piet stelt voor een bakkie te gaan doen in de eerstvolgende kroeg en daar te blijven hangen tot de ergste regen voorbij is. Maar het blijft plenzen. Het bakkie koffie gaat over in een pilsie. We kunnen er voor een prikkie wat eten en Arie,  de café- eigenaar, zegt, dat als we dat willen, we ook wel kunnen blijven pitten. ‘Maar’ vijfentwintig euro per persoon, voor die benauwde slaapruimte op die zolder van hem. Aflegger!  Maar ja, we hebben weinig keus. De plenzende nacht in fietsen is géén alternatief. Onze kleren gaan bij Arie in de wasdroger, voor het zelfde geld. Dat dan weer wel!  Arie weet te vertellen dat het morgen droog zal blijven maar ook koud: dertien graden.

In de loop van de avond vraagt Ton of hij even een beetje mag gaan zitten drummen. Het drumstel staat op een klein podium in de hoek  van de kroeg. De cafébaas blijkt zelf een verwoed jazz - gitarist en samen  met Ton speelt hij een super – swingende  jam - sessie. Van nummers van Dizzy Gillespie (On the sunny side of the street ), Miles Davis (Take five) maar ook van Amy Whinehart (Black is Black) spelen ze hun eigen verrassende versie.

We zijn  niet erg opgeschoten vandaag: Capelle aan den IJssel. Het einddoel van deze eerste dag was oorspronkelijk Culemborg. Dat is niet haalbaar gebleken. Toch hadden we ons nauwelijks een avontuurlijker begin van onze trip kunnen bedenken.

Ton is een echte ‘dzjemmer’. Hij heeft zich ook nooit aan een vaste band willen binden, met als gevolg dat hij met zijn drummerskwaliteiten en improvisatietalent nooit één weekend zonder werk zit.
Isaac en ik horen Ton en Arie excelleren, terwijl we een potje biljarten. Ik kan er geen hout van en word door Isaac finaal van tafel gespeeld. Isaac komt, net als Piet trouwens.  uit Brabant en is zowat opgegroeid in café - biljart ‘de Kopstoot’ in Dongen.

Piet zit zich te bezatten. Hij had eigenlijk al niet zo veel zin in deze onderneming maar hij dacht zijn sores even te kunnen vergeten. Maar als we hem zo zien zitten, weten we wel weer hoe laat het is. Hij zit weer met zijn vriendin Ellie in zijn hoofd. Ellie is eerlijk tegen Piet. Ze gaat alweer een paar weken vreemd met collega Peter. Vreemd genoeg  vindt Piet dat op zich geen probleem. Wat hij het lulligste aan de hele zaak vindt is dat Ellie tegenwoordig nooit meer eens lekker met hèm wil  vrijen. Piet is altijd een beetje naïef geweest in de liefde en wat alcoholgebruik betreft, is hij de laatste maanden veel te overmatig.

Arie zijn vrouw, Toos,  gaat met haar accordeon mee zitten jammen. Het repertoire verandert van jazz naar Nederlandstalig: Hazes’ ‘Een beetje verliefd’ spelen ze. Piet begint me dan toch te janken! Halverwege dat Hazesnummer flikkert hij van zijn barkruk. Volkomen lam. We slepen hem met zijn vieren naar die zolder.

Piet is de andere ochtend als een kind zo blij, dat we niet richting Arnhem gaan fietsen. We besluiten de vakantie af te blazen en gelijk naar huis te gaan. Met onze fietsen in de metro gaan we naar Blaak en van Blaak fietsen we naar huis.  Een ritje van één kilometer.   

zaterdag 4 juli 2015

FOTO-ALBUM

Die avond stap ik na het eten naar de voorraadkast, waar ook onze verzameling fotoalbums ligt. Ik pak er zo maar een uit. Het interesseert me niet echt welk album. Toevallig pak ik het album met de foto’s van de jaren 1988 tot en met 1993.

Freddie en Rudie, onze zonen en hun geliefde vriendinnen, Ineke en Sam zijn deze zondag bij ons blijven eten, ter gelegenheid van Vaderdag. Ik heb, zoals gewoonlijk op Vaderdag gekookt. Goulash. Doe ik elk jaar.  Voor de zesendertigste maal nu alweer. Zo lang ben ik alweer vader ….
  
De jongens doen de afwas . Fijne knullen. Eerst de vettige borden en pannen met heet water afspoelen en dan afwassen. Vanaf hun vijfde jaar moesten ze dat al van me doen. Daar is toch niks mis mee!? Jong geleerd is oud gedaan! Daar kregen ze destijds pluspunten voor van mij. Die konden ze weer bij mij inleveren. Voor geld. Tien punten, één gulden. Gingen ze meestal gelijk ijs of ander snoep voor kopen. Geef ze eens ongelijk! Trouwens dat afwassen ging en gaat  nog wel gewoon in een teiltje met water, sop en  dan flink boenen met zo’n borsteltje.
Van een afwasmachine moesten we niks hebben. De jongens ook niet. Afwassen vond en vind ik nog steeds een leuke sociale activiteit. Ondertussen een beetje babbelen, zwetsen of dom ouwehoeren, soms een stevige woordenwisseling. Prima. Een afwasmachine is leuk voor een weeshuis of een bejaardenhuis. Voor ons gezin vond en vind ik zo’n ding een overbodige luxe.

Terwijl ik al neuzend in het vakantiealbum een beetje zit te grinniken, staan de dames op het balkon gezellig een sigaretje te roken. Ons balkonnetje is qua ruimte eigenlijk maar geschikt voor twee mensen. Maar zo, met zijn  drieën bij elkaar,  inhaleer je toch ook iets van de rook van een ander zijn sigaret. Bijzonder! Sociaal ook. Ja toch? Niet dan?  
Wat zullen Ineke en Sam straks genieten van de foto’s van hun lieve mannetjes, Dan zie ze hun ‘boys’ als tieners met elkaar ravotten in hun onbekommerde tienerjaren. Ik zit nu al te genieten.

Zo waren we in Bretagne waar Freddie, op duizelingwekkende hoogte, ontspannen op een menhir lijkt te liggen. Rudie, zit ogenschijnlijk relaxed, met zijn armen gespreid, onder een, op een muur gebeeldhouwde, reuze-hagedis.

In het Parc Obelix, iets ten noorden van Parijs, durfde  zowaar ook paps (ik dus) met zijn zonen de achtbaan in … volgens Freddie en Rudie stelde dat achtbaantje ‘geen reet’ voor  … veelste traag, veelste laag …

Tijdens onze theatervakantie in het Franse dorpje Charme stond Rudie voor het eerst op de Bühne. Hij deed een kostelijke ‘Michael Jackson act’: Beat it.
Carole vermaakte zich kostelijk met de tango-lessen. Vooral de tangodocent vond ze top. Hij was een homo. Alle stereotype homobeweginkjes gebruikte hij in zijn lessen. Als hij in een tango zijn kont naar achteren zwiepte, uitte hij het wulpse kreetje: ‘Oeps!’  Dat was voor haar genieten!!
Ik deed een straattheater - act. Als doorgedraaide politieagent maakte ik het centrum van Charme onveilig. Op totaal onlogische wijze ging ik daar het verkeer staan ontregelen (groen werd ‘stop’ en rood: ‘rij). Ik slingerde brave, argeloze voorbijgangers op de bon of deed ze de handboeien om. Leuk om te doen. Sommige inwoners van Charme konden de act niet zo waarderen. Maar ik heb het overleefd.
Freddie vond het daar allemaal maar niks… die ging liever foebele …  al was het in zijn eentje. De volgende vakantie was meer spekkie naar Freddie zijn bekkie.

Op de fiets hard sjezen langs de Loire. Rudie kon er trouwens ook wat van. Met duizelingwekkende snelheid lieten die twee zich van de bergen vallen. Paps was veel voorzichtiger, die kneep vaak zijn billen bij elkaar en in zijn remmen, eigenlijk veel te veel want na elke rit moesten zijn remblokjes vervangen worden.

Het eerste familie-Mastwijk weekend viel ook in de periode 1988-1993.  Rudie doet daar zijn eerste act met gitaar op een heus podium. Alleen …. de gitaar is nep … hij deed wel weer een nummer van zijn idool: Michael Jackson.

Ineke en Sam blijken toch minder interesse te hebben in die fotootjes, dan ik dacht. Ineke  gaat al snel zitten bladeren in een oude Opzij. Sam gaat zitten gamen en  in de werkkamer komen Rudie en Freddie niet meer bij van het lachen, om van die ‘bloopers’ op You Tube. Carole geeft de planten water. Het was een warme dag. De planten hebben dorst.

En ik … ik zie mezelf, een beetje sneu, zitten grinniken, boven dat fotoalbum dat op mijn schoot ligt. 

vrijdag 3 juli 2015

LULLETJE LAMPEKATOEN


We kwamen in IJsselmonde te wonen. Als groot gezin. Daar ben je mooi klaar mee. Ook dit is Rotterdam Zuid geworden want in de oorlog is IJsselmonde bij Rotterdam gevoegd. Heel treurig vind ik het te moeten bekennen, dat ik zes volle jaren in deze onderontwikkelde, achterlijke en  onbewoonbare non-wijk woonde. Zo wàs IJsselmonde, met als ultiem dieptepunt het gedeelte met de naam Hordijkerveld. In 1963 letterlijk uit de grond gestampt. Woningen stonden er: verdeeld over talloze grote en kleine rechthoekige blokken. Platte, dorre grasvelden en een enkele zandbak waren de prikkelende recreatiemogelijkheden in deze wijk. Verder was er niets, de wipkip moest nog gelegd worden. Er was geen kerk, geen dokter, geen groenteboer, geen disco, ja, zelfs geen hoer. Nu anno 2015 zitten er wel een paar hoeren, zeggen ze ….. op de Pruimendijk. Alle straten heten daar dijken , Leppedijk, Appeldijk, Vudijk, Molgerdijk, de stomste namen maar er was in die hele wijk niets dat op een echte dijk leek. Ja, twee, drie kilometer verderop liep de Maas en daar lag een duidelijke dijk voor: de Maasdijk. Maar bewoners van al die stomme ‘dijken’ in dat stompzinnige Hordijkerveld zouden zonder uitzondering verzuipen als de Maasdijk het zou begeven …. Huigendijk, Averdijk, Lodijk, Kerstendijk, Stuk voor stuk lachertjes van dijken.

Als het vroor was het niet vreemd dat de ruiten van slaapkamers van de eengezinswoningen kapot sprongen. Duimendikke ‘vorstbloemen’ vormden zich op de slaapkamerramen. Geen wonder: er stond, uitsluitend in de woonkamer, een kacheltje met een veel te lage capaciteit om de hele eemgezinswoning behoorlijk te verwarmen. Ronduit misdadig was dat. Vele winteravonden heb ik met mijn winterjas aan, een dikke sjaal om, een warme muts op en drie paar geitenwollen sokken aan,  zitten studeren.  Wiskunde-opgaven zitten maken en ik heb zitten zwoegen op vertalingen Frans-Nederlands en nog veel meer. Soms kwam mam het peperdure elektrische kacheltje bij mijn voeten zetten … dat was wel lief van haar maar dat konden we eigenlijk niet betalen.
En dan had ik nog een regiment kleine broertjes en zusjes dat niet rustig te krijgen was …ondanks dat mijn moeder geregeld (tevergeefs) riep
‘Zachtjes, jongens, zachtjes, want Jee, moet leren ...’
Het maakt me wel wat trotser, zo achteraf, gezien de omstandigheden, dat het me gelukt is die opleiding (hbs-A) met succes af te ronden.
Pas in de tachtiger jaren is Hordijkerveld gemoderniseerd: er werd in alle huizen centrale verwarming aangelegd.

Als het eens lekker weer was, kwam je bij die ‘malle dijken’ om van de hitte: er was geen zuchtje wind te voelen, geen mens waagde zich buiten. Hordijkerveld was een ‘beton- en steenmassa’, die de warmte vasthield. De temperatuur liep daardoor extreem snel op. Wanneer er in het land, door de hitte, doden waren te betreuren, dan werden de eersten steevast  in Hordijkerveld betreurd.

Kolère wat een tering wijk. Tot mijn twintigste heb ik daar gewoond. Al toen ik er twee weken weg was voelde ik me vreemder, alsof  Hordijkerveld me een vlekje, een afwijkinkje  had bezorgd. Vanaf mijn twintigste loop ik rond met het ‘Lulletje Lampekap – syndroom’: het gevoel helemaal nergens bij te horen.


Dat syndroom was á la minute over toen ik in 1970 een waanzinnig leuk meissie van de Kunstacademie leerde kennen: Carole. Het was liefde op het eerste gezicht. 45 jaar lang voelde ik me een hele Piet. Maar ik moet eerlijk toegeven dat het ‘Lulletje Lampekap – syndroom’ me al die jaren tot op de dag van vandaag toch wel een beetje parten is blijven spelen … en nu dat waanzinnig leuke meissie, het drie weken geleden met me heeft uitgemaakt, ben ik weer terug bij ‘AF’ … helemaal syndromatisch … al ontvang ik wel minstens 200 euro.

donderdag 2 juli 2015

ROOD-WIT

Drie weken na de scheiding belde hij naar het vaste telefoonnummer van haar nieuwe huis en zei dat zij best wel eens terug mocht komen om een bakkie te doen of mee te eten. Hij wist dat Patries voor weinig geld (350 euro) een leuk woninkje had weten te huren bij een louche huisbaas en op Marktplaats had ze een ronduit schattige inboedel bij elkaar gescharreld. Voor nog geen 750 euro:  een vlammend rode tweezitter, een Perzisch tapijt van 2 bij 1 meter, wit laminaat …  kamerbreed, een rode eettafel met daarom heen met witte stof beklede rode stoeltjes. De wanden van de woonkamer had ze laten behangen met een eenvoudig wit behangetje met als motief dunne rode schuine strepen, op 10  centimeter afstand van elkaar. Dan was er nog de ronduit schitterende boeken–  en audio-tv kast in de vorm van een opengewerkte cello. Klazien, een vriendin van Patries had die kast zelf bedacht en gebouwd. Werkelijk schitterend. Die kast heeft nu nog voornamelijk een grenen uiterlijk met donkerrode zijkanten. Patries is bezig al dat grenen in die kast, te schuren en te plamuren en nog eens te schuren en te plamuren. Dan weer schuren en in de grondverf zetten. Weer schuren (een zeer eentonig stukje dit, dat wel, sorry daarvoor) dan in de hoogglanslak. Weer schuren en weer in de hoogglanslak zetten. Hoogstwaarschijnlijk is Kees dan klaar.
Dat leek haar dus mooi: rood-wit. Klazien gruwde van het idee. Zij wilde het grenen handhaven. Maar Patries was vastbesloten! Alles moest van haar in de kleursetting rood-wit. Het leek wel of Patries dè grote supporter was van de voetbalclub Sparta. In plaats van ik. Het rood wit, de Sparta mars was slechts mijn lijflied, terwijl zij een geheel rood wit huisje aan het realiseren was. Chapeau!

Voor hen die hem niet kennen … pas 100 jaar oud …. De Sparta Mars
Beluister op You Tube ‘de Sparta Mars’
diverse uitvoeringen ook van Jules Deelder en een hiphop versie)

De Sparta Mars
Rood wit is onze glorie,
Rood wit zit ons in het bloed
Bij neerlaag of victorie,
Bij voor of tegenspoed.
Rood-wit gaat nooit verloren
En jaren nog hierna
zullen wij laten hohhoren
SP AR TA
Zullen wij laten hohhoren
SP AR TA!!!


Patries vond het best een leuk idee om eens bakkie te komen doen bij mij en dat mee eten zag ze ook wel zitten, hoewel ik duidelijk merkte dat zij liever mijn koffie dan mijn prakkie had. Een goeie kok ben ik eigenlijk ook nooit geweest.

Al aan het begin van ons telefoongesprek meende ik op de achtergrond iemand (een manspersoon)  te horen kuchen en het leek er op alsof er iemand bezig was een  balletje hoog te houden.
Dat laatste is een voetbalterm. Die term staat voor de vaardigheid om een bal een x-aantal keren (zeg van 2 tot 100 keer) rustig met de voet omhoog te brengen, met dezelfde voet weer op te vangen en dan die bal weer met dezelfde omhoog te brengen enzovoorts, enzovoorts.
Ik vroeg Patries naar de bekende weg of ze soms bezoek had.
‘Ja,’ zei ze, ‘Kenneth is er.’
‘Kenneth??’
‘Ja, Ik heb tegenwoordig kennis aan Kenneth Vermeer, weetjewel, die keeper van Feyenoord.’
‘Ja, zei ik, ‘daar heb ik wel eens van gehoord … dat is toch die neger? ….  Jaja,
die ken ik wel.’
Twee gevoelens borrelden tegelijkertijd op giftige wijze bij me op: walging vanuit mijn Sparta wortels, dat ze nu met een Feyenoorder was en bittere jaloezie, omdat ze nú al, zo kort na de scheiding, zo’n rijke  maar oerlelijke vent aan de haak had geslagen.
Zowel die walging als jaloezie moet Patries gehoord hebben in mijn stem toen ik zei:

‘Oh, ik dacht dat, dat Kenneth Vermeer homofiel was, joh.’