zondag 18 september 2011

Toeclips (2)

‘Mieneer, deze winkel viel klein. Viel klein moeilijk verkopen fiets hier.’  De zwaar besnorde Turkse chef van dit Aldifiliaal heeft helaas niet begrepen wat ik wil. Maakt niks uit. Ik heb zelf geconstateerd, dat wat ik wou hebben: wielrenschoenen, er  gewoon niet zijn.
De andere Aldi zit in een voormalig ziekenhuis, dat tot winkelcentrumpje is omgebouwd. Een mooie grote Aldiwinkel. En jawel, ik zie ze van verre al liggen maar ook hier geen maatje 45.

Ik loop nu een lege winkelwagen voort te duwen. Die beveiligingsbokito hier verplicht me daartoe. Gewone kleine winkelmandjes, zoals bij elke supermarkt, kent Aldi niet. Of je nu voor een pakje boter komt of voor 100 rollen pleepapier, dat maakt niet uit: de kolossale winkelwagen is verplicht.  En wat ik dan weer eens meemaak in de buurt van de kassa. Ik bedoel in de buurt van die drie kassa’s. Daar staat een file van 13 klanten vòòr me. Dat wordt gewoon minstens twintig minuten à een half uur in de rij. Razend maakt het me dat ze met déze drukte, één van de drie kassa’s gebruiken. Bij Albert Heijn trouwens hebben ze veel  kassa´s en het merendeel daarvan is nog open  ook. Alleen ben je in die zaak wel veel geld kwijt voor je boodschappen.
Het valt me nu trouwens ineens op dat de rij voor de kassa zich moet opstellen langs een schap gevuld met chocola, drop en ander lekkers, koek ook. Dat zal vast niet per ongeluk zijn. Heerlijk geurend. Ik ben daar niet gevoelig voor die snoeptroep maar ik zie menige klant vòòr me zwichten voor de verleidingen en hun winkelwagen volstoppen met de lekkernijen.

Daar sta  ik dan, voor lul in de rij, met mijn lege karretje.
‘Kan er niet een kassa bij?’, bast een van de klanten chagrijnig. Het is, een oude vent, een ruwe bonk, vast een havenarbeider of zo met zo’n grote kop, een zware baard. In zijn winkelwagen liggen twee sixpacs Aldibier, vijftien pakken namaak zware Van Nelle en drie felgekleurde king-size aanstekers.
Daar staan we dan met zijn veertienen; oh nee zestienen want er staan er inmiddels twee achter me. Even een beetje loeren in de andere wagentjes. Toch tijd zat.  De ene klant  heeft voor drie weken eten ingeslagen de ander staat te zuchten met dat blikje tomatenpuree in zijn kar. Er staat er een met drie kratten bier en dat half kreupele omaatje, wat zie ik in háár boodschappenwagentje? Nee hè? Godgloeiende godverdomme: die wielrenschoenen maatje 45, mijn maatje! Dat oude klerewijf heeft die schoenen vlak voor mijn neus weggekaapt. Ben ik een paar minuutjes te laat, Sjiezus! Nu sta ik hier met lege handen. Zal ik, heel sneaky,  een poging wagen om die schoenen over te hevelen naar mijn wagentje? Die beveiligingsbokito zie ik wel steeds mijn kant op kijken. Zou hij mijn gedachten kunnen raden?
‘Zijn die schoentjes niet veel te groot voor u, oma?’ vraag ik, wijzend naar de schoenen in haar kar.
Ja, voor haar zouden zij zouden ze te groot zijn:
‘Ik heb zelf maatje 36 en het is al heel lang geleden, dat ik naar de sportschool geweest ben, jongeman. Nee, deze zijn voor mijn zoon, die heeft maar liefst maat 45; maat kano zeg ik wel eens. Nou dat vindt hij helemaal niet leuk om te horen.’
‘Mag ik ze even nader bekijken, mevrouw?’vraag ik .Haar antwoord wacht ik niet af. Ik pak ze gewoon.  
‘Ik heb ook maatje 45, oma. Helaas lag er niks meer in de bak van mijn maat.’
‘Ja,’ zegt ze, ‘dat klopt, dit was de laatste. Ik had echt geluk deze keer.’
‘Tsja, zeg ik terwijl het maatje 45 langzaam in de richting van mijn kar beweeg.’
‘Mijn zoon is zo’n grote vent, die heeft echt wel zo’n grote maat nodig. Hij werkt hier. Kijk daar staat hij toevallig en ze wijst op de beveiligingsbokito.’
Hij heeft al een paar stappen in mijn richting gemaakt.
‘Gefeliciteerd mevrouw,’ zeg ik en gooi de schoentjes weer gauw terug in haar wagentje.

Mijn hoop is nu alleen nog gevestigd op de Aldi bij Pathé op Zuid.
Ik vraag aan de chef waar het fietsspul ligt. Hij wijst naar een bak.
 ‘U moet wel snel wezen, meneer want die schoenen zijn zo weg.’ Ik ren als een gek naar die bak, want ik zie nòg een sportief ogende heer die kant op lopen. Die blijkt voor wat anders te komen. Hij pakt een pot boerenjongens op brandewijn en loopt naar de kassa.
Buiten adem en bezweet, na het pittige fietstochtje over de Willemsbrug, kan ik slechts constateren, dat hier wederom alleen nog maar de kleine maatjes aanwezig zijn.
Achteraf vind ik nog het ergste, dat ik de Aldi voor deze belazerij eigenlijk nog beloon ook, door de ingrediënten voor mijn avondeten in die zaak te kopen: een bloemkooltje (lekker, met kerrie-ananas-saus en een balletje gehakt) en een  tiramisutje.
Als ik die schoentjes onder het avondeten aan had kunnen hebben, ….dan had ik, zeker weten, twee keer zo veel van mijn bloemkoolprakkie kunnen genieten als nou. Echt waar! Maar ja, niks aan te doen.

donderdag 15 september 2011

Toeclips (1)

Soms heeft de ALDI,  die zaak ken je toch wel? Niet? Nou, dat is  die pakhuisachtige super, waar het altijd zo’n teringzooitje is. Mensen die daar werken, kan je nauwelijks verstaan. Ze worden pas bij ALDI aangenomen als ze eerst een halfjaartje met de straatkrant voor de winkeldeur hebben gestaan. Aldi  betaalt zo vèr mogelijk onder het minimumloon en vakbondslidmaatschap is ten strengste verboden……maar: ze hebben heerlijke jammetjes, zo vol van dat heerlijke Duitse fruit….zalig.  Zo af en toe heeft ALDI iets branche vreemds in de aanbieding, iets  wat je dus helemaal niet bij die armoedzaaierszaak zou verwachten: een printer, computer, een fiets (met elektrische motor) voor de oudere dames, net als: een setje van drie gedurfd vormgegeven vibrators in de vrolijk fluoriscerende kleuren groen, rood en geel.
Vandaag lokt Aldi me naar zijn rommelsuper om wielrenschoenen te kopen. Let op beste klant: we slaan niet zo’n grote hoeveelheid in; dus wees er snel bij, op is op.  Het zijn van die schoenen, die je met een clip, onder de zool,  vastmaakt aan het pedaal. Toevallig was ik daar net naar op zoek, want op de sportschool doe ik aan spinning. (Dat is driekwartier walgelijk hard fietsen, veel zweten en geen meter vooruit komen.) Tot op heden deed ik dat spinnen op gewone sportschoenen, die schoenen waar je ook mee wandelt, fietst, roeit en thuis de krant op leest. De laatste paar spin-sessies krijg ik echter flink pijn aan mijn tenen (vooral mijn grote kalkteen). De spin-juf vindt dat heel logisch, dat  ik pijn aan mijn tenen krijg met zulke zwerversschoenen, sorry hoor, zegt ze ook nog met een gemene glimlach. Nou, nou, die sportschooljuffen zijn ook niet bepaald tactisch te noemen.  
‘Je ken het beste schoenen met toeclips kopen, SPD systeem,’ zegt de juf. 'Toeclips hechten je schoen en jou vast aan de pedalen, zodat die druk op je tenen niet kan ontstaan.’

De ALDI heeft volgens de folder die ik dezer dagen in de bus kreeg, zijn  toeclips en bijbehorende schoenen in de aanbieding. En niet alleen dat, maar ook fietsshirtjes, broeken, jacks, handschoentjes, regenkleding en fietsverlichting. Bij de gemiddelde fietszaak zijn die wielrenschoenen vanaf een euro of vijftig te koop. Nu bij de Aldi in de aanbieding: 22.90 euro!! Kan toch nooit wat zijn zou je zeggen. Het is wel wat!! Ik heb van verschillende mensen zeer lovende woorden gehoord over dat Aldi merk.

Vanochtend eerst naar de sportschool; voornamelijk om te spinnen, nu helaas nog zonder die toeclips. Ik doe daar verder nog wat oefeningen voor mijn buik-, been- en borstspieren.  Daarna op naar de Aldi. Er zijn twee Aldi’s bij mij in de buurt. Allebei op ongeveer een kilometer lopen (fietsen ook) van mijn huis. Ik kies het filiaal langs de Rotte, een klein pakhuis, volgepropt met van alles en nog wat; elke huisvrouw zou in zo’n geval zeggen: ’Je moet maar niet op de rotzooi letten.’ Alles, werkelijk alles wat deze super belooft te verkopen verkoopt deze super, zelfs de wielrenschoenen: maat 41, 42, 43, 44 van elke maat maar liefst één paar......helaas.......maat 45, mijn maat  ontbreekt. Ik had het natuurlijk kunnen weten. Had ik maar eerst eens goed nagedacht. Het is een lokkertje. De Turkse filiaalchef, die in een onbevlekte slagersjas, met een blocnote in zijn hand de voorraad staat te tellen, zei het me ook al:
‘Mieneer, deze winkel viel klein. Viel klein om verkopen fiets.’  Hij heeft niet begrepen wat ik moest hebben; maakt niet uit. Ik heb zelf geconstateerd, dat dat, wat ik wou hebben,  er gewoon niet is.

wordt vervolgd

zondag 11 september 2011

Met de bus naar Brabant (2)

Vòòr de touringcar staan de chauffeur en Wanda te bakkeleien. Zij wil Brutus persé mee hebben in de bus en wat Wanda in haar kop heeft, heeft ze beslist niet in d’r kont. Met haar onvrouwelijk zware stem, zegt ze, in plat Rotterdams:
‘Chauffeurtje, je ken twee dingen doen. Of je weigert Wodan mee te nemen en dan  loopt je een grote kans dat Wodan straks zomaar een flinke hap uit je broek neemt en dat betekent: weg leuke dag voor het  chauffeuremannetje. Of je stopt heel snel met dit gekut en je laat Wodan gewoon je bussie in; dan maken we er samen gewoon een toffe dag van.‘
‘Neen, dat kan ik echt niet maken, mevrouw, in deze bus mogen geen honden.’
‘Zit er dan misschien een lief klein kanariepietje in dat mandje van Cisca? Volgens mij zit er een 100 procent  kuttenlikkersteefje in dat mandje, jongen?’
‘Ja, maar dat is zo’n klein hondje, mevrouw. Die kan wel tien keer uit uw hond.’
‘Zo, je heb zelf zeker niet in de gaten hoe vreselijk je uit je nek staat te lullen, broer? Ik weet niet waar je vandaan komt maar in Rotterdam, is een hond gewoon een hond of tie nou groot is of klein, sorry hoor.’
‘Mevrouw, u kunt praten als Brugman, ik neem dat grote bakbeest van u echt niet mee.’

‘Meiden, kom es effe!’
 Met zijn tienen pakken ze het tenger gebouwde chauffeurtje op en dreigen hem de Rotte in te jonassen, als hij bij zijn weigering blijft.
Uiteindelijk kermt hij angstig:
‘Okee, okee, laat hem dan maar in de bus maar houd hem stevig aan de lijn……….. En als hij zijn behoefte doet in de bus, ruim je het zelf allemaal op!
‘Ja, dan schep ik die drollen wel netjes in je petje, chauffeurtje,’ zegt Wanda, ‘schei toch uit man.’ De meiden hebben grote lol.

Die kleine kuttenlikker van Cis, gaat vreselijk opgefokt zitten keffen tegen Wodan, die ruimschoots de tijd neemt om het minkukeltje in dat mandje te bestuderen.
‘Dat ze met droge ogen zoiets ook nog een hond durven noemen,’ zie je Wodam denken, ‘overigens (snuf, snuf) verspreidt ze wel geilmakend geurtje.’
‘Wodan, af! Af, Wodan,’ zegt Cisca doodsbang. Wodans staat met zijn voorpoten op de bovenbenen van Cis en zijn grote kop verdwijnt in het mandje van de bibberende Geertje. Wat er precies in dan mandje gaande is, is niet duidelijk te zien maar de buspassagiers zien en horen Wodans gretig likkende bewegingen. Geertje kan slechts wat benauwd piepen.
Ten lange leste zegt Ciska:
‘Wanda, trek jij je grote muil eens open tegen die hond van jou; hij staat dat lieve kleine poepie veel te ruw af te raspen van onderen. Echt niet normaal meer, hoor! Niet om het een of ander maar dadelijk krijg ik ook nog een beurt..’
‘Nou, nou Cis, ken het niet een toontje lager maar eh….een beurt van Wodan??....jij???....jammer voor jou Cis maar daar mag jij, op jouw leeftijd, alleen maar van dromen, wijffie. Vijftig plussers wordt ie niet meer warm of koud van.’ ’De andere meiden komen natuurlijk niet meer bij van het lachen.
'Oh,' zegt Cis, 'dus jij kan op jouw leeftijd nog lekker van Je Wodan genieten, zeker?'
Gegniffel in de bus; dat was wel een goeie van Cis.
‘Nou, hou dat beest godverdomme bij je Wanda en gauw een beetje.’
‘Wodan hier!’ Wanda dirigeert haar hond onder haar onder haar zitplaats.

‘Ik heb nog geen zitplaats, chauffeur, roept Silvia; de jongste van het stel; een mooie meid, vrijgezel en populair bij de mannen in de buurt.  Silvia  houdt het met Koos, Wanda d’r man, iedereen in de buurt weet onderhand al, behalve Wanda zelf. Ze vindt wel dat Wodan de laatste tijd wel heel veel wordt uitgelaten maar argwaan, nee dat heeft ze nog niet. Sil en Koos zijn gek op elkaar.
Hier in de bus reageert Wodan opvallend vriendelijk op Silvia. Hij laat zich gewillig aaien door haar; zoiets laat ie eigenlijk nooit toe, behalve dan van Koos of Wanda.   
‘Er is nergens een plekkie meer voor mij, chauffeur,’ zegt Silvia.’
‘Er moet plek zijn  voor iedereen, die betaald heeft. Ik kom wel even langs,’ zegt de chauffeur en hij loopt de bus door naar achter. 
‘U neemt twee zitplaatsen in beslag mevrouw,’ zegt de chauffeur tegen Wanda.
‘Neeeeeeee, meent u dat nou? Nu alle gekheid op een stokkie: je hebt helemaal gelijk, …let op….nu vraag ik u: waarom zou deze dame twee zitplaatsen in beslag nemen? Je mag twee keer raden.’
‘Ik begrijp best wel, dat u met uw postuur twee zitplaatsen nodig heeft maar in het vervolg moet wel u twee zitplaatsen voor uzelf reserveren en betalen, hè! Stel je voor dat deze bus vandaag helemaal vol geboekt zou zijn met dikke dames zoals u, dan zou  de helft van de mensen deze bus mee kunnen.’
‘Ik weet het goed gemaakt,’ gaat Wanda verder, ’naast de bestuurdersplek staat een ruime bijrijderstoel. Daar ga ik wel zitten.’ Ze maakt aanstalten om op te staan.
´Oh nee,´ schrikt de chauffeur,´ ik wil geen ongelukken, blijf maar lekker hier zitten; met u voorin wordt de bus topzwaar. Deze slanke jongedame hier,’ en hij wijst naar Silvia,’ kan wel naast mij plaats nemen. Het wordt trouwens de hoogste tijd dat we vertrekken.´
Eindelijk zet de bus zich dan in beweging richting Brabantse land, waar het leven goed schijnt te zijn….. Zelfs al zijn hun geliefden of bekenden maar voor hooguit zeven á acht uurtjes op stap, de uitzwaaiers houden het niet droog .....typisch Rottegolf.

wordt vervolgd

donderdag 8 september 2011

Met de bus naar Brabant (1)

De aankondiging ziet er aanlokkelijk uit:

Voor tien euro een dagje met een touringcar heen en weer naar Oosterhout?! Natuurlijk inclusief een origineel Brabants bakkie koffie en een flink stuk appeltaart met slagroom in Café Restaurant ‘de Zachte Heuvelen’ aldaar. Na de koffie volgt dan in die uitspanning een geheel vrijblijvende presentatie van interessante producten en daarna  rijdt de touringcar naar Breda alwaar bij Vandervalk geluncht zal worden, waarna, wederom geheel vrijblijvend, een aantal aantrekkelijk producten voor u zullen worden gedemonstreerd. Daarna gaat het zo langzamerhand weer Richting Rotterdam, alwaar we, ijs en weder dienende, tussen vijf uur en half zes willen aankomen.

De bussen staan klaar op het Noordplein. Niet één dus, zoals gepland maar vier.
Er gaan veel vrouwen alleen mee maar ook zussen, vriendinnen en moeders en dochters. De grootste groep  meiden, 38 stuks,  komt uit het buurtje Rottegolf, grenzend aan het Noordplein. Samen vullen ze 90% van de zitplaatsen in de bus. De chauffeur van de bus voor de Rottegolf-meiden is nog zo’n ouderwetse, althans qua uiterlijk: in z'n zondagse pak en met pet.   Neen, geen conducteurpet natuurlijk  maar gewoon zo’n pet die alle mannen op hun kop hebben die kaal of kalend zijn.

Zo’n pet is bij iemand als Wanda, een rauw, bonkig en volumineus type zoals Ma Flodder, niet veilig. Al gauw gaat die pet van hand tot hand. Maar als Wanda ziet dat een van de meiden die pet zwemles wil geven in de Rotte vindt ze dat afgelopen moet zijn met die gein en snauwt ze naar Truud, dat ze die man zijn pet terug moet geven en wel meteen: 
‘Het heeft nou wel weer lang genoeg geduurd, kuttenkop, straks vat die schat nog kou. We hebben die man per slot van rekening nog wel effe nodig vandaag.’

De chauffeur, weer mèt pet,  staat oogluikend toe dat Cisca met Geertje, haar Yorkshire Terrier (kuttenlikkertje) in de bus plaatsneemt. Cis heeft Geertje in haar mandje gestopt. Daar zit ie bangig rond te kijken ondanks dat de bus nog zowat leeg is.
Als Wanda ziet dat Geertje mee mag loopt ze naar Koos, haar man, en fluistert hem wat in. Met een grijns sjokt hij in de richting van hun nabije woning. Koos is meegekomen om zoals hij het zelf zo charmant pleegt uit te drukken: ‘zijn wijf’, uit te zwaaien.
Even later komt Koos weer teruggesjokt met een hond. Het is Wodan, de 12 jarige Mechelse herder van Wanda. Koos moet hem wel altijd uitlaten maar in feite is Wodan gewoon Wanda’s troeteldier. Koos heeft persoonlijk niet zo veel affiniteit met teefjes. Hij heeft het meer op reuen en dan vooral van die vechthonden. Pittbullterriers. Daar is hij gek op. Hij heeft er al eens gehad. Die  hond, Kanus, heeft twee vingers van Koos afgerukt en alsof hij uitgehongerd was, verslonden. Van zijn rechterhand! Tot overmaat van ramp is hij nog rechts ook!  Van Wanda mag tie nooit meer zo'n beest. Koos is gewoon een veel te grote goedlul voor zo’n beest. 
'Neem maar zo’n keffertje als Geertje,' had ze tegen hem gezegd, 'die kan je zonder problemen de baas, Pik!'    

Het voor veel vrouwen reeds jaren vervlogen schoolreisjesgevoel komt dan weer boven. Hoewel de bus nog niet eens vertrokken is wordt er al flink gekeet. Koek, snoep en olienoten worden rondgedeeld. Tasjes worden baldadig en tot woede van enkelen, leeg gegooid in het gangpad van de bus. De inhoud: mascara, lippenstift, eau de cologne, zakdoekjes, tampons en maandverband vliegen weldra door de bus. 
Ook de gespikkelde beer wordt weer eens van stal gehaald: Lien, met een mondvol zeer fijn gekauwde pinda's, vraagt aan Petra, die naast haar zit:
'Wel eens een gespikkelde beer gezien?'
'Nee,' zegt Petra, kan me niet herinneren.'
Dan spuugt Lien haar hele mondvoorraad pinda's krachtig in het gezichtje van Petra.
'Dan moet je nu snel in spiegel kijken, wijffie, dan zie je d'r een.'   Ja, die gespikkelde beer deed het heel goed in de bus. Pas bij de Moerdijk was Petra weer een beetje aanspreekbaar. 
Er wordt pesterig aan haren getrokken. Iedereen krijgt een beurt. Ook d’ijdele Dina. Nu pas na al die jaren blijkt dat haar fraaie lange blonde krulletjeshaar al die tijd al nep is geweest…een pruik dus. Vliegensvlug wordt Dien met haar kale koppie vereeuwigd,want zo hadden we haar nog nooit gezien.  Dien zit er niet mee, ze lijkt bijna opgelucht nu. Met een opgeheven hoofd kijkt ze bijna trots  recht in de lens.


wordt vervolgd

maandag 5 september 2011

Jonge hond.

Tanja is een bijzondere en ook bijzonder spraakzame buurvrouw. Ze staat altijd voor iedereen klaar. Althans voor iedereen, die om een praatje verlegen zit. Dat zijn er nog verbazingwekkend veel. Voor haar gaat nou het gezegde: ‘ze is van alle markten thuis’’ helemaal op. Je kan het zo gek niet noemen: van incest tot biologische aardappelteelt en van postnatale depressie tot het diervriendelijk vervoeren van kistkalveren.  Je moet alleen wel je tijd in de gaten houden want voor je het weet zijn je Ben & Jerries in je tas gesmolten en heeft de hond zijn behoefte in het gangetje gedaan, ik noem maar wat.  Zij houdt de tijd niet voor jou in de gaten; dat doet ze alleen voor zichzelf en dan nog niet eens zo superprecies. Want een babbeltje maken vindt ze eigenlijk leuker dan dingetjes op tijd doen.
Dat is nou juist een van die leuke dingen van haar. Dingen hoeven, moeten nooit op tijd te gaan. Zoals eten bijvoorbeeld. Ikzelf  moet altijd zo rond acht uur ’s morgens, twaalf uur ’s middags en zes uur ’s avonds wat eten. Zielig eigenlijk maar het is nu eenmaal zo. Zij eet alleen wanneer ze honger heeft en haar zoon Theo (15), weet dat hij als hij trek heeft  hij wat uit de kast kan pakken als hij honger heeft.
‘Wacht maar niet op mij hoor, Theo!’ roept Tanja tegen zoonlief, ‘ er ligt nog  een pakje Tuc in de voorraadkast en een Bounty.  Maar als je nou echt gezond wil doen, Theo,  en ook je eetlust niet wilt bederven, dan ligt er ook nog wel een appel of een banaan op de fruitschaal.’ En ze voegt er lachend aan toe, dat ze zich die laatste opmerking met zo goed had kunnen besparen. 
'De jeugd heeft tegenwoordig fruitangst geloof ik, een ooftfobie. Die zoete snoeptroep, ja, die wel, die gaat er in als koek. Daar genieten ze van met glimmende ogen ....en het is nota bene nog verslavend ook.’
Tanja weegt zelf geen grammetje te veel. Ze snoept wel; gedroogd fruit: pruimen abrikozen, rozijnen. Eens in de zoveel tijd trakteert ze zichzelf op een Magnum, je weet wel, dat populaire ijskoude pakje boter met een dun laagje chocola eromheen en een houtje d'r in, om het goed beet te kunnen houden.   
Een keukenprinses is ze niet en zal ze nooit worden; vindt ze zelf ook. Ze kookt op laag blo-niveau:‘spruitjes, aardappeltjes, balletje gehakt en een bakje yoghurt met roosvicee toe, daar ben ik goed in en in variaties daarop maar dat kan iedere boerentrien toch.  Van mijn 19e tot nu toe deed ik het zo. Ziek was ik zelden of nooit en energie had  en heb ik volop!'

Inderdaad: zelden zo’n energieke vrouw gezien als Tanja. Ze is al tegen de zestig; drie kinderen heeft ze.
Haar eerste en enige huwelijk is al vroeg op de klippen gelopen. Er waren toen al wel twee kinderen. De derde, Theo, 15 jaar is hij nu en na al die vijftien jaren weet nog geen enkele buur wie hem verwekt heeft. In ieder geval: hoe graag Tanja ook met Jan en Alleman op straat staat te kakelen, over het hoe, waar en waarom van Theo rept ze met geen woord; met niemand. Maakt mij niet uit hoor. Ik zou er toch niks over schrijven. Voor elke leek is het zonneklaar dat de vader iemand moet zijn met van die schuine spleetoogjes, Chinees, Japanner, Vietnamees, Koreaan. Theo heeft namelijk ook van die schattige spleetoogjes, de bouw van een Sumo worstelaar……en Tanja? Zij heeft  een Hollands koppie, met grote blauwe kijkers.  
Een van de andere buren heb ik wel eens horen vertellen en of het waar is weet ik niet, dat zo rond de geboorte van Theo, vlak tegenover de woning van Tanja een Chinees restaurant gevestigd was, waar Tanja zo af en toe wat bijkluste. De eigenaar was, nog steeds volgens die andere buur, een knappe, charmante man. Er werd daar in de in de buurt van dat restaurant niet voor niets in die periode veel meer Chinees gegeten dan normaal. Maar dat kwam heus niet alleen omdat die eigenaar zo’n leuke vent was. Zijn eten was ook hemels. Met name de gado-gado. Verrukkelijk. Daar likte je je vingers nou bij af! Zo’n simpele, uitermate gezonde maaltijd, zo voordelig en zo onvergelijkbaar lekker. Maar nu Tanja, die Chinees en Theo met elkaar te maken hebben vertelt dat hele verhaal nog steeds niet.....en is dat dan erg.....welnee!

Tanja’s oudsten zijn al weer jaren de deur uit.  Ze zijn 39 en 37. Allebei getrouwd. Hebben allebei een kind en Tanja is de oppas-oma. Tanja haalt de kids uit school en oma moet ze bezighouden tot paps en mams ze tussen vijf en zes komen halen na hun werk. Oma kwijt zich als een jonge meid van die taak.
Ik kijk uit mijn raam en zie oma Tanja op ons Cruijff-court als een jonge hond met haar kleinkinderen en nog wat buurtkinderen voetballen. Ik krijg er kriebeltjes van, voetbalkriebels wel te verstaan. Ik ga naar buiten en zeg (iets te) stoer:
‘Ik doe ook mee!’ Tot mijn verbazing is er niemand die enthousiast roept:
‘Jaaaaa, leuk.’ 
Nadat Tanja tegen de kinderen heeft gezegd, dat het wel goed is. Laat die oude man maar meedoen. Hij is niet zo eng is als hij er uitziet. Dat heeft hij wat te doen. Anders verveelt hij zich toch alleen maar en dat is toch ook niet zo leuk voor die oude man.  Pas na die woorden van Tanja vinden de kinderen het goed dat ik mee ga voetballen. Natuurlijk niet ‘bij Tanja’ maar bij die andere partij.   

donderdag 1 september 2011

Muggen

Muggen. Drieentwintig bloedspetters tel ik nu op het plafond en de wanden van mijn slaapkamer. Ook op vier kussenslopen, twee onderbroeken en een t-shirt zitten bloedvlekken. Op de onderkant van mijn pantoffels hebben ze ook gezeten maar daarop zijn ze nu niet meer te zien. Ja, ook op mijn handen zaten ze, maar daar doe ik het zelden meer mee. Allemaal bloed van door mij gedode muggen. Slechts een heel klein percentage want de meeste krijg ik niet eens te pakken. Ze nemen mij te grazen!
Middeltjes gebruik ik ook wel maar die helpen allemaal geen klote. Daar wennen ze aan. Aan het ene middel nog sneller dan aan het andere. Spuiten doe ik dus en smeren en de mug weet natuurlijk precies het onbedekte plekje te vinden. Ik gebruik zo’n vaponastrip, waarvan ze zeggen dat ie kankerverwekkend is. Lekker: tegen de muggen èn kankerverwekkend. Zo’n strip heeft trouwens alleen maar zin als de slaapkamerramen potdicht gehouden worden. Fijn bij ruim 20 graden, ’s nachts de ramen dicht houden.
Een apparaatje uitgeprobeerd dat een zoemetje produceert; de mug kan er niet tegen en  ik ook niet. Ik slaap niet met zo’n geniepig geluidje. Zet de zoem uit en schuif mijn bedje weer in. Welja, daar is tie weer met zijn gezoem om mijn kop. Ik zie niks maar geef op goed geluk mezelf een tik voor mijn kop in de hoop dat ik dat muggekreng raak. Maar nee. Tien seconden later is  er weer zo'n kreng. Mijn wang gloeit van de draai om mijn eigen oren.
Dan haalde ik weer eens een doosje in huis met een lief zoetig geurtje;  lijkt wel een afrodisiacum......ik werd me toch ineens geil als ik mijn slaapkamer binnenstapte.  Tegen de muggen helpt het primal....drie dagen lang, tientallen dooie muggen in die kamer, overal waar ik maar keek. Na drie  opwindende en uitputtende dagen, pleur ik die doos het raam uit. Ik ben tenslotte geen twintig meer.  Misschien raakt mijn benedenbuurman geïnspireerd.  
Met een dodelijk tennisracket moet ik de strijd met de mug kunnen winnen. Zoals toptennisser Federer uithaalt naar de bal, die geretourneerd is door tennistopper Nadal, zo geconcentreerd mep ik naar  de mij irriterende muggen. Als ik ze raak dan verbranden ze levend op mijn racket…..tenminste, als ik het verbrandknopje op het handvat van het racket ingedrukt houd. De geur van gegrilde mug is overigens opwindend. Daarbij doet het mij een uitermate groot genoegen om dergelijke hinderlijke creaturen zo hardhandig uit te roeien. De muggenracket is wat mij betreft het beste, leukste en meest bevredigende muggenbestrijdingsmiddel.
Op zich is natuurlijk de klamboe het middel bij uitstek om muggen van het lijf te houden.  Ik heb er wel een paar gehad; maar ze bleven nooit lekker hangen. Slaap nogal woelig. In mijn dromen trek ik dan de klamboe uit het plafond. De droom wordt nachtmerrie als ik in de klamboe  gevangen raak en het me niet lukt daaruit te ontsnappen.

Bij de anti-muggenshop  hoorde ik dat er een klamboe ontwikkeld wordt die qua uiterlijk lijkt op een kleine bungalowtent dus compleet met tentstokken (klamboestokken nu dus) en tentdoek, dat dan dus klamboedoek zal worden. Haringen zullen niet nodig zijn aangezien de tent uitsluitend voor gebruik binnenshuis is.  

Bij de anti-muggenshop weten ze me ook te vertellen dat als er één dier is dat duidelijk merkbaar geëvolueerd is de laatste tientallen jaren, dan is dat wel de mug. Nou ja, dat klopt ook wel: ik weet nog wel dat ik, ruim vijftig jaar terug, als kind dus, op klaarlichte dag,  met één simpele handbeweging drie muggen tegelijk ving, plette of bewusteloos sloeg. Ik vond het niet eens een prestatie; ik deed het als het ware ‘met twee vingers in mijn neus’. Kom daar anno 2011 nog maar eens om.

Muggen hebben zich de afgelopen tientallen jaren aangeleerd om zich verdekt op te stellen. Je hoort ze wel maar je ziet ze niet. Vroeger gingen ze gewoon domweg op iets wits zitten. Plafond, wit stukje behang. Dat zal je ze nu echt niet meer zo veel zien doen. Ze pakken nu doorgaans zwarte donkere kastjes, donkere kleding, het raam, als het donker is natuurlijk. Ook heb ik gemerkt, dat ze tegenwoordig veel meer dan voorheen onder het bed gaan zitten. Tuig!
Nú is er geen mug te zien en doe het licht maar uit, duik het bed maar in en binnen de minuut zoemt dat kreng weer om je hoofd. Doe het licht maar weer aan en hij is nergens meer te bekennen. Ze worden ook veel sneller die insecten.
Laatst, op een ochtend vloog een mug als een kleine F16 met een rotvaart op mij  af. Boorde zich in mijn bovenarm, zoog schielijk wat van mijn bloed en keerde weer snel terug naar zijn uitvalsbasis…..waar?? Binnen vijf minuten had ik toch een vreselijk jeukbult. Ik dacht, laat ik die jeukbult nu eens op de ouderwetse manier aanpakken; zoals mijn moeder me dat leerde toen ik een kleine jongen was: ik druk met mijn nagel een kruisje in het bultje; doe op mijn vinger wat speeksel (ochtendspuug) en smeer dat op de muggenbeet. De jeuk is binnen een minuut weg. 
Muggenbeten vind ik op zich zo erg nog niet. Beten van Hollandse muggen wel te verstaan. Dat gezoem om mijn kop als ik net in slaap dreig te vallen, dat vind ik eigenlijk het ergste.


dinsdag 30 augustus 2011

Het is nu eenmaal zo

Ze zijn nu ruim 21 jaar getrouwd. Een saai stel. Dat weten ze zelf ook wel. Net als hun buren, hun kinderen, familie en collega’s. Het is nu eenmaal zo. Ze zijn saai. Nou ja, ‘ze’, eigenlijk is vooral hij bijzonder saai. Het is wel een vriendelijke man, maar oersaai. Er gaat niks van hem uit. Werken, dammen, journaal kijken, slapen op de bank en helpen bij het eten klaar maken. Dat is het wel zo'n beetje. En om dat zij te veel naar zijn pijpen danst, denkt iedereen, dat zij net zo saai is als hij maar dat is helemáál niet zo. Want als zij samen met haar collega's is,  kan ze echt helemaal los gaan: Madonna imitaties, paaldansacts en opwindende stripteases.  

Ze werken allebei op het stadhuis. Hij zit bij de beveiliging. Zij werkt op de afdeling burgerzaken. Half negen moeten ze beginnen. Hij zet de wekker op zeven uur. Dan wekt hij haar. Ze geven elkaar een ochtendkusje en terwijl zij doucht, zich aankleedt  en opmaakt, gaat hij een ontbijtje maken voor hun beiden. Altijd: boterhammetje jam, boterhammetje honing, kopje thee. Voor allebei precies hetzelfde. Daarna gaat hij zelf nog even onder de douche, doet een poepje (want buitenshuis poepen lukt hem niet) en trek zijn zwarte uniform aan.
Om tien voor half negen stappen ze de deur uit en lopen (innig) gearmd naar  hun werk. In het stadhuis scheiden hun wegen. Eerst nog een afscheidskusje en tot slot geeft hij nog een schalkse tikje op d'r bibs. Altijd hetzelfde! Moet toch kunnen, vindt hij.   Zij houdt er niet van. Zeker niet zo kort bij haar werkplek. Maar ach, zo’n tikje, wat schuilt daar voor kwaad in, schijnt hij te denken. Iets van haar wrevel voelt hij wel degelijk. 
Lunchen  doen ze altijd samen in de stadhuiskantine. Altijd eerst even de lunchkusjes. Dan bestelt hij één uitsmijter ham en hij pakt  twee borden en twee sets bestek.  Karnemelk drinken ze erbij. Een zo'n uitsmijter is wel genoeg voor met z'n tweeën, toch?

Luchtkusjes geven ze elkaar bij het weerzien aan het einde van de werkdag.
Even samen naar de super. Vanavond eten ze peentjes met  vis. Zij zegt dan wel eens gekscherend: ‘Ohhh, lekkerrrrrrrrr, veentjes met pis, hihi.' Ja, en daar houdt hij nou weer helemaal niet van, van dat soort flauwe grapjes. 
Als ze om zes uur thuis zijn maken ze samen het eten klaar. Om zeven uur hebben hun maaltijd achter de kiezen. Dan even afwassen en de krant lezen. Na het acht uur journaal wordt de spelletjesdoos uit de kas gehaald. Vanavond is het zijn beurt. En zij weet al precies wat hij gaat kiezen: dammen … Gat-ver-dam-me! Ze zal hem er maar geen pijn mee doen: in haar gedachten schreeuwt ze het uit:’Gàtverdàmme!’ Het maakt haar niet uit dat hij altijd wint maar hoe hij het speelt. Zijn slappe peutervinger met rouwrandnageltje beweegt zich traag naar die damschijf en schuift de steen dan een beetje aarzelend naar links, naar rechts, naar voren ….gàt-vèr-dàm-me. De kwelling spuit uit haar ogen. Hun avond is snel voorbij. Tien uur: het tandenpoetsmoment en dan hupsakee het mandje in. Zo af en toe heeft ze het er wel eens voorzichtig met hem over: of ze misschien eens wat minder saai zouden kunnen leven. Hij weet niet eens waar ze het over heeft. Hij vraagt ook niet door en zij heeft het er verder ook niet meer over.

‘Wil jij nog iets bijzonders voordat je gaat slapen, schat?’vraagt zij
‘Ja, ik zou wel weer eens een keertje lekker gepijpt willen worden. Dat is toch mijn beste slaapmutsje.' 
‘Ga er dan maar eens lekker voor liggen,  knul. Je weet, we hebben hier geen uren de tijd voor, hè? Morgen is het weer vroeg dag. Ontspan je. Nou zeg, die piemel van jou weet ook niet van ophouden.’
'Het was lekker, hoor. Kan ik jou misschien ergens mee verwennen, schat?'
‘Nee hoor, dat is niet nodig. Ga jij maar lekker slapen. Ik help mezelf zo wel, schat. Dan val ik daarna als een roosje in slaap, zeker weten.’
Tsja, zo gaat het daar nu eenmaal.

vrijdag 26 augustus 2011

Deejay

Radiozenders. Ik hoor ze alleen als ik op de sportschool ben. Thuis ben ik de afgelopen veertig jaar niet op het idee gekomen de radio aan te zetten. Nieuws en info haal ik wel uit kranten, tijdschriften en tv. Voor die tijd luisterde ik wel graag naar Radio Veronica of  Radio London  popzenders met goeie muziek en deejays die je serieus namen. Deejays die je aanspraken als volwassene en niet, zoals tegenwoordig als halve gare puber.
In de sportschool vult de radio hard en meedogenloos elk hoekje elk gaatje met een giga hoeveelheid decibels.

Het zou me niet verbazen als ik vele kilo’s zou verliezen door alleen maar stil,  midden in de fitness-ruimte te blijven staan. Alleen al het geluid trilt met gemak de nodige grammetjes vet uit mijn lijf. Maar daar kies ik niet voor. Ik ga naar het roeiapparaat. Een half uurtje cardio.

De deejay brengt een stukje wereldnieuws: over Syrië, dat land waar het leger met tanks en mitrailleurs op zijn eigen burgers schiet:
een kritische cartoonist is door de geheime dienst van Assad, de president van Syrië, opgepakt. Hij is gemarteld; zijn vingers zij gebroken en hij is als oud vuil langs de weg gesmeten. Daar werd hij gevonden. Hij was nog in leven.

Het lijkt alsof de deejay dit schokkende nieuws leest voor een groep baldadige peuters of dronken pubers. Alsof het iets verrassends lolligs is. Voor de deejays lijkt alles feest. Zelfs deze gruwelijke marteling wordt gebracht als een smakelijk hapje; een feestje. Als het enigszins kan, maken ze er nog een leuke quiz van:
‘Hoe heet deze gemartelde cartoonist ha, ha, ha? Voor de eerste beller met het goede antwoord ligt er een Manicuur Arrangement klaar bij ‘Sweety soft’ met filialen door het hele land.’

Zou er nou nooit eens iemand tegen zo’n deejay zeggen dat ie een toontje lager mot gaan zingen? Zouden ze niet gecoacht worden? Ik zal toch niet de enige zijn die me als kleuter aangesproken voelt door zo’n schreeuwlelijk.

Ik hoef niet zo nodig te fitnessen met die teringherrie. Met Bram, de sportschool schoonmaker, praat ik er wel eens over. Hij klaagde tegen mij ook al eens over pijn aan zijn oren van die muziek. Ik zeg tegen Bram:
‘Nou, jij weet toch wel waar die tuner staat?’
‘Ja, dat wel.’
‘Nou, dan trek je toch gewoon de stekker er uit en dan knip je hem een paar keer door.’
‘Ja, kan ik  proberen maar die draad ga ik niet doorknippen, ik leg hem er gewoon naast’  zei Bram, ‘dan zie ik wel hoe het loopt; hebben we in ieder geval even rust.’

Vandaag kom ik de sportschool: een weldadige rust en stilte. Ik hoor het heffen en neerkomen van de halters; het machtige gekreun na de intensieve sportprestaties; alleen uit  de spinning- en zumbaruimte klink de muziek  nog onnodig hard. Daar moet Bram morgen nog maar eens wat aan doen. Maar voor Bram is er geen morgen meer. Althans niet in deze sportschool.  Aan de koffie hoor ik dat hij Bram er uit gefikkerd is. Ontslagen omdat hij de stekker uit de tuner getrokken heeft. Hij is verraden door de receptioniste. Zij zag het hem doen; hij stond het snoer nog door te knippen boven de vuilnisbak. De baas belde hem en zei dat ie kon gaan. Bram snapte het wel.
De receptioniste kan pas om half tien in de snoertjeswinkel terecht voor een nieuw snoertje. Tot die tijd geen muziek in de sportschool.


Nu blijkt dat veel sporters niet kunnen of niet willen sporten zonder muziek. Zeventien liepen er een beetje bozig weg.  Ik zal eens gaan praten met de leiding van de sportschool over de vraag of ze een 'stilte dag' willen inlassen; een dag per week een stille sportschool. Heerlijk lijkt mij. 
Ook heel belangrijk natuurlijk is, wat mijn medesporters hier van zullen vinden. Want misschien ben ik wel de enige.

dinsdag 23 augustus 2011

Weer

Over het weer kan ik dit jaar beter niks schrijven, toch? Of hooguit één keertje? Nou vooruit dan maar, want als het ergens op de wereld klote weer is dan is het wel in Nederland anno 2011.  Vandaag, ik schrijf dit maandag 22 augustus, zou het een prachtige zomerse dag worden met temperaturen oplopend tot 27 graden. Maar nee. Even schijnt het zonnetje……(zonnetje: duizenden malen groter dan de aarde!!), dan komen de wolken en wordt het wordt allengs steeds frisser. Vervolgens gaat er ook nog ineens een koel windje waaien. Beetje herfstachtig wordt het. Alleen vallen de bladeren nog niet zo massaal. Ik zit nu in het altijd iets koudere Rotterdam Noord om 12.00 uur is het nu  18 graden; ongelogen. 
Toen ik me hier, buiten in mijn volkstuintje, ging klaar maken om dit stukkie te schrijven, liep ik in mijn (witte) korte broek en in mijn (witte) blote bast: temperatuur toen 24  graden. In no-time was het dus afgekoeld van 24 naar 18 graden. Geloof me: dat is echt niet lekker meer.  Gelukkig had ik zelf nog een temp van 37 graden.18 graden is natuurlijk geen vrieskou maar je verwacht het toch niet in augustus. Ik ben ook veel te optimistisch gekleed………heb natuurlijk geen jasje bij me, geen lange broek. Ik zit  met kippenvel een beetje te bibberen, mijn beenharen, en dat zijn er nogal wat, staan recht overeind; ik kan nauwelijks normaal zitten.

Normaliter vertrouw ik die weerknakker van het NOS-journaal, die Erwin Krol wel. Vandaag heeft hij me flink teleur gesteld.
Mijn vrouw heeft hier op de tuin godzijdank  nog wat kleren hangen. Een jasje, een broekje, met heel erg veel knallende kleuren, echte vrouwenklerenkleuren; beter wat dan niks. Op zich houd ik wel van kleurrijke opvallende kleding maar niet vandaag; niet op de tuin en zeker niet als het pokkenweer is.

Wanneer dit schrijfsel klaar is, zeg ik tegen mezelf:
’Kom ik ga lekker naar huis fietsen; waarom zou ik hier nog blijven?’ Omdat het zou gaan miezeregenen. Daarom. Maar hoe moest ik nou weten, dàt het zou gaan mieze regenen? Het weerbericht meldde daar niks over. Miezeregen, daar word je het natst van. Iedere Nederlander weet dat. Van miezeregen word je het natst.  Dat zegt  ook iedereen tegen elkaar:
‘Jaaaa, het regent.’
‘O, regent het?’
‘Ja, maar pas op hoor! Het miezeregent en dan je weet het toch wel?’
‘Wat weet ik dan wel?’
‘Nou dat je van miezeregen het natst wordt.’
‘O, ja, zeker, van miezeregen, ja, zeker. En ook de daken worden dan nat.’

Nou heb ik al-tijd regenkleding bij me maar toevallig vandaag zaten mijn fietstassen volgepropt met allerlei tuinzooi. Ik had de regenkleding eruit gegooid, want Erwin Krol .......... nou ja..... Er zit niks anders op dan in die kleurrijke kleding van mijn vrouw en die van mezelf, die ik eronder aan had, naar huis te fietsen. Zeik zeiknat. Daar had de miezeregen slechts drie minuten voor nodig.  Nogmaals bedankt Erwin!

Tussen twee haakjes: ’s winters voorspelt Erwin merkwaardig genoeg het weer bijna altijd goed: voorspelt hij sneeuw dan komt er sneeuw; voorspelt hij vorst dan wordt het vorst. Behalve die keer dat er ijzel kwam, daar had Erwin  niks over gezegd. Ik stap de deur uit en lig gelijk plat op mijn bek. Twee snijtanden van mijn bovengebit door mijn bovenlip en aan diggelen. Bloedbad. Sedertdien heeft mijn tandarts lekker verdient aan me. De tandjes zijn nadien, sinds de winter van 1995 al acht keer afgebroken en opnieuw gerestaureerd.
Trouwens nu ik het toch over die weermannen heb. Die nieuwe vrouw van het weer bij het journaal, de dochter van Erwin Krol zal ik maar zeggen, ….ik word he-le-maal gek van dat mens. Ze is een heel leuk verschijning, daar niet van maar ze praat me toch alle jezus snel; voor mij althans, dat tempo kan ik niet echt niet volgen. Ze maakt, terwijl ze haar  tekst afraffelt,  allerhande, onduidelijke, niet funktionele  gebaren: haar bewegingen houden het midden tussen luchtmasseren en dirigeren. Nu eens wappert ze  snel met haar handjes over een soort landkaart om aan te geven hoe lucht, met of zonder regen (grrrrrrrr)  zich verplaatst en dan weer kijkt ze recht de camera in en gaat ze aan het luchtmasseren of dirigeren.
Ze is voor mij dus niet te volgen. Ik vermoed dat ze het zelf ook niet volgt: ze zegt een uit haar hoof geleerd lesje op.


Nu ik, deze zomer, noodgedwongen in Nederland bivakkeer, valt het me allemaal zo vies tegen zowel die onbetrouwbare weersvoorspellers als het abominabele weer.
Wat hebben we hier nou aan het KNMI? Niks toch?
Dus wat dat betreft zouden we het geld voor Erwin Krol, zijn dochter en het KNMI   beter eens een tijdje aan iets zinnigers kunnen besteden: bijvoorbeeld aan pannenkoeken bakken voor eenzame, armlastige ouderen in armetierige verzorgingsinstellingen; (ik noem maar een zijstraat). Dan kunnen die mensjes, ook al is het maar kort, genieten van een zonnetje in hun verder zo miezerige leven. Ja toch zeker? Niet dan? 

donderdag 18 augustus 2011

Een openhartig gesprek


We kennen hem allemaal als de Nederlands kampioen 'Mens erger je niet' bij de heren: Halle Stappen. In dit uitgebreide gesprek gaan we het niet hebben over zijn mooie sport en sportprestaties maar vandaag gaan we een beetje de diepte in.
 
Waarom, Halle,  maak je het jezelf, qua uiterlijk gesproken dan,  toch altijd zo moeilijk, zeker wanneer het best ook makkelijk zou kunnen. Nu eens vertoon je je als een net heertje, dan weer als een soort clochard. En daarbij wek je regelmatig de indruk, een actieve relnicht te zijn, met je strakke broeken, je dandy jasjes, je sjaaltjes en je schoenen in allerlei ogenpijnigende kleuren. Nù zie ik je weer lopen met een iel paardenstaartje achterop je hoofd. Nog niet zo héél lang geleden had je een  warrige ‘krullenbol’ en daarvòòr trok je de aandacht met een glimmende kale knar. Nu ben je glad geschoren en morgen ben je weer baarddrager. Allemaal moeilijk te rijmen, hoor!  Waarom vertoon je je nu eens schreeuwend uitbundig en dan weer verstikkend  saai; niet alleen buiten maar ook op straat.

Uitbundig? Saai? Nicht? Je stort nu wel ineens een heleboel tegelijk over me uit, zo aan het begin van dit gesprek! Wat wil je nu van mij?

Welnu Halle, reageer om te beginnen eens op je wisselende ‘haardracht’ .

Nou, ik kies steeds voor een andere haardracht; als je kaal tenminste ook een ‘haardracht’ mag noemen.. Die kale kop, ja, dat was destijds tamelijk impulsief. Het begon in het jaar 2001 in de TGV op weg naar Frankrijk. Ik maakte me in de trein een voorstelling van hoe ik er zonder hoofdhaar uit zou zien en in mijn lichtelijk manisch optimisme van destijds, zag ik er kaal wel redelijk goed uit; beter in ieder geval dan met dat kortgeknipte grijze kransje, dat toen op mijn hoofd groeide.
De hotelkamer in Lyon had een ruim ligbad, alsof  ik een half jaar terug, toen ik deze kamer boekte al wist wat hier zou gaan plaatsvinden. Zoals altijd  had ik mijn elektrisch scheerapparaat meegenomen. Ook  had ik de spulletjes om me nat te scheren bij me: scheerzeep, de -kwast, -mesjes en het -apparaatje en last but not least: aluin. Aluin stond bij alle mannen vroeger op de wastafel. Het is een bloedstelpend middel en het gebeurde nogal eens, dat bij het scheren per abuis een stukje hoofdhuid gescalpeerd werd. Met de toename van het elektrisch scheren is het aluingebruik omgekeerd evenredig afgenomen.
In Lyon onthaarde ik niet  alleen mijn hoofd, ook de rest van mijn lijf. De details hiervan zal ik je besparen.    

Goed en toen was je helemaal kaal, Halle. Je stapte daar Lyon in en iedereen vloog je om je nek? Je hoefde alleen maar op een willekeurig plein in Lyon  te gaan staan en van alle kanten komen lieftallige Franse dames aangerend, roepend: ‘Oooooh, kijk daar nou toch eens een allemachtig leuke kale man staan!’ Je moet het op een lopen zetten om niet door ze verpletterd te worden.
  
Proef ik hier enig sarcasme?  Natuurlijk gebeurde dat niet! Ik was destijds vijftig. Een ouwe man. Heb jij wel eens gezien dat vrouwen in katzwijm raken van kale vijftig plusser? Nee toch zeker?
Zelf vond ik wel dat ik er een ietsiepietsie beter uitzag zònder dan  mèt haar. Het maakte me iets jonger. Wat ik verder had weggeschoren wist en zag niemand nog. Pas later, op het strand, in het zwembad of in bed hoor ik wel,wat anderen van die verdere ontharing vinden. Als ik af ga op alle reacties is mijn conclusie, dat  de ene  helft het leuk en de andere helft het nogal raar vindt.

En je naaste familie ... laat me raden ... ze lachten je uit?

Mijn echtgenote kwam haast niet meer bij van het lachen, toen ze mij ineens zo kaal, zo bloot zag. Vooral toen ze me voor het eerst in ons huwelijk ook zonder schaamhaar zag. Eerlijk gezegd vond ik dat ook wel een vreemd gezicht. Maar ik moest er niet zo onbedaarlijk hard om lachen als zij. Ze vond het van mijn kale kop vooral zonde, want zij houdt van haar; hoe weinig ook. Ze is, zo laat ze regelmatig horen, verliefd geworden op mijn weelderige krullenkop.
Zo’n verandering, zoals die hele  ‘ontharingsoperatie’, heeft met mijn wisselende stemmingen te maken. In de, zeg maar, manische opwinding wilde ik  gewoon iets heel anders. Ik denk dan gedurende een paar weken regelmatig aan ‘alles ontharen’. Ik praat er met niemand over. Vergeet het ook vaak weer. Bedenk me hoe ik het zou kunnen doen en waar. Het is een soort geheimpje. Dan vergeet ik het weer even. En dan hoeps ... doe ik het en  zit ik ineens kaal in dat hotel.

 We hebben tot nu toe alleen over uw kaalheid gesproken. Laten we eens wat afzakken naar uw schoeisel. Paarse, witte, zwarte en rooie schoenen. Voor een vrouw de normaalste zaak van de wereld maar een beetje vent doet het doorgaans toch met minder. Het lijkt bij u soms wel een schreeuw om aandacht.

Wat is er mis met een beetje aandacht vragen? Doe ik iemand kwaad met lopen op fraai gekleurde, modieuze schoenen? In feite is het hier weer van het zelfde laken een pak: stemmingen. Voel ik me licht, zit ik lekker in mijn vel, dan  pak ik mijn rooie schoenen. Op paars en zwart loop ik alleen als ik me zwaar klote voel. Wit draag ik bijna nooit. O ja, met sporten ... dan heb  ik vrijwel uitsluitend witte sportschoenen aan.

Dan je jasjes, gilletjes, sjaaltjes, t-shirts in allerlei felle kleuren, strakke broeken. In sommige kringen herinnert men u zich als de man met de nichtensjaaltjes? Deert u dat niet?

Nee, niet in het minst. Van jongs af aan tot op de dag van vandaag verslijten mensen in mijn omgeving mij voor homo. Kan ik me nog voorstellen ook, omdat ik me soms nichterig gedraag. Vind ik leuk. Jammer vond ik wel dat de moeder van mijn beste vriend, Stef, niet wilde dat hij met me omging. Stef en ik waren toen veertien. De moeder van Stef noemde me ‘een mietje’; ze wilde niet dat haar zoon zou worden als ik.
Ik heb er geen last van. Het gekke is dan wel weer, dat ik me in neerslachtige tijden uitermate kan generen over hoe ik me gemanifesteerd heb in mijn manische perioden.
Maar ook de gêne daarover is van snel voorbijgaande aard. Een miniem zetje vanuit mijn hersenen kan me vervolgens gewoon weer nichterig laten flaneren in mijn oranje broek, zwarte  t-shirtje, wit colbertje, veelkleurige zijden sjaaltjes en m’n flamboyante zomerhoed.

Halle, hartelijk dank voor dit openhartige gesprek.        

maandag 15 augustus 2011

Chaos in m'n kop

De nu vijfenzeventig jarige Tonia mag wel de bekendste inwoner van onze wijk genoemd worden. Iedereen kent háár; zij kent iedereen. Ze is trouwens de moeder van Rina, de vrouw  over wie ik onlangs schreef: mijn neerslachtige  overbuurvrouw, die altijd gehuld is in het zwart. Moeder Tonia doet he-le-máál niet aan wat voor mode dan ook. Zij kleedt zich in de meest onmogelijke combinaties. Het liefst loopt ze zowel in, als  buitenshuis op pantoffels en geitenwollen sokken. Met een lange broek of nylons heb ik haar nog nooit gezien: wel in lange soepjurken met daar overheen een bruin of grijs herenvest.

Tonia is het tegendeel van dochter Rina. In haar jonge jaren babbelt Tonia zeker met zo’n vijftig mensen per dag op straat. Haar dochter maakt nu hooguit met één voorbijganger per week een kletspraatje. Meer dan genoeg voor haar.
‘Er is al chaos genoeg in mijn kop,’ zegt Rina.

Vreemd genoeg zegt moeder Tonia, dat het ook bij haar nogal chaotisch is in haar hoofd,  maar voor haar zijn die talloze gesprekjes juist dè manier om die chaos in haar hoofd even buitenspel te zetten. Zeker vijftig gesprekjes per dag, logisch dat Tonia regelmatig verzucht dat de dag voor haar te kort duurt.

Niet alleen de wijkbewoners kennen haar, ook bij politici en zelfs enkele burgemeesters is ze bekend. Die komen bij haar op de koffie. Gewoon alleen maar koffie drinken, want Tonia is nooit een uitgesproken politiek figuur geweest. Zo onder een bakkie leut met de burgemeester, liet ze zich wel eens iets ontvallen, bijvoorbeeld over een net, groot gezin in de buurt, dat  zowel slecht als klein behuisd was.
‘Dat kan toch niet, hè André,’ (ze mocht die burgemeesters bij hun voornaam noemen) daar moet toch wat aan gebeuren! En de enige die daar snel wat aan kan doen ben jij toch,’ zei ze dan tegen André, de burgervader. Ze lacht haar enig overgebleven tand bloot, knijpt haar oogleden, waarop één grote wrat en vele kleine wratjes dicht,  en geeft hem een joviaal zetje met haar schouder.
Hoe afstotend Tonia er in feite ook uitzag, haar charme leed er nooit onder. Met haar vriendelijk uitstraling en jarenlange inzet, kreeg ze ontzettend veel gedaan bij de hotemetoten op het stadhuis; voor mensjes in onze buurt die het heel erg nodig hadden. 
‘Ik kan niks beloven, Tonia, ik ga niet over de verdeling van huizen,’ zei burgemeester André dan, maar in negen van de tien gevallen zat dat gezin toch mooi binnen een maand in een passende woning.   
Ook als een buurtgenoot  even krap bij kas zat, weet ze wat geld voor hem los te peuteren bij de kerk, ze is helemaal niet gelovig, eerder religieus maar toch. Van alcoholisten of anderszins verslaafden moest Tonia niks hebben. Ze stond wel altijd klaar voor de gezinsleden, die te lijden hebben onder die verslaving.
Uit de hele wijk komen mensen regelmatig met dozen en zakken met oude maar nog goed draagbare kleding bij Tonia aanzetten. Zij kijkt wel eerst nog even of er wat voor haar bij zit, dat legt ze apart en de rest brengt ze dan naar het wijkpastoraat ofwel de kerk en van daaruit wordt de kleding weer verkocht.  Van de opbrengst kunnen dan weer wat mensen geholpen worden.

Tegenwoordig rijdt Tonia rond in een scootmobiel; zo’n soort voertuig krijg je niet zó maar. D’r benen zijn helemaal op. Ze zit nu voornamelijk thuis. Rina wil zo af en toe nog wel eens met haar moeder een rondje maken door de wijk. Zij stelt alleen de uitdrukkelijke voorwaarde, dat haar moeder onderweg niet Jan en Alleman aanklampt om een praatje mee te maken.  Goed, daar houdt ma zich keurig aan. Alleen: bijna alle voorbijgangers die ze tegenkomen zijn bekenden van Tonia, die kletsen dus gewoon tegen haar aan. Wordt zo’n rondje door de wijk toch nog een verzoeking voor Rina. 

vrijdag 12 augustus 2011

Zwart

Rina woont tegenover me. Ik woon op de tweede, zij op de eerste verdieping. Tussen onze woningen zit ongeveer honderd meter: een speelterreintje met wipkippen, een klimgiraf, een zandbak en een  voetbalveldje. Verder nog heel veel rozenstruiken en een paar mooie bomen, kastanjes vooral. Op een dag als vandaag speelt er geen kind. De meesten zijn op vakantie (Marokko, Turkije vooral) en de kinderen, die nog niet op vakantie zijn, zouden wel mesjogge wezen om nu met dit regenachtige weer hier te gaan spelen. De enigen die hier spelen zijn de vogels en dan met name die gifgroene halsbandparkieten. Luidruchtige krijsen ze en vliegen ze van boom tot boom. Sommigen van mijn buren zijn blijkbaar dol op die lawaaischoppers en overvoeren ze met fruit en nootjes, geregen aan een touwtje, opgehangen aan een boompje in hun tuin. Zo komen we natuurlijk nooit van die schreeuwlelijkers af.  

Terug naar Rina. Zij weegt dik honderdvijftien, bij een lengte van 1.70 m. Daar moet dus hoognodig wat vanaf, vindt ze zelf ook.
‘Minstens dertig!’ zegt ze. ‘ Voorlopig wil ik daar even niet aan denken. Ik heb wel wat anders aan mijn hoofd.’ Ik kom haar onregelmatig tegen in de buurt. We kennen elkaar zo’n dertig jaar en al die jaren is ze al moddervet.
Van kletspraatjes op straat houdt ze niet. Met Rina praat je ook niet. Naar Rina kan je alleen maar luisteren. Ze begroet je en dan is ze pakweg tien minuten aan het woord over haar depressie, over haar dochter, die net bevallen is van een ( dood) meisje, over haar zoon, die de hele dag in zijn nest ligt te stinken, omdat hij toch niet aan het werk komt, over haar mislukte zelfmoordpoging, over haar smetvrees en over haar principe dat ze geen mensen bij haar over de vloer wil hebben,  behalve zeer nabije familie dan.   

Ik kom zelf net terug van de markt en op zo’n dertig meter zie ik Rina mij tegemoet komen. Ziet ze het zitten om een babbeltje te maken dan zwaait ze en lacht ze al van verre naar me. Nu gaat haar koppie naar beneden en haar hand zoek iets in haar jaszak……haar mobieltje …..en ze gaat, wel of niet namaak, een gesprek aan met iemand. Ze wil dus duidelijk niet tegen mij aanlullen vandaag. Ik had het kunnen weten want ze praat in principe alleen tegen mensen die in het zwart gekleed zijn, heeft ze zich wel eens laten ontvallen. Zelf is Ria ook altijd van top tot teen in het zwart gehuld; ze ziet er altijd keurig uit. Vandaag liep ik er blijkbaar veel te kleurrijk bij in mijn kaki broek, paars t-shirt en oranje jasje. Daar gruwt ze van, van die carnavalesk gekleurde kledij.  

Rina werkte als winkelmeisje bij onze slager. Aan mijn zonen, kleuters toen nog, heeft ze vaak gevraagd of ze een stukje wordt lustten. Een vrolijke veel te mollige lieverd. Zo’n type bij wie je het niet ziet of ze nu wel of niet zwanger is. Iedereen was dan ook stomverbaasd dat er ineens een Kevin was, haar zoon. Wat een schat, echt zo’n lief zachtaardig mannetje; zo een  maak je maar zelden mee. Soms een driftkikkertje, dat wel.
Vele jaren later las ik in de krant dat ene K. van K, 15 jaar oud, in onze winkelstraat iemand had doodgeschoten. Had met een drugsdeal te maken. Mijn oudste zoon, die van Kevins leeftijd is, zei dat Kevin inderdaad de dader was. Het zal je kind maar wezen. Twaalf jaar moest hij de bak in. Hij is nu net weer een half jaartje vrij. Vrij en dag in dag uit, languit ligt hij in zijn nest, bij zijn moeder thuis, bang te wezen voor wraak.  

Rina kan het niet bolwerken. Ze gaat slaappillen verzamelen. Ze wil het leven niet de kans  geven haar nog meer ellende aan te doen. Slikt een veel te grote hoeveelheid pillen. Haar jongste kind, dochter Leana, had geen halve minuut later moeten komen. Terwijl haar maag werd leeggepompt kwam Rina al weer  bij haar positieven. Dan schaamt ze zich zo.. De eerste uren is het alleen maar huilen:
‘Wat ben ik toch voor een moeder.’
Als oma lijkt ze wat te willen goed maken. Elke maandagochtend slooft ze zich uit en bezoekt ze het grafje van haar doodgeboren kleindochtertje; brengt ze daar een bloemetje en brandt  een kaarsje. 

maandag 8 augustus 2011

Prinsheerlijk geslapen

Het was lang geleden, dat ik zo heerlijk uitgeslapen wakker werd als deze ochtend. Zo lekker zelfs dat ik móést weten hoe dat kwam. Wat had ik gisteren en in het bijzonder gisteravond anders gedaan dan anders. Niks bijzonders eigenlijk: koffie gedronken, koek gegeten, pilsje gedronken, nootje geknabbeld en dezelfde tv-programma’s als anders gekeken.

Het NOS journaal: wel heel gruwelijk te ervaren hoe de rest van de wereld er naar staat te kijken hoe het Syrische leger zijn eigen burgers aan het afschieten is met die tanks!! Lekker laf!! Absoluut geen televisiebeelden om goed op te slapen integendeel. Dus dat is het niet.

Verder zag ik op tv het programma  ‘Ze is van mij’ waarin mannen praten over hun ervaringen met vrouwen. Er zijn altijd twee mannen te gast en bij de twee presentatoren. De twee vasten zijn Waldemar  Torenstra en Maxim Hartman en de gasten zijn tot nu toe mensen als Arie Boomsma, Dick Jol, Rob de Nijs, Tygo Gernandt en nog zo een paar. Zij verklappen o.a. of ze ‘billen- of ‘borstenmannen’ zijn; met hoeveel vrouwen ze geneukt hebben in hun leven en of ze, als ze zijn vreemd gegaan dat ook eerlijk zeggen tegen hun partner. Nou daar gaat dat dus over. Best leuk, heren. Ook eens kijken?  www.hebikietsgemist.nl    en elke maandagavond op Ned. 3 om 21.00 uur. De moeite waard vind ik. Het zou best eens zo kunnen zijn dat ik van dit programma beter ga slapen, ja. Maar waarom dan niet na die vorige drie afleveringen?


Dan zag ik nog het programma ‘In therapie (2)’. Daarin staat deze keer een echtpaar centraal, waarvan de man wil scheiden. Hun zoontje van 11, dat ook bij de therapie zit,  trekt zich de echtelijke onrust nogal aan. Hij slaapt slecht en zijn schoolprestaties kelderen zorgwekkend. Te zien van maandag t/m vrijdag van 22.45 uur – 23.15 uur. Op Ned. 2.  Dit programma maakt me sowieso al onrustig. Is dus ook beslist geen slaapmutsje.

Op de site Bridge Base Online bridgede ik een uurtje met ene Gwonnie009. Ik weet niet eens of dat een ‘hij’ of een ‘zij’ is. Waarschijnlijk is het ook niet eens zijn/haar werkelijke naam. Desalniettemin zijn we een goed bridgepaar. Als ik goed gespeeld heb, chat zij/hij naar mij: ‘wdp’ wat betekent:‘well done partner’ en dan chat ik naar Gwonnie009:‘u2;tksg’, wat  betekent ‘jij hebt het ook goed gedaan, hoor! Bedankt Gwonnie009’.  Het zou dan ook best eens kunnen wezen dat ik hier lekker op slaap ……….maar nee, nee, neen…. toch niet zò lekker als ik de afgelopen nacht heb geslapen, want dat was werkelijk  ‘prinsheerlijk’ te noemen…..zalig bijna.

Maar natuurlijk! Wat stom. Nu weet ik het ineens weer! Dat ik daar nou niet eerder aan dacht, zeg. Ik heb vannacht zo prinsheerlijk geslapen door mijn splinternieuwe pyjamaatje. Gekocht bij Zeeman; 12,99 euro; niet eens zó goedkoop, eigenlijk. Maar nu begrijp ik waarom, zeg. Potjandosie wat een heerlijke pyjama met die grijze broek en het shirt met smalle grijs-wit-groen-zwarte strepen over dwars.

Ik bedacht me dat het eigenlijk wel een beetje lullig zou zijn om zo'n oude pyjama  na ruim tien jaar trouwe dienst zomaar plompverloren af te danken. Die heeft best wat meegemaakt in al die jaren! Dat is niet in z'n koude kleren gaan zitten. Al die tijd was hij mijn getuige, steun en toeverlaat, elke nacht opnieuw.  Het pyjamajasje absorbeerde zo liters nachtmerrie-zweet en met de broek plette ik talloze muggen. Talloze malen heeft hij mij van nabij de liefde zien bedrijven, mezelf zien bevredigen en mijn natte dromen ondergaan.  

Hij was nu ook wel aan vervanging toe, hoor. In dat pyjamajasje zitten onder mijn oksels grote gaten. Van het zweet denk ik, hé. Dat bijt en slijt daar allemaal. Die broek helemaal. O gottegottegot. Hij zakte sowieso al van mijn kont, met  dat slappe elastiek. Bovendien heeft al die nadruppelende urine zijn vernietigend werk gedaan en een groot rafelig gat in het kruis van mijn pyjamabroek  uitgevreten.

Ik vond het zo sneu om die ouwe pyjama zo rücksichtslos in het vuilnisvat te mieteren. Eerst bedacht ik nog om hem in een lekker sopje te doen en hem daarna netjes te verknippen, zodat ie nog een tijdje huishoudelijk gebruikt kan worden,  als dweiltje of  doekje om een fiets mee schoon te maken. Maar dat vond mijn vrouw, Carola niet zo’n fris idee.  Haar fiets wilde er al helemaal niets van weten. 

vrijdag 5 augustus 2011

Liegbeest

Zonder theatraal te willen zijn, mag ik de periode die ik nu doormaak, wel een dal noemen. Het woordje ‘diep’ laat ik dan, om het verwijt van overdrijving te voorkomen, nog maar even achterwege. Nergens heb ik zin in. Niet alleen heb ik geen zìn in dingen doen; ik zie ook nog eens huizenhoog op, tegen allerlei zaken, die ik normaal gesproken zo even tussendoor afhandel. Zoals het boren van een gaatje in een betonmuur voor een plugje voor een haakje  voor een schilderijtje. Huizenhoog…….tegen zo iets lulligs. Dat zijn toch niet bepaald de moeilijkste zaken te noemen, zou ik zeggen. Nee, als ik lekker in mijn lijf zit zo gepiept en nu wordt zo’n gaatje alsmaar groter……... en uitgebreid ga ik lopen dubben of ik het klusje misschien toch beter morgen dan vandaag kan gaan doen, ook in verband met het weer en of ik het eerst met mijn eigen boormachine zal proberen of dat ik gelijk die supersterke betonboor (Hilti) van buurman Otto zal gaan vragen. Om kort te gaan, leidt al dat prakkiseren tot uitstel van de klus. Sterker: dit karweitje wordt zo op de lange baan geschoven.
Het gaat in deze dip natuurlijk toch niet alléén maar over het boren van gaatjes! Ik ben tenslotte geen tandarts.
Eigenlijk zit ik ook met al mijn sociale activiteiten in dat dal. Nooit last mee gehad. Nu kan ik haast niks meer aan. Klaverjassen, ballet, politiek, op verjaardagsvisite……..alleen al bij het horen van de woorden krimp ik ineen.
Geen enkel probleem heb ik met een wandeling, in mijn eentje door het park.  Ik hoop dan altijd maar geen bekenden tegen het lijf te lopen, die me vragen, hoe het met me is of hoe ik het maak of hoe dat ook gevraagd kan worden. Heel goed bedoeld natuurlijk maar een waarheidsgetrouw antwoord krijgen ze toch niet van mij. Het is namelijk noch zus noch zo met mij. Hoe ik het maak houd ik voor me. Geheel onwillekeurig komt dan mijn liegbeest in actie. Echt. Na dergelijke vragen produceer ik alleen maar leugens. Zo ontmoette ik gisteren in het park oud-collega Reinier. Nou ja, hij vraagt natuurlijk hoe het er mee is en dat zeg ik:
‘Geweldig, ik heb net een super vakantie achter de rug. Heerlijk gewandeld op de Veluwe nabij Epe. Gebivakkeerd in een Nivon vakantiehuis. Er was daar ook een zangkoor. Heel gezellig. Elke avond zingen. Kan ik helemaal niet!. Maar ik mocht toch mee doen. We zingen socialistische strijdliederen zoals ‘Morgenrood’ en de ‘de Internationale’….en als ik wilde mocht ik ook wel met dat koor…….’
‘Nou,’ onderbreekt  Reinier mijn verhaal, ’leuk je weer eens gezien te hebben, goser. Hé, eh, Ik ga weer verder............... nou hè.............tot gauw weer...........heb zo een afspraak.’
Kijk, wat ik dan zo vertel, zou best eens waar kunnen zijn, daar niet van. Het klinkt dan uit mijn mond ook best aannemelijk. Alleen: het ìs niet waar. Er is helemaal niks van waar. Ik wil het niet maar het liegbeest laat zich het zwijgen niet opleggen. Ik heb dan helemaal niks meer te willen.
En dan is, wat ik tegen Reinier vertelde, nog maar peanuts. Tegen ex-buurvrouw Beb, die ik in het Bos tegen het lijf loop vertel ik, dat ik zo verdrietig ben omdat mijn vrouw,  me verlaten heeft. Ze is smoorverliefd op de student, die bij ons op de trap woont. Vijftien jaar jonger, is die student!
 Beb heeft echt met me te doen. Ze neemt me mee naar haar knusse huisje. We eten een boterhammetje en drinken kopjes groene thee. Ze aait over mijn bolletje en zegt dat ik wel een paar daagjes bij haar mag blijven slapen. 
‘Nou, Beb,’ zeg ik, ‘niets liever eigenlijk, dan dat.’ Maar ik vertel haar gelijk eerlijk dat dat toch echt  niet zal gaan omdat mijn moeder vanavond al spinazie (ijzer!) voor me maakt. Daarna ga ik met mam nog een paar potjes sjoelen. Eten en sjoelen met mam; daar heb ik nou nog nooit tegenop gezien, gek hè?  Misschien omdat ik met sjoelen toch altijd win en winnen doet me krabbelen uit dat dal. Echt waar.  

maandag 1 augustus 2011

Recreatiefietsweer

Juli 2011 was twee graden kouder dan normaal en twee keer zo nat en ja, er was ook twee keer zo weinig zon als gewoonlijk. Maar vandaag 1 augustus 2011 is het dan eindelijk een beetje lekker. Het is weer om relaxed een eindje te recreatie-fietsen samen met mijn geliefde echtgenote. Echt recreatiefietsweer: niet te vergelijken met in de verzengende bloedhitte de aller steilste Franse cols beklimmen, neen, lekker recreatiefietsen in de polder.
Carola, mijn vrouw en ik hebben gisteren stiekem al op weerradar gekeken en toen gezien dat het in onze omgeving mooi weer zou worden en niet alleen vandaag. Dinsdag en woensdag ook. We besloten een tochtje te maken van ongeveer vijfendertig kilometer. Niet om op te scheppen, hoor maar voor mij stelt dat niks voor. Voor C. is dat peaken. Diezelfde zondagavond besloten we ook dat onze fietstocht zou gaan in de richting van  Barendrecht, Zwijndrecht. Dan met het pontje over naar Puttershoek; vervolgens weer terug naar Barendrecht en uiteindelijk weer naar Rotterdam; naar huis dus.

Ik ben elke dag om 07.00 uur wakker. Dat is vroeg, Dat komt omdat ik ook vroeg naar bed ga. Zo rond middernacht. C. gaat altijd na 04.00 uur ’s nachts naar bed.  Als alle griezel- en dierenfilms op de treurbuis voorbij zijn. Gewoonlijk is ze dan tussen 11.00 en 12.00 uur weer wakker. Voor ons fietsplan van vandaag zou dat veel te laat zijn. Dus we spreken af dat ik haar om 9.00 uur zal wekken.
Tussen 7.00 en 9.00 uur lees ik vandaag de ochtendkrant, terwijl ik ontbijt en maak voor ons een lunch klaar: broodjes met kaas en schijfjes komkommer, voor ieder een appel en een banaan en twee flesjes appelsap. Ik doe het eten samen met twee koelelementen in de koeltas.
C. is om 9.15 uur al haar bed uit en na de gebruikelijk vijf koppen koffie en tien sjekkies vindt ze dat het tijd wordt om zich te gaan poedelen. C. heeft zolang ik haar ken niet gedaan aan ontbijten; ook heeft ze nooit tijd besteed aan zich opmaken. Dus dat doet ze nu ook niet. Dat scheelt tijd. Ze is nog wel een kwartiertje bezig te zoeken naar een geschikte zonnebril, die er niet is. Naar een zonneklep, die er ook niet is en tenslotte zoekt ze naar iets waarvan ze vergeten is wat het is. Pas  als we bijna de deur uitstappen, weet het ze het ineens weer: een etuitje met wat pleisters en betadine voor het geval dat een van ons onderuit gaat. Maar dat etuitje ligt niet op de plek waar die zou moeten liggen. Dan gaan we gewoon maar niet onderuit. Om 10.30 uur vertrekken we.

Langs de Oude Maas is het mooi fietsen. Hoewel het nog niet zo warm is, wordt er toch gezonnebaad op het iele strandje langs de rivier. Sommigen wagen zich zelfs in het water. Vanaf de grote vrachtschepen klinkt getoeter als ze de zwemmers passeren. Zijn dit waarschuwingen of is de stuurman een beetje uitgelaten? De zwemmers bij het strandje hadden de boten heus wel gezien en reageren eerst verschrikt op het getoeter maar al gauw wordt er gelachen en zwaaien ze uitbundig naar de bootslui.

Opgeschoten jongelui hebben zich het ponton van het pontje Zwijndrecht-Puttershoek toegeëigend als strandje. Tussen de vele handdoeken die liggen te drogen op het ponton is net plaats genoeg voor de fietser en zijn fiets om aan boord van het pontje te gaan. Voordat de pont aanmeerde, doken de jongens, even vlug, één voor één op de golven veroorzaakt door een zojuist gepasseerde vrachtboot. De pontschipper schijnt de aanwezigheid van de jongelui op het ponton helemaal geaccepteerd te hebben. Hij schakelt ze in bij het vastleggen en losmaken van de pont.   

Puttershoek heeft een paar leuke huisjes naast het haventje en een leuk minikerkje maar veel meer ook niet (zie foto). 

















 Langs de Oude Maas heeft zich een klein meertje gevormd. Brandganzen, futen en eenden leven daar. Rond het meertje groeien vele bomen, struiken en verschillende soorten riet. Midden in het meertje staan tientallen dooie bomen. Echt midden in het meertje. Alle stammen zijn afgekloven. Wit. Kijk de foto’s (gemaakt door C.) maar eens. Een soort spookmeertje….lijkt het zo wel……..hoe zal dat ’s nachts zijn? Luguber misschien wel?  We hebben desalniettemin smakelijk geluncht bij deze dooie bomen in het meer. C. vindt dat wel spannend.

Na de lunch gaan we op weg naar de Heinenoordtunnel. Per ongeluk komen we terecht bij de plek waar vroeger de oude brug over de Oude Maas van Barendrecht naar ‘De Eilanden’ lag. Dit was de brug van de ‘Moordenaar’ de bijnaam van de tram die Rotterdam verbond met ‘De Eilanden’ en zijn vele kleurrijke dorpjes. In de eerste helft van de vorige eeuw maakt deze tram nogal wat slachtoffers onder voetgangers en fietsers; het langzame verkeer was nog niet opgewassen tegen deze tram, die  vaak onverwacht snel in straten opdook.
Ik leun nu tegen de reling, die staat op de plek waar de ‘Moordenaar’ vanuit Barendrecht over die brug ‘De Eilanden’ op denderde en kijk een tiental meters de diepte in, op het snel stromende licht kolkende water van de rivier. Aan de overkant in Barendrecht zie ik mensen precies het zelfde doen.

We beginnen aan het laatste deel van de rit van vandaag: naar Rotterdam via  Barendrecht en de Heinenoord(fiets)tunnel. Die tunnel is gigantisch steil èn vreselijk koud. Ik had de hele dag probleemloos in een t-shirtje gefietst maar voor alleen zo’n t-shirtje is het hier echt te koud.  Jammer genoeg zit mijn jasje bij C. in de fietstas en zij rijdt deze keer een paar honderd meter vòòr mij uit. Dan maar kou lijden. Er zit niks anders op.

In Rotterdam kopen we nog wat voor het avondeten en rond vier uur zijn we dan weer thuis. C. was wel een beetje moe maar niet zo erg. Ze had in ieder geval voldoende energie om een nog  maaltijd te maken: venkel, camembert, macaroni en een rukola salade met olijven. Zowel Carola als ik vonden dat het niet te vreten was.