dinsdag 10 april 2012

Tribune (2)

Voor de allerlaatste keer hebben we de Tribune, het maandblad van de SP, voor de regio Rotterdam verzendklaar gemaakt in het voormalige SP- Hoofdkantoor aan de Vijverhofstraat in Rotterdam. De SP heeft namelijk een nieuw hoofdkantoor betrokken in Amersfoort. Waar we de volgende maand dit werkje moeten gaan doen is nog niet bekend. Met ‘we’ bedoel ik een klein stel voornamelijk ouwe maar vooral zeer trouwe SP- vrijwilligers. Met mijn vierenzestig jaar ben ik veruit de jongste van dit stel en bovendien ben ik ook nog het kortst lid: anderhalf jaar pas. Het is een groep die bestaat uit een stuk of tien mensen. In dit stukje noem ik dit groepje, enigszins oneerbiedig misschien,  het T-kransje, waarin de ‘T’ en dit voor alle duidelijkheid, staat voor Tribune. Vijf leden van dit 'T' - kransje  doen dit werk al meer dan dertig jaar. Ik hobbel nu pas een jaartje mee.

Waarom zit ik hier nou eigenlijk over te denken en te schrijven????? Omdat ik denk dat het maar eens afgelopen moet zijn met deze maandelijks manier van verzendklaar van de Tribune. Binnen de SP heb ik hier overigens nog met niemand over gesproken, hoor. Dat zal binnenkort ongetwijfeld wel gaan gebeuren. 
Anno 2012 werkt een stel meer dan gemiddeld intelligente mannen en vrouwen acht á tien uur per maand aan die Tribune. De eerste deeltaak is het in de Tribune stoppen van de Rooie Rotterdammer, het blaadje met uitsluitend Rotterdams nieuws. Vervolgens, moet er een wikkel om de Tribune heen en die wikkel wordt met een stukje plakband stevig om het tijdschrift vastgezet.

Tsja, wikkels, ik kan me niet herinneren, hoezeer ik ook peins, dat ik de laatste pakwek dertig, veertig jaar ooit nog post ontving  met een wikkel er omheen. Ik kom uit een Rooms-Katholiek nest, sorry hoor, daar kan ik ook niets aan doen, een nest heb je nu eenmaal niet voor het uitkiezen als jonggeborene. In dat Rooms Katholieke nest kregen we, ruim vijftig jaar geleden dus,  het officiële orgaan van het Bisdom Rotterdam per post toegestuurd: de ´Sursum Corda´. Zo´n bruine wikkel zat er om dat krantje. Handgeschreven op die wikkel:  naam, adres, woonplaats van ons en dan zat er ook nog eens een postzegel op geplakt.
Adressen schrijven en postzegels plakken is er godzijdank bij de SP ook niet meer bij. Etiketten plakken wel; etiketten met adressen. Zelfklevende etiketten zijn het, dat dan weer wel, alhoewel ik op zich geen hekel heb aan likken. Zeker niet als er een lekker luchtje aan de lijm zit.

Maar kom, ik dwaal af, als dan die Rooie Rotterdammer in die Tribune zit, de wikkel er vast omheen is gewikkeld en met dat plakbandje stevig is vastgezet, dan……. moet er nog twee touwtjes om. Daartoe heeft de partij al heel lang geleden een even handige als griezelige  bindmachine aangeschaft, die net zo gemakkelijk stapeltjes van vijfentwintig Tribunes bindt, als in een onbewaakt ogenblik een of meerdere vingers van je hand afsnijdt. Met dat touwtje eromheen gebonden gaat de Tribune in stapeltjes van vijfentwintig de postzakken in voor verspreiding in de Rotterdamse Regio. En klaar is het T-kransje nu; voor de maand april althans.

Alles bij mekaar is dus de hoogste prioriteit van ons werk, dat de Tribune op tijd bij de leden in de bus ligt. Behalve dat, is er nog een belangrijke nevendoel namelijk, dat de T-krans lekker en gezellig aan het werk is voor de SP. Dat is op de maandag- en vrijdagochtenden ook precies wat er gebeurt: dit T-kransje, ervaart de bezigheid duidelijk als uitermate aangenaam. Op het enkele groepslid na dan, voor wie hard dòòrwerken nu eenmaal meer voldoening geeft dan babbelen over koetjes en/of kalfjes.
Dit clubje viert ook steevast elke verjaardag met gebak en door het hele jaar heen wordt met de  lief-en-leed-muts rondgegaan om een aardigheidje te kunnen kopen voor een jarige of een zieke, want zieken zijn er ook geregeld en zij worden zeker niet vergeten.

Is deze manier van verzendklaar maken van die Tribune in de Regio Rotterdam nu effectief, kostenbesparend en biedt het ook perspectief? Het  T-kranswerk bespaart de SP zeker enige portokosten. De vraag is alleen of deze geringe besparing wel opweegt tegen de kosten die weldra gemaakt zullen moeten worden voor een te huren/kopen ruimte en het gebruiksklaar maken daarvan.

De gemiddelde leeftijd van ons  T-kransje is zeer hoog is: circa 70 jaar. Het is een kwetsbaar groepje. De kans op tijdelijke of definitieve uitval van een of meerdere leden is niet denkbeeldig en elke uitval trekt weer een grote wissel op deze relatief kleine groep. Het mag zeker niet gaan gebeuren dat straks binnen de SP een luttel aantal zeventig plussers zit te stressen om de Tribune op tijd in de Rotterdamse brievenbussen te krijgen. De gedachte dat deze T-krans aangevuld of overgenomen zal gaan worden door jeugd, is een illusie. Dat gaat ècht nooit gebeuren. Misschien  een enkel keertje maar structureel: nooit!

Goed. De besparingen zijn waarschijnlijk minimaal en de continuïteit van het werk kan op de lange termijn niet gegarandeerd worden. Awel, is het moment van verandering van werkplek niet het juiste moment voor bezinning op een wat professionelere aanpak van de Tribune – verzending.

Binnen de Socialistische Partij (de grootste partij van Nederland inmiddels) zullen toch zeker wel de financiële middelen gevonden kunnen worden om dit werk wat professioneler aan te kunnen pakken. De verhuizing van het partijbureau is m.i. een uitgelezen moment voor een heroriëntatie hierop. 
Nu krijg ik zelf, naast de Tribune, nog enkele tijdschriften thuisbezorgd. Helemaal ‘up to date’ lijken me de wekelijks verschijnende VPRO-gids en het maandelijkse katern van de Consumentenbond. Op de achterkant van die bladen is wat ruimte uitgespaard om naam, adres, woonplaats en lidmaatschapsnummer van de abonnee af te drukken. Er komt bij die bladen geen wikkel, plakbandje, postzegel, touwtje of plasticje aan te pas.
Ik zou er als SP’er trots op zijn als de Tribune zo verzonden werd en dat moet toch makkelijk kunnen: bij zo’n grote en rijke politieke partij als de SP. De nu nog gehanteerde zeventiger jaren werkwijze mag eindelijk wel eens overboord gegooid worden, dunkt me.

De postbode kan dan voor de VPRO-gids, de Consumentengids en straks misschien ook voor de Tribune, tijdens zijn werk, een momentje voor zichzelf inlassen en die bladen doorbladeren. Voor de postbode is een blad als de Tribune, zeker in deze woelige tijden, een bijzonder en inspirerend, welhaast onmisbaar blaadje.

Indien die professionalisering doorzet, zal er voor, door of met het T-kransje eens per maand iets georganiseerd worden. Plannen zijn er al en gaan in de richting van bioscoopbezoek, excursies, bingo, een-en-dertigen, ezeltje prik, jokeren, blindemannetje. Plannen te over dus; alleen een geschikte locatie ontbreekt. Een vertegenwoordiger van het T-kransje is al wel in gesprek met Jan Marijnissen, We willen hem graag vast leggen voor het draaien van enkele bingo’s per jaar in het Rotterdamse.

donderdag 5 april 2012

Gedumpt

Op ons fraaie binnenterrein in het Oude Noorden staan uitdagende klim- en klauterobjecten voor kleuters, zoals de levensgrote giraffe, de gifgroene reuzensprinkhaan en een eigenlijk iets te enge krokodil. Voor de vele voetbalgekke jochies is er de mini-cruyff-court.  Appel- peren- en abrikozenboompjes staan uitdagend in de nog wat kille zon te pronken met hun bloesem. De bloembollen zijn vrijwel allemaal mooi uitgekomen: narcissen, blauwe druifjes, krokussen, hyacinten, tulpen. Leuk, vooral voor de kinderen, die vlak voor de winter de bloembollen gepoot hebben. Ze hebben er goed op gelet dat er niet in de buurt van de bollen werd gevoetbald en kunnen trots zijn op het resultaat.

Al van af de Kerst staat er op het binnenterrein een Albert Heyn-winkelwagen in een perk rozenstruiken. Moeilijk mannetje Vujul, de kleinzoon van Rosa, heeft de kar, althans volgens Koos Vogel, een rotzet gegeven de rozenstruiken in! 
Een beschimmelde spaanplaat van ruim één vierkante meter is rechtop in de AH-kar gezet. Er ligt ook een paar grote groene kaplaarzen in, een paar geitenwollen sokken, een eind prikkeldraad, een verdorde vingerplant en een verroest strijkijzer. De rozenstruiken rondom de kar groeien stug door en zullen weldra het winkelwagentje hebben ingekapseld. Als moeilijk mannetje Vujul wordt aangesproken op zijn actie met AH-kar ontkent hij, zoals gewoonlijk. Hij doet nooit geen kwaad! Natuurlijk wordt hij zoals altijd gedekt door omaatje Rosa, in wier ogen haar kleine Vulultje een braaf kereltje is.

De ketting ligt er af, veel spaken ontbreken, de banden staan leeg, een trapper is zoek, het stuur is dol en de koplamp hangt op half zeven. Het was twee maanden terug nog een mooie fiets maar toen kwamen de fietslessen voor kleine Memmetje. Eén week lang probeert pappa Ahmed het. 
Een week lang; elke dag met pappa Ahmed oefenen met fietsen. Langer dan een kwartier fietsles zit er niet in. Dan is Memmetje het zat.  Hij valt van zijn fiets. Woest scheldend schopt hij tegen zijn  fiets. Jankend en stampvoetend rent hij naar huis, alwaar hij met deuren gaat lopen gooien. De eerste dagen probeert paps nog om Memmetje weer terug op de fiets te zetten. Dat  heeft geen enkele zin. Het kind raakt buiten zinnen. Wild slaat het ventje om zich heen. Ook pappa Ahmed krijgt klapjes en accepteert het gelaten. Na de zevende les hebben vader en zoon het fietsje onbeheerd laten liggen in de buurt van het bankje bij de giraffe. In twee weken tijd is de fiets afgeragd door wat oudere jeugd. De laatste weken ligt het fietsje maar een beetje weg te roesten.

Tsja, dan staat daar, op de vroege ochtend, opeens op een van de gazonnen van ons binnenterrein een ogenschijnlijk in goede staat verkerende bedbank met een leuke donker rode bekleding, die heel fraai afsteekt tegen het groen van dat grasperk. ’s Ochtends vroeg zie ik hem staan. Moet dus in het geniep hier zijn neergezet gisteravond of vannacht. Komt waarschijnlijk bij Lenny vandaan, want die heeft net haar vent de deur uit gezwiept en ze gooide zijn bedbank achter hem aan. Ze had natuurlijk Roteb-Grof-Vuil moeten bellen. Die voert de bank kostenloos af.  Geen goede beurt van Lenny trouwens, net zo min als van die andere vuildumpers op het binnenterrein.

Ik bel nog even naar de chef van wijkschoonmaakploeg, de mannen en vrouwen in de blauw-oranje pakkies. Ik word bijna uitgelachen na mijn vraag of ze de troep even willen komen weghalen. Nee, daar zijn ze niet voor. Wel wil de chef voor de volgende dag een vuilophaalwagen regelen als we die troep zelf langs de stoep zetten, op een parkeerplaats of zo. Dat gaan we doen!

Ik kijk eerst even naar het voetballen op de tv (Barcelona- Milan) en daarna, zo rond een uur of elf ’s avonds zetten wij, Corina, Ella, haar zoon Tim en ik dus, die troep langs de straat. Het valt nog niet mee om het AH-winkelwagentje los te wrikken uit de rozenstruiken. Tim en ik zitten onder de schrammen. Niet alleen op mijn handen en armen. Maar ook in mijn gezicht en op mijn kuiten zitten krassen. Tim is maar gelijk naar huis gegaan om het bloeden te stelpen en de wondjes te ontsmetten. Hij moet er altijd snel bij zijn; hij heeft weinig weerstand en heeft snel ontstoken wondjes.

De rotzooi staat nog maar goed en wel op een vrije parkeerplaats of enkele ‘gieren’ komen al aangecirkeld. Twee kleine vrachtbusjes komen langzaam aangereden en de chauffeurs houden halt, duidelijk  om te kijken of er iets van hun gading is.  Het zijn Wilders-mensen en dan bedoel ik niet die gore brievenbus-zeikers van de PVV zelf. Neen, ik bedoel van die mensen, die we van Wilders moeten aangeven, als we last van ze hebben. Oost-Europeanen, dat soort mensen zijn het. Met een begerige blik in de ogen kijken ze naar al dat ijzer. Lachend, een beetje verlegen, kijken ze van de spullen naar ons. Het is ons wel duidelijk, dat ze die fiets en die AH-wagen mee willen nemen. Okay, zeggen wij, neem maar lekker mee! Maar dan moet je ook dat hout, die laarzen, de sokken, de grote vingerplant en dat prikkeldraad  (dat is toch ook ijzer?!) voor ons afvoeren. Die bedbank kan wat ons betreft hier langs de weg blijven staan tot morgenochtend. Geen probleem voor die jongens. Dat doen ze! Zij blij, wij blij. Ons binnenterrein is nu weer schoon en aan Wilders niks te melden.
Tim is weer terug. Ondanks dat het al bijna middernacht is, drinken we bij mij thuis nog even een borreltje op met zijn viertjes. Het moet wel leuk blijven, toch? 

zondag 1 april 2012

Pap in de benen

Al een paar jaar maak ik mensen, die vanuit het buitenland in Rotterdam komen wonen enigszins wegwijs in hun nieuwe woonplaats. Zowel de nieuwe als de oude Rotterdammers melden zich bij de organisatie Welkom in Rotterdam (WIR). WIR organiseert kennismakingsbijeenkomsten met als doel een match te krijgen tussen een oude en nieuwe Rotterdammer.  Als ze een match hebben, maakt het duo binnen drie maanden  minimaal drie afspraken in Rotterdam en omstreken. De voertaal is dan altijd Nederlands. WIR geeft voor die drie bijeenkomsten iedere deelnemer 12,50 euro onkostenvergoeding. De match is na drie uitjes over en beiden  kunnen zich dan weer opgeven voor een nieuwe kennismakingsbijeenkomst.

Met de Spanjaard Julio met een driedubbele achternaam heb ik mijn eerste match. Waarom we matchten? Hij leek me een leuke sportieve vent en net als ik is hij fan van voetbalclub Barcelona en van film regisseur Pedro Almodovar
 Hij was naar de matchbijeenkomst gekomen met zijn vriendin, die net zo goed zijn moeder had kunnen zijn. Een aantrekkelijke, welgevormde vrouw, die Eva,  daar niet van, maar zeker vijftien jaartjes ouder dan de vijfentwintig jarige Julio. We spreken af om als eerste activiteit een middagje samen te gaan fietsen. Het zou korte broekenweer worden die vrijdag. Langs de IJssel fietsen richting Gouda is het plan. Ik ben een fervente fietser; hij, minder maar is toch akkoord.  We spreken af bij de Brienenoordbrug. Drie kwartier na afspraak is Julio er nog steeds niet. Eva beantwoordt mijn telefoontje:
‘Hij is al ruim een uur geleden hier weggefietst.’
Op een krakende,  hinderlijk doortrappende opoefiets, zonder versnelling maar mèt terugtraprem, arriveert Julio, een uur te laat, bij de Brienenoordbrug. Totaal bezweet. Zeiknat is zijn spijkerbroek; zeiknat zijn zwarte t-shirt.  Daar staan we dan aan de start: een uitzonderlijk koppel. Ik, nog helemaal okselfris, met mijn nieuwe Gitane mountain bike, maandje oud pas, ontelbaar versnellingen en Julio, die het door die ouwe rotbrik, in feite nu al helemaal gehad heeft met fietsen.    
Meteen doorknallen richting Gouda, besluiten we desalniettemin. Er is al tijd genoeg verloren gegaan! Julio komt nauwelijks vooruit op die kutfiets, dus stel ik na een kwartiertje maar voor om even van fiets te wisselen. Dat voorstel was niet aan dovemansoren gezegd.  Na een korte instructie aan Julio over mijn fietsje,  racet hij richting Gouda. Die instructie had hij echt niet nodig gehad. Met de vingers in zijn neus komt hij in Gouda aan.
Ik, daarentegen, kom met het snot  voor mijn ogen bij de brug bij Gouda aan. Als ik met mijn eigen fietsje in de boter rijd ben ik er, zeker weten, in drie kwartier.  Nu,  met die kloterige opoefiets van Julio, heb ik na een kwartier al pap in de benen en doe ik over zo’n lullig ritje drie en een half uur.

Dan vindt Julio het nodig om mij een beetje te gaan lopen dollen, daar bij die brug over de Gouwe bij Gouda.  Meneer weigert me mijn fietssleutel terug te geven. Daar komt een beetje lacherig stoeien van en er ontstaat een onschuldig woordenwisselingetje zo van:
‘Non, desea en su moto a Rotterdam.’ Wat zoveel zal betekenen als dat hij op mijn fiets naar Rotterdam terug wil. Ik zeg dan:
‘Hé joh, kom op nou man, doe niet zo lullig man, geef dat sleuteltje nou terug, Julio.’ Een heel ultralicht zetje geef ik hem dan, waardoor hij, ongelukkig,  achterover in het gras van het talud langs de Gouwe tuimelt. Ter nauwer nood weet hij te voorkomen dat hij het riviertje in rolt. Gelukkig vat hij het allemaal heel sportief op. Lachend geeft hij mij mijn sleuteltje terug.
‘Sólo era broma.’ zegt hij in goed Rotterdams. (‘Was maar een geintje.’)

‘Julio, ik weet niet wat jij doet,’ zei ik, ’maar ik kan geen deuk meer in een pakkie boter rijden. Ik pak de trein terug naar Rotterdam.’  Van dat pakkie boter snapt hij natuurlijk niks maar dat ‘met de trein terug’’ snapt hij uitstekend en daar is hij het van harte mee eens.
Met een sierlijke boog gooit Julio zijn afgeragde opoefiets de Gouwe in.
‘Adios koetefietsa.'  
Julio belt zijn vrouw en zegt haar dat hij met de trein onderweg is naar Rotterdam CS. Ik heb van te voren al de benodigde kaartjes gekocht (voor mij en de fiets). Zo ben ik dus op de eerste de beste afspraak al door die twaalf en een halve euro onkostenvergoeding heen. Julio geeft er de voorkeur aan om in de trein een kaartje te kopen. Hij zwijnt, want er komt geen controle.
Op het perron staat Eva. Ze heet ons welkom in Rotterdam.      

dinsdag 27 maart 2012

Geluk is

Mij vervulde het zeker van blijdschap als ik haar totale ontspanning zag,  haar hoorde lachen en zacht kreunen. Ik dacht een weinig bij te dragen aan haar geluk. Misschien werkt dat wel zo. Wie weet, een beetje. Wat zou er meer nodig zijn? Samen een beetje lachen, leuke dingen doen, spelletjes, vooral ook creatieve dingen, lekker een beetje vrijen of gewoon met z’n tweetjes chillen voor de tv. Samen, knus, thuis. De rotzooi van de wereld was buitengesloten. Ons geluk was binnen.

Een belangrijke afspraak tussen mij en mijn vrouw Carola was, dat wij beiden fifty-fifty het  huishouden zouden doen en gingen werken voor de poen. Voor ieder van ons betekende dat  minstens twee en een halve dag werken en drie en een halve huishouddag. Zo rond 1980 kwam daar het verzorgen en opvoeden van twee zonen bij; dat viel natuurlijk onder de huishouddag.
Als kind, heb ik mijn vader, die zeeman was,  nauwelijks gekend. Zeker in mijn allerjongste jaren heb ik hem gemist. Voor mij was het een waar feest dat ik mijn zonen wèl een vader kon bieden, dacht ik. Ik gaf ze de fles, verschoonde hun luiers, deed ze in bad en bracht ze naar bed, duwde ze met lekker weer, in de wandelwagen naar het Kralingse Bos, bracht ze naar en haalde ze weer van school, organiseerde verjaardagspartijtjes, las voor, ravotte, ging mee naar de voetbalclub en gitaarles, sportte, danste en kookte met ze en ga zo maar door.
En toch was ik niet altijd zo blij, als ik verwacht had. Het leek wel alsof ik elke dag opnieuw een betere vader wilde zijn, dan mijn eigen pa…..een soort wedstrijd maakte ik er van.  Een wedstrijd die ik om de een of andere, mij onduidelijke reden maar niet leek te kunnen winnen.
Met groot élan liet ik de jongens met van alles en nog wat kennis maken; duizend en een dingen deed ik met ze. Eerlijk gezegd werden zowel ik, als ‘the boys’ daar af en toe tureluurs en chagrijnig van.  Terwijl het mij er alleen maar omging om de jongens een beetje geluk en wijsheid mee te geven.
Ik ging  (en ga nog steeds) graag naar theater. Daar hebben zij ook vast wel lol in, dacht ik in mijn enthousiasme. Dus ik sleepte ze vrijwel elke zondag mee naar leuk jeugdtheater. Op den duur smeerden de jongens hem al op zondag, als ik nog in mijn bed lag. Ik had geen flauw idee waar ze uithingen.  Zat ik daar als volwassen man alleen, voor de prijs van drie,  bij de grandioze poppenspeler Jozef Vandenberg of bij Frank Groothoff, die weer een of andere opera voor de jeugd had verknipt. Tot op de dag van vandaag hebben mijn zonen de pest aan theater en daar ben ik niet echt blij mee.
Ik was een tè fanatieke vader, die in zijn enthousiasme soms te veel doordraafde en daardoor het tegendeel oogstte van wat hij beoogde.  Ik had het goddelijke idee dat ik mijn zonen werkelijk gelukkig kon maken. De tijdelijke blijdschap, die ik soms in hun ogen meende te zien, zag ik aan voor een soort duurzaam geluk en ik had het waanidee dat ik daar ook gelukkig van zou worden. Blijheid werkt zo, geluk niet; maar blijheid is altijd weer zo snel verdwenen.

Net als onze jongens wilde ik ook mijn meissie Carool ook graag plezieren, in alle opzichten, je kan het zo gek niet bedenken. Regelmatig waarde blijdschap rondom ons; geluk zochten we misschien wat te ver. Onlangs ontnam zij mij wreed een illusie: zij kon zich niet herinneren dat ik òòit geprobeerd had haar te behagen. 
‘Dat neem ik je niet kwalijk, knul, ik zorg wel voor mijn eigen geluk.’ voegde Carola er monter aan toe. ‘Geluk is!  Met iets duurzaams en alomvattends als geluk is de rol van de ander vrijwel nihil. Doe als ik: koester je eigen geluk, jongen. Je hoeft er niet eens naar te zoeken want: geluk is. Komt allemaal goed, zeker weten. ’ 

vrijdag 23 maart 2012

Kikker koken

Woensdag zie ik het toneelstuk Boiling Frog, van theatergroep Oostpool, in  de Kleine Zaal van de Rotterdamse  Schouwburg. Het zaaltje, dat plaats biedt aan 160 toeschouwers,is bijna uitverkocht voor dit tragikomische, absurde stuk van Peter de Graef.

Jammer toch, dat in bijna elk theater, de toeschouwers pas drie minuten voor aanvang van de voorstelling de zaal in mogen, nadat ze eerst een half uur voor de ingang van de zaal in elkaars nek hebben staan hijgen en tegen elkaar op hebben staan rijen. Waar dient dat toch toe? Bij voorstellingen met ongeplaceerde kaarten moeten bezoekers vervolgens hals-over-kop een geschikte plaats bemachtigen en mogen ze blij zijn als ze lekker zitten, voordat de voorstelling begint.

Als het aan mij ligt mag de zaaldeur een half uur voor aanvang open gegooid worden. Ik mag bijvoorbeeld graag even van het decor genieten, voorafgaand aan de voorstelling; even lekker rustig binnenkomen, rondkijken, leuk plaatsje uitzoeken, zodat ik later dubbel zo fijn kan genieten van een mooie voorstelling. Ik zit nu op de hoekstoel van de eerste rij. Twee vrije plaatsen naast mij.

Het décor van Boiling Frog is niet zo sensationeel. Een woonkamer met een bankstel, een fauteuil, een grote eettafel met bijpassende stoelen, een halfzichtbaar werkkamertje met een computer, een gangetje richting slaapkamer, een gangetje richting tuin en de deur van de keuken.  Achterin de zaal wordt vanaf de eerste scène buitengewoon hard gelachen door een vrouw, die, zo te horen, ergens bovenin zit.  Moet even zien wie dat is. Lijkt Loes Luca wel…..ze is het nog ook! Tsja, die is zelf actrice en zelfs als toeschouwer wil ze natuurlijk duidelijk aanwezig zijn.

Kort na het begin van de voorstelling komen nog twee dames binnen, die op de twee plaatsen naast mij komen zitten. De dikste van de twee neemt naast mij plaats. Ik moet een halve zitplaats opschuiven. Dat is even slikken want voor mij heeft dat tot gevolg dat ik de rest van het toneelstuk (drie uur min 5 minuten) op één bil moet zien uit te zitten.  

Mijn buurvrouw heeft overigens nog lang niet de omvang van de ultra-dikke hoofdrolspeelster van Boiling Frog,  die heeft waarschijnlijk aan twee stoelen nog niet genoeg. Die actrice, Bianca van der Schoot,  is van zichzelf helemaal niet dik. Ze is met allerlei hulpmiddelen zo dik gemaakt.
Over de titel Boiling Frog staat in het programmaboekje: als je een kikker in een pan met kokend heet water gooit dan springt hij er ogenblikkelijk weer uit. Als je daarentegen een kikker in een pannetje koud water laat glijden, verstijft hij en  zonder tegensputteren laat hij zich langzaam aan de kook brengen. Als je dus mensen geleidelijk aan laat wennen aan een bepaalde manier van doen, hoe verschrikkelijk ook, zullen ze er toch niet snel tegen in verzet komen; een kwestie van kokende kikker. Iets dergelijks speelt  in het huis van Adriënne Berkema.

Als toeschouwer ben ik niet te benijden. Okay, de kwaliteit van de voorstelling is van een zeer hoog gehalte maar in de zaal tref ik het niet. Zo is daar allereerst mijn linkerbil.  Een heel vervelende bijkomstigheid is dat iemand naast of achter mij,  een bijzonder slechte adem heeft. Het is geen knoflook-, ui-  of alcoholgeur. Ik zou het eerder een strontlucht noemen. Tijdens de voorstelling kom ik er niet achter wiens adem ik ruik. Trouwens, ook al kom ik er wel achter dan maakt dat verder toch niks uit. Ik kan kwalijk zeggen:
‘Mevrouw of meneer, u ademt een soort strontlucht uit, daar heb ik last van. Wilt u alstublieft ergens anders gaan zitten? Dat doe je toch niet?!’

In Adriënne’s huis woont de familie en wat huispersoneel. Adriënne is een huistiran. Letterlijk en figuurlijk is zij de meest zwaarwegende persoon in huis. Ze is grof; commandeert, schoffeert en terroriseert  iedereen in haar omgeving. Niemand durft haar tegenspel te bieden. Boiling Frog is een hilarisch schouwspel. Met name de dialogen tussen Adriënne en haar man, een huichelachtige draaikont en de dialogen tussen Adriënne en de geniepige, fascistoïde tuinman zijn  bijzonder komisch.
Halverwege ontstaat er wat onenigheid over familiebezit. Het stuk krijgt dan een bizarre wending, waarvan ‘bullebak’ Adriënne gewelddadig slachtoffer dreigt te worden. De voorstelling wordt steeds fysieker en soms echt eng. Gaan zien! Zeer de moeite waard.


http://www.toneelgroepoostpool.nl/Speellijst-70271-Boiling-Frog.aspx 

maandag 19 maart 2012

Taaie Toos

De weekboodschappen doe ik het liefst zo vroeg mogelijk op de zaterdag. Het liefst zou ik al om exact acht uur bij Bas van der Heyden binnen staan. Maar dat lukt meestal niet. Het wordt meestal kwart over acht.  Het is dan nog steeds heerlijk rustig. 

Op de vroege zaterdagochtend dreigt evenwel een groot gevaar:  Taaie Toos. Altijd heb ik de hoop dat ze er niet is. Maar als ik de super nader, zie ik haar elektrische fiets al staan glimmen. Ze heeft haar rijwiel met een kettingslot vastgezet aan de beugel voor honden.
Ze is een dame van in de zestig.  Sportief gekleed. Niet te dun. Niet te dik. Luide stem. Ze winkelt met zo’n grote leren tas op wieltjes, die ze onder haar winkelwagen heeft gepropt. Zo’n tas heeft ze trouwens helemaal niet nodig. Een netje mandarijnen en een pakje boter koopt ze,  meer niet. Voor de boodschappen komt ze ook niet. Ze komt gewoon om te lullen en om zodoende heel veel aandacht te krijgen, daarvoor komt ze. Tegen wie, van wie, met wie: het zal haar worst wezen. Ze loert constant op mogelijke slachtoffers en als ze eenmaal beet heeft laat ze niet meer los, Taaie Toos.

Zodra ik Bas binnenloop, doe ik snel even de oordopjes van mijn MP3 speler uit zodat ik de positie van Toos in de super kan traceren. Ik weet nu dat ze bij de toiletrollen staat. Ze zoekt de aanbiedingen altijd op: vandaag 14 rollen voor 2,80 euro; kwaliteit driedubbel pakken.
Nu ik weet waar ze staat gaan de oordopjes weer in en de mp3-speler hard aan (Guns and Roses; Knocking on Heavens door). Zoals ik al schreef,  rommelt Taaie Toos meestal wat in de buurt van koopjes. Ze doet dan net alsof ze verpakkingen van alle kanten nauwkeurig staat te bestuderen. Maar pas op, als ze een slachtoffer ziet naderen, meestal zo’n oud mannetje als ik,  dan slaat ze hard en meedogenloos toe. Ze heeft een voordeelpak chocoladespritsen uit een vak gepakt en houdt daarmee de wat wazige, ongeschoren en sjofel geklede Surinamer staande:
‘Dat is toch geen geld, hè, meneer, 79 cent voor zulke heerlijk spritsjes. Voor dat geld kan je ze toch niet laten liggen.  Waar kunnen ze het van doen, hè? Ik heb ze vorige week ook meegenomen, die spritsjes,  en ze gingen er bij ons  thuis in als koek. Jahaaa, die  man van mij die lustte er wel pap van. Zou u ook eens moeten proberen, meneer.’ De man maakt een afwerend gebaar naar het pak spritsen waarna Taaie Toos hem nog laat weten, dat hij er beslist geen spijt van zou krijgen. Vervolgens roept ze hem op luide toon na dat ze het wel begrijpt:
'Want jullie Indo's eten natuurlijk veel liever spekkoeken en olienotenkoeken,  dan spritsen, hè meneer of niet soms?' De man mompelt nog, dat hij geen Indo is maar Congolees en loopt dan verder naar het bierschap, alwaar hij één blikje BestBier uit een sixpack wrikt. Hij opent dat bierblikje, neemt enkele stevige teugen en loopt naar de kassa.
  
Schielijk passeer ik haar en de Surinamer, die dan nog druk bezig zijn met hun koekjes. Ik heb gewoon geen zin in haar gezeik op de vroege ochtend. Ben blij dat ik haar nu van me heb afgeschud. Althans, dat denk ik. Want nadat ik melk, yoghurt, boter, krentenbollen en croissantjes in mij winkelwagen heb gegooid staat Taaie Toos met haar breedbekkikkerlach mijn weg te versperren. Prominent naast de koopjesbak, bij de flessenautomaat:
‘Halló meneer,’ zegt ze fris en vrolijk als een uitgelaten kleuter, u bent er ook altijd zo vroeg bij op de zaterdag, hè? Vroege vogels zijn we allebei, haha. Het zijn altijd dezelfden, hè?  Ik zeg altijd maar zo: je kunt er maar beter vróég bij zijn, dan te laat. Toch?’ Ik zeg wijselijk niks terug, want als ik wat terug ga zeggen ben ik verkocht. Wijs naar mijn oordopjes; maak haar met een grimas duidelijk, dat ik haar niet versta en wat doet ze: ze gaat alles nog eens op zeer luide toon herhalen. Nog harder dan daarnet. Alle klanten staan me gelijk aan te gapen. Terwijl ik niks misdaan heb. Gelukkig is het niet zo druk in de super. Ik wil verder lopen. Dan haalt ze uit de bak een koopje: pleisters en wappert er mee voor mijn neus:
‘Vijf pakken betadinepleisters voor twee euro vijftig. Als dat geen koopje is weet ik het niet meer. Hoe kunnen ze het doen voor die prijs, hè?  Ik heb maar gelijk tien pakken gekocht. Pleisters, daar kan je maar beter niet om verlegen zitten. Een ongeluk zit tegenwoordig in een klein hoekje, toch? Bij mij thuis wel tenminste! Ik heb voorlopig genoeg voor de eerste tien jaar, toch? En  het zijn ook zulke grappige pleistertjes allemaal van die frisse felle kleurtjes en zo leuk verpakt ook in dat schattige gele doosje.’ Het is Taaie Toos blijkbaar ontgaan dat ik inmiddels weggeslopen was naar de vrieskist om daar een zak zalmmoten uit te vissen. Zij had niet eens gemerkt dat ik weg was.  Het deerde haar niet. Naadloos zette ze haar gezever over die pleisters voort tegen haar volgende slachtoffer: de negentig jarige Fin.

Wat staat er nog op mijn lijstje? Drie flessen Spa Rood. Sixpack BestBier, het huismerk van Bas van der Heijden, een zeer voordelig en desondanks lekker biertje, al zeg ik het zelf.  Als ik mijn zonen dit Bestbier voorzet, kijken ze me hoofdschuddend aan vragen me dan:
‘Waarom koop je toch nou altijd dat zwerversbier, ouwe gek?’

Als ik heb afgerekend, zie ik dat er nog tien lege Spa rood flessen in mijn Bastas zitten. Vergeten ze in de flessenautomaat te stoppen. Nu ga ik echt niet meer terug die winkel in. Weer langs dat wijf. Oh nee. Die lever ik volgende week wel in. Ik kom nu natuurlijk wel een tas tekort voor de boodschappen. Nieuwe Bastas kopen dan maar; zit niks anders op.

Kijk, dat is nou waarom ik zo vreselijk de pest heb aan dat mens. Door haar geouwehoer vergeet ik gewoon dingen. Volgende zaterdagochtend toch maar eens bij een ander Basfiliaal boodschappen doen.  Of zou in elke Basfiliaal zo'n Taaie Toos gedetacheerd zijn?

vrijdag 16 maart 2012

Afscheid van Anja

Gisteren heb ik afscheid genomen van Anja, mijn psychiater. Ik liep ruim acht jaar bij haar. Ze heeft me goed geholpen al die jaren. Acht jaar terug kreeg ik, zo maar opeens, bij tijd en wijle, last van wat al te heftige, onhanteerbare stemmingswisselingen: nu eens was ik  enige tijd een ongeleid ‘himmelhoch jauchzend’-projectiel, dan weer was ik een poosje een ‘zum Tode betrübter’-vogel. In een van mijn manische periodes brak  ik bij het maken van een psychotische woedesprong beide hielen. Mijn naaste omgeving raadde me al heel kort daarna vriendelijk doch dringend aan een psychiater te raadplegen.
Vandaar Anja.
De laatste vier jaar ben ik redelijk stabiel geweest.  Samen met Anja en de nodige medicatie ben ik weer redelijk ik evenwicht gekomen.

Nu stop ik dus bij Anja. Niet met die pillen, want dat zou funest zijn. Maar met die twee-maandelijkse consulten bij Anja. Ik vind het namelijk onderhand welletjes qua geld. Ik betaal me blauw aan de ziektekosten. Aan premie en eigen bijdragen ben ik nu al ruim 2.000 euro per jaar kwijt. Meer dan genoeg, dacht ik zo. Los van die genoemde 2000 euro moet ik dan met ingang van dit jaar voor die gesprekken met Anja, ook nog eens een eigen bijdrage van 200 euro per jaar gaan betalen. Psychiatrie wordt zo weer een privilége voor de rijken.

Vandaar geen Anja meer.
Er knaagt wel wat.
Diep in mijn hart twijfel ik.
Ze heeft me goed begeleid al die jaren.
Kan ik haar wel missen?
Heb je er dan geen 200 euro voor over?
Dat is het niet!
Ik kan het gewoon niet missen, klaar!
   
Ik kocht kort voor het allerlaatste consult een bosje lila tulpen voor Anja. Lila is mijn lievelingskleur. De trouwkleur van Carola en mij. Carola droeg, ruim veertig jaar geleden alweer,  een zelfgemaakte lila trouwjurk en ik een zelf gekocht lila corduroy pak. Anja is blij met het lila bosje en om de uitleg van lila moet ze glimlachen:
‘Leuk.’ zegt ze er ook nog bij.
We drukken elkaar de hand. Ook na acht jaar is zoenen er nog steeds niet bij. Dat ligt aan helemaal mij. Ze zwaait me uit en lacht haar aanstekelijke therapeutische schaterlach:
‘’Als er wat is moet je gewoon bellen, hoor! Daar verzinnen dan we wel wat op.’
Ik ben blij dat Anja dat nog even zegt. Ga ik toch wat geruster naar huis.
Ik ontdoe mijn fiets van beide sloten maar hij komt nog niet erg los van de fietsbeugel. Blijkt tie zowel aan de fietsbeugel als aan de (dames)fiets van de een of andere truttenbol vast te zitten. Godverdomme!  Dat trutje zit nu vast en zeker bij de een of andere zielenknijper.  Bij de receptie van de psych-praktijk vraag ik of ik even bij de verschillende nu lopende sessies mag ‘inbreken’ om de dader te traceren.
Maar dat vonden ze daar binnen niet zo’n goed idee.
Ze keken me aan of ik gek was.
Heeft geen zin.
Er zijn veel te veel mensen binnen.
Stoort veel te veel.
Zoeken naar een speld in een hooiberg.
Misschien zit de eigenaar van de fiets niet eens in dit gebouw.

Ik ben bijzonder gepikeerd dat ze mij daar geen millimeter medewerking willen verlenen. Ik besluit geen scène te maken en naar huis te gaan lopen. Hier blijven staan heeft geen zin. Naar huis lopen is een wandeling van drie kwartier. Het is nu half negen in de ochtend. Ja, ik was er vroeg bij deze dag.
Om twaalf uur ’s middags ga ik nog eens kijken op de Binnenweg. Drie kwartier lopen heen. Nog steeds staat mijn fiets vast aan die kutfiets. Drie kwartier lopen terug. ’s Avonds  rond zeven nog eens daar heen. Een uur loop ik er nu over. Daar staat mijn fiets nu moederziel alleen aan de fietsbeugel. Ik streel hem over zijn leren zadeltje, spreek hem wat troostende woorden toe:
‘Ach, gottegottegot, ben jij de hele dag vastgebonden geweest aan die krakkemikkige ouwe opoefiets?’ Ik maak het kettingslot los van de fietsbeugel, wikkel het om de zadelpen en ga fietsend en, vooruit dan maar:  ook fluitend op weg naar huis. Twintig minuten fietsen.
Dagschema volledig in de war èn mijn fiets de hele dag kwijt. Bedankt anonieme onoplettende tut-hola!

Vanaf nu zal ik dus naar ons gezellige huisartsenpaar moeten voor de maandelijkse portie pillen en bloed laten prikken. De huisarts doet het allemaal voor niks: recepten uitschrijven en bloedcontrôles. Gesprekken doen ze niet aan. Godzijdank. Toen ik heer huisarts vertelde, dat ik ging stoppen de psych, liet hij duidelijk blijken, daar niet blij mee te zijn. Ik had niet anders verwacht, want dit huisartsenechtpaar is liever lui dan moe. Toen ik dame huisarts vroeg mijn oren uit te spuiten en haar vervolgens vroeg even naar mijn hinderlijk opspelende aambeien te kijken, zei ze:
‘O nee, o nee, meneer van Wijk, niet meer één klacht tegelijk! Maakt u voor de tweede klacht maar een nieuwe afspraak bij de assistente.’ Sputteren helpt niet. Vooral zij reageert zo en heus niet alleen als ik over ‘kijken naar aambeien’ begin.
Heer dokter is meer bang dat hij het misschien te druk  zal gaan  krijgen:
Er hebben zich nu al 37 (!!) psychiatrische patiënten bij de praktijk gemeld. Allen gestopt bij hun psych i.v.m. die jaarlijkse eigen bijdrage.
 Heer dokter zegt:
‘Het is een behoorlijke taakverzwaring voor onze huisartsenpraktijk. Maar dat vind ik niet eens het ergste. Het gaat om u. Ik vind dat u de noodzakelijke deskundige hulp moet houden. U moet de nodige gesprekken kunnen blijven voeren met uw psychiater. Dat is goed voor u. Ik mag het niet, kan het niet, wil het ook niet. Ik heb die vaardigheid nu eenmaal niet in huis. Dom, nee eigenlijk crimineel is die eigen bijdrage van 200 euro per jaar voor ggz-zorg.’
Het viel me alleszins mee om dat uit heer dokters mond te horen.

zondag 11 maart 2012

Topjes van jonge brandnetelscheuten.

Deze middag was ik voor het eerst sinds een half jaar weer eens op de volkstuin. Trots ben ik  als ik op het mededelingenbord lees ik dat mijn tuin in het jaar 2011 de derde prijs heeft gewonnen. Toch mooi derde op een totaal van 350 tuinen.
Verder hangen er in de vitrine nog twee overlijdensadvertenties: een van Frits (60 jaar) en een van Bram (75 jaar). Verbaast me niks. Ze hebben het langer uitgehouden dan ik dacht. De een kon  nog nauwelijks op zijn poten staan. Als ik hem zag lopen, schoten de tranen me in mijn ogen. Mijn eigen heupgewricht raakte ervan ontzet.
‘Van mij mag het voor Bram snel afgelopen zijn,’ zei ik wel eens tegen mezelf.  Voor Bram zelf lag dat niet zo blijkbaar. Hoewel hij zich zeer moeizaam voortbewoog, behield hij een zekere blijmoedigheid. Er straalde, toen ik hem voor het laatst ontmoette, inderdaad plezier, vrolijkheid uit zijn ogen. Drie weken later lag ie wel mooi dood in de wachtkamer van de podotherapeut! Op zijn borst lag een Panorama open bij een interview met André van Duin.
Op Brams gezicht een lachende grimas.   
Frits, de andere overledene hoorde je al op honderd meter, zwaar hijgend, piepend, zuchtend en steunend aankomen  in zijn scootmobiel, die opgeleukt was met de zuurstoffles waarvandaan een slangetje naar zijn neus vertrok. Zijn kleinkinderen hadden nog hele families knuffelberen en – apen naast hem in zijn vervoermiddel gestopt. Longkanker of niet, Frits kon je uittekenen met een zware van de weduwe tussen zijn bruin uitgeslagen lippen geklemd.
‘Hoe is het ermee Frits?’ vroeg ik hem, de laatste keer dat ik hem zag. Hij wilde me antwoorden maar ik hoorde alleen een benauwd gehijg, er volgde een angstwekkende hoestbui en toen zwaaide met zijn hand zo van:
’Laat maar zitten, man.’ Twee weken later, Frits had net in de Primera-shop tien pakjes zware van Nelle, 20 pakjes Mascotte en twee aanstekers gekocht,  zakte hij langzaam onderuit in zijn scootmobiel. De geschrokken Primera winkelier belde 1-1-2 nog wel maar hulp mocht niet meer baten.

Het tuinseizoen is overigens nog niet eens begonnen. Dat  gebeurt pas officieel op 1 april a.s. Maar tsjonge, jonge, jonge wat was het deze zondag een lekker weer. En wat was ik weer een rund, want ik had mijn kale kop niet ingesmeerd met zonnebrandolie. Ik zit hier dus dit blog te schrijven met een roodverbrande pijnlijke kop. Godzijdank heb ik nog wel wat aftersun in huis.
De winter heeft dit jaar de tuin stevig geteisterd. Voor het eerst in twaalf jaar zijn de ligusterstruiken, dat zijn die struiken die vrijwel iedereen als heg gebruikt, volledig verdord. Hetzelfde is gebeurd met de hedera (klimop) en de maagdenpalm.  Het schijnt vijftig jaar geleden te zijn dat het 17 graden onder nul was in Rotterdam. Vandaar waarschijnlijk het plantenslagveld.  
De forsythia, de struik met de kleine gele bloemen, die normaal gesproken om deze tijd al een behoorlijk eind is uitgelopen, heeft nu pas wat kleine gele knobbeltjes op zijn takken. De hortensia’s lopen al lekker uit, eigenlijk zoals normaal en de rododendrons doen het zelfs verrassend goed; beter lijkt wel.  Ook de hop komt al  enthousiast op, prima; net als andere jaren overigens.

Omdat ik de laatste weken hardnekkig de stop heb ben ik vanmiddag in de tuin op zoek gegaan naar jonge brandnetelscheuten. Een aantal jaren geleden. Had ik ook zo’n last van constipatie. Een vriendin raadde me toen aan  thee te maken of een lekker soepje van met name de topjes van jonge brandnetelscheuten. Het klinkt bijna sexy: topjes van jonge brandnetelscheutjes. Prille brandnetelplantjes bij de vleet in mijn tuin. Voldoende voor een hele week thee en een rijk gevulde groentemaaltijdsoep.
Deze blog tik ik overigens niet alleen met een verbrand hoofd; ook mijn vingers hebben het nog zwaar te verduren ten gevolge van de stekeligheden van de brandnetelscheutjes. Ik had ook handschoenen aan moeten doen bij het plukken, want die plantjes zijn walgelijk agressief. Helaas is de drager van het antigif tegen de  jeuk van de brandnetel, het kleine plantje hondsdraf, of nog in winterslaap of nog in  chocque van de strenge winter.   Ik heb aftersun nog geprobeerd als remedie maar daar laat brandneteljeuk zich echt niet door verjagen.  Sterker: de jeuk wordt alleen maar erger. 

Nog even terug naar een paar jaar terug toen ik heel erg zwaar aan de harde was. Ik maakte en at  een echt lekker vers jong brandnetelsoepje. In de loop van de avond dronk ik nog twee kopjes brandnetelthee, met een pakje speculaas erbij. In de nacht die daarop volgde geschiedde het wonder. Om vier uur werd ik wakker, met  vreemde onderbuikgevoelens. Er diende zich een scheet aan. Een natte nog wel. Godzijdank verdween er niet zo erg veel ontlasting in mijn pyjamabroek. Na mijn spurt richting wc,  gooide ik alle remmen los. Het was een geknetter en gespetter van jewelste, waarmee mijn darminhoud van zeker drie dagen, zich een weg naar de vrije wereld baande. Wat een opluchting!!
Het is een teringplant, die brandnetel, dat wel, maar toen heeft hij mij heel goed geholpen. Nou, daar hoop ik dus deze week weer op.
Om te beginnen neem ik straks voor het slapen gaan zo'n kopje schijtthee.

O ja, Frits, Bram: rust zacht mannen.

donderdag 8 maart 2012

Nergens: daar gaat het over

Dit keer weer eens een blog dat nergens over gaat. Raar maar waar: het valt niet mee om nergens over te schrijven. Zodra ik de eerste zin van een blog heb geschreven, gaat het al niet nergens meer over. In dit blog, dat op zich nergens op slaat en dus nergens over gaat, moet u vele malen nergens lezen.  Waar? Hier!

‘Nergens te vinden, nergens te koop’, gaat hier over een boekje.  
Al jarenlang zoekt een oom van me, een inmiddels bejaarde Maoist, zich overal en nergens suf naar een exemplaar van de eerste druk van het Rode Boekje van Mao-tse- Tung. Hij gaat nergens anders heen op vakantie dan naar China; altijd speurend naar dat ene boekje. In de crocus- en herfstvakantie ging hij met zijn kinderen wel naar Nergensland en de hoofdstad van dat mini-staatje: Nergenshuizen. Tot nu toe heeft hij het boekje niet kunnen scoren. Oom is een die-hard, een bijtertje. Hij blijft zoeken. 
Als jonge gast,  ver voordat oom zijn heil bij Grote Roerganger Mao zocht, was hij al te karakteriseren als een doordouwer ‘pur sang’. Nergens anders vind je zo’n superindividualist als oom. Hij bemoeide zich als jonge vent al nergens mee èn hij trok zich nergens maar dan ook nergens iets van aan.

Een neef, kocht in Bern (!) exact voor 50 euro het Rode Boekje, dat oom zocht. Het lijkt veel geld, 50 euro voor zo’n klein rood boekje. Als het nergens anders te vinden is dan heb je het er graag voor over. Bovendien is dat bedrag voor oom Mao een habbekrats. Hij geniet een ruim pensioen en hoeft absoluut nergens om verlegen te zitten.

Oom liet, helemaal trots, zijn Rode Boekje zien op de Mao-club afdeling Bleiswijk. Daar zagen ze al gauw dat er met het boekje geknoeid was. Het bleek niet de eerste druk maar de elfde druk te zijn.  Elf was slordig veranderd in één; die vervalsing leek helemaal nergens naar. Oom Mao schaamde zich dood. Hij kon wel door de grond zakken. Voor  de rest van de avond was hij, die altijd het hoogste woord had daar in Bleiswijk,  helemaal nergens meer.

Aan de tweede tegenvaller die avond had oom part nog deel: de nergens anders zo pittige Chinese Loempia’s van de al even pittige Jenny Ho-La smaakten dit keer jammer genoeg nergens naar.  Leuke vrouw, die Jenny, zolang je maar nergens aan komt. Voor 20 euro nam Jenny dat elfde drukje van oom over. Oom blij; Jenny blij.

De oude Mao fan ging nog wel even verhaal halen bij neef. Oom moest en zou weten van wie, waar en waarom neef dat rode boekje gekocht heeft maar neef wilde nergens meer over praten. Hij vond dat hij zijn best had gedaan, hoefde zich nergens voor te schamen. Dat sloeg toch nergens op. Het adres van de verkoper had hij oom toch op zijn minst kunnen geven.

Aan het begin van deze blog waarschuwde ik al, dat dit stukje nergens over zou gaan. Een doodzonde is dat natuurlijk ook weer niet want er staat nergens geschreven dat stukkies niet nergens over mogen gaan. 
Awel dit blog is overduidelijk een shitblog geworden. Geef ik grif toe. Het ergste is, dat  ik er nog niet eens mee zit ook. Want eerlijk gezegd zit ik nóóit nergens mee, thuis niet, op mijn werk niet, nèrgens niet.   

zondag 4 maart 2012

Crisissongs

In de Volkskrant van 28 februari jl. staat een interview  met Bruce Springsteen. Er komt een nieuwe cd uit van hem: ‘Wrecking ball’.  Het is een zeer geëngageerde cd. Hij zegt echt woedend te zijn over deze crisis en neemt stelling tegen het wangedrag van de banken en bankiers:
‘Deze crisis raakt iedereen. Ook vrienden van mij verloren hun huizen en raakten hun banen kwijt.’Niet alles had voorkomen kunnen worden maar er lag wel degelijk een grote mate van hebzucht bij de bankiers. Niemand is er op aangesproken. Niemand is aangeklaagd. Niemand zit in de bak, terwijl toch in grote mate sprake was van georganiseerde diefstal.’ aldus Springsteen. Springsteen noemt het straffeloos toestaan van hebzuchtig gedrag  ten koste van de zwakkeren een aanslag op datgene waarvoor Amerika dient te staan.
Heel goed dat zo’n wereldberoemde persoonlijkheid dit luid en duidelijk de wereld in zingt.
Lees de lyric hieronder maar eens; is van een van de tracks van de cd ‘Wrecking balls’.

DEATH TO MY HOMETOWN http://www.springsteenlyrics.com/templates/property.gif
Oh, no cannonballs did fly, no rifles cut us down
No bombs fell from the sky, no blood soaked the ground
No powder flash blinded the eye, no deathly thunder sound
But just as sure as the hand of God, they brought death to my hometown
They brought death to my hometown, boys

No shells ripped the evening sky, no cities burning down
No armies stormed the shores for which we'd die
No dictators were crowned
I awoke from a quiet night, I never heard a sound
Marauders raided in the dark and brought death to my hometown, boys
Death to my hometown

They destroyed our families' factories and they took our homes
They left our bodies on the plains, the vultures picked our bones


So listen up, my sonny boy, be ready for when they come
For they'll be returning sure as the rising sun
Now get yourself a song to sing and sing it 'til you're done
Yeah, sing it hard and sing it well
Send the robber barons straight to hell
The greedy thieves who came around
And ate the flesh of everything they found
Whose crimes have gone unpunished now
Who walk the streets as free men now


Ah, they brought death to our hometown, boys
Death to our hometown, boys
Death to our hometown, boys
Death to our hometown, whoa!

De muziek kan, mag ik hier helaas niet bijleveren. Lekkere muziek. Echt Bruce Springsteen. Precies wat van je hem verwacht. En dan toch weer helemaal leuk! Nieuw op deze cd is een vleugje hiphop in een enkel nummer.

Wanneer zou overigens het Nederlandse Openbaar Ministerie eindelijk eens in actie gaan komen tegen graaiende, geldverslindende bankiers, die het leven er ook in ons land niet vrolijker op hebben gemaakt.
En wat te denken van de heer Erik Staal, die als directeur van woningcorporatie Vestia vele miljarden euro’s overheidsgeld heeft vergokt met uiterst riskante beleggingen. Vervolgens eist  die Erik Staal nog even 3,5 miljoen extra pensioen voor zichzelf op. Huurders van Vestia moeten vervolgens doodleuk 9% huurverhoging gaan betalen.
His crimes have gone unpunished now. He walks the streets as free man now.

Prangende vraag: Wie schrijft het Nationale Crisislied en wie zingt het naar een nummer één notering in de vaderlandse toptien. In dat Crisislied moet op ondubbelzinnige wijze duidelijk worden, wie de crisis veroorzaakt heeft en wie 'ze' er voor willen laten opdraaien. Freek de Jonge moet de tekst schrijven, zeker weten.
De zanger? Ik dacht eigenlijk eerst aan Ramses Shaffy, maar van mijn vrouw hoorde ik dat die vorig jaar al is overleden. Boudewijn de Groot, Nederlands enige protestzanger,  kan het ook niet doen, want die is begin van het jaar gestorven.  Armand is inmiddels niet meer toonbaar. Het hoeft natuurlijk niet persé een man te zijn. Anouk of Frederique Spigt? Ja, Fréderique Spigt, zij lijkt me wel een goeie voor zoiets.  Ze is toch SP?
Ik ga zelf ook eens proberen of er een behoorlijke crisistekst uit mijn handen wil komen. Ga ik die misschien zelf nog wel zingen ook.

Make myself a song to sing and sing it 'til I'm done

donderdag 1 maart 2012

Schrikkeldag 2012

Op deze 29e februari 2012 drink ik om te beginnen 00.30 een glas rode wijn; lees nog wat in het prima boek ‘De kaart en het gebied’ van Michel Houellebecq en ga om 01.00 uur naar bed. Deze nacht ben ik drie keer wezen piesen. Gelijk na mijn gezeik ga ik, steeds op de automatische piloot, naar de koelkast om een paar ijskoude slokjes oer - Rotterdams leidingwater te drinken. Mijn extra pyjamajasje trek ik in de loop van de nacht uit.  Dat trok ik aan, toen  ik naar bed ging. Het was toen nogal kil in mijn slaapkamer. Later is het weer te warm om dat jasje aan te houden.

De wekker (op mijn mobiel) gaat om 07.00 uur af. Vijf minuten zit ik verdwaasd op de rand van mijn bed. Ik doe mijn sportkleren aan. De kleren voor na het sporten stop ik samen met een handdoek en een fles shampoo in een plastic zak, die in mijn sporttas gaat. Mijn spinschoenen zitten daar altijd al in. Behalve als ik spin natuurlijk. De lidmaatschapskaart van de sportschool, de zalf tegen de spierpijn en de vijftig eurocent munt voor het kluisje zitten in het  zijvak van mijn sporttas.   

Scheren, scheren, altijd maar weer scheren. Elke ochtend weer opnieuw. Scheren, het tragische noodlot van iedere man. Gelukkig kunnen ik en al mijn sexegenoten  tegenwoordig kiezen uit het schier eindeloze aanbod van goddelijke after shaves. Mijn keuze is de onweerstaanbare Kruidvat After Shave Balm Sensitive.  Ik wou dat ik dit eerder gespot had.

Mijn weinige haar, dat nu nog in de ´net-uit-mijn-bed-stand´ staat, maak ik een beetje nat en wrijf er wat L’Oréal Silk en Gloss in. Een hulpmiddeltje, dat het haar wat doet krullen, terwijl  het toch een wat slonzige indruk maakt.

Eerst even een kop thee maken; water koken; zakje sterrenmuntthee in het kopje; een plonsje heet water erbij; even laten trekken en klaar is thee. 
Dan muesli. Voor straks als ik terug ben van de sportschool. Lekkere warme muesli: geprakte banaan, handje muesli, handje rozijnen, scheutje melk, drie minuten in de magnetron. Terwijl de muesli opgewarmd wordt, eet ik een appel en  ga de Volkskrant uit de brievenbus halen. Daartoe moet ik van de derde verdieping naar de begane grond hollen en weer terug.
De muesli is klaar als ik weer boven ben. Ik dek de pap nu af met aluminiumfolie zodat graan en vruchten lekker kunnen wellen. Ik eet het toch pas over een paar uur op.

Op de fiets naar de sportschool.
Ik please spinjuf Daniëlle. Lieve ogen, zeker, maar flinke wallen eronder. Brede heupen, kleine tietjes en een lange blonde paardenstaart. Ze is altijd zo ruim op tijd om alles in orde te maken voor haar les.  Vindt zij normaal.
‘Nou,’ zeg ik, ‘ik heb wel eens meegemaakt dat een spinjuf twee minuten voor haar allereerste les op deze sportschool aankwam. Toen moest ze er nog achter komen hoe de koeling, de muziekinstallatie en de lichtinstallatie in de zaal werkten. Weg was toen mijn halve spinles! Nee, dan doe jij dat beter, Daniëlle.’ Slijm, slijm.  Ik weet bij God niet waarom ik dat toch steeds doe, dat geslijm.  Zou ik onbewust met Daniëlle naar bed willen? Misschien is het wel een eng soort automatisme van mij, dat slijmen.  Zou best wel eens kunnen.  
Als de les moet beginnen blijkt  de batterij van haar IPod leeg. Dan gaat Daniëlle, ook nog eens op haar gemak, een wijf, dat te laat binnenkomt rustig helpen met het instellen van haar fiets.  Dat wijf doet net of ze voor het eerst is. Maar ik weet toevallig dat ze voor de derde keer is. De andere spinjuf (Petra) heeft haar al twee keer alles uitgelegd!

Ik spin me een ongeluk; normaal verbruik ik ruim vierhonderd kcal tijdens een driekwartier durende spinles. Nu toch niet meer dan 320 Kcal. Daniëlle is gewoon tien minuten te laat begonnen. Ik kwam maar niet in mijn gewone ritme.
Aan de buikspieroefeningen doe ik niet mee. Daniëlle gebruikt een soort luchtkussen bij de buikspieroefeningen. Niks voor mij. Het maakt me niet uit om uitgelachen te worden, echt niet, maar mijn evenwichtorganen doen het al jaren niet meer zo geweldig en Ik heb geen zin om steeds van dat kussen te glijden of op mijn bek te gaan.

Na de het spinnen onder de douche; het zweet van mijn lijf afspoelen. Mijn aandacht wordt getrokken door een lange slanke man van een jaar of veertig, die me altijd heel vriendelijk groet. Hij heeft een enorme lul (in slappe toestand). Ik vermoed dat de zijne wel twee keer zo groot is als de mijne. Hij staat met zijn ogen dicht onder de douche. Dat hoop ik dan maar, want mijn aandacht wordt onwillekeurig getrokken naar zijn mega-penis. Dan draait hij zich om en gaat hij met zijn gezicht naar de wand staan. Zo te zien is hij nu bezig zijn penis te boenen.  Omdat dat nogal wat  tijd in beslag zal nemen, ga ik alvast mijn haar en de rest wassen. Als ik daarmee klaar ben, ga ik weg uit de doucheruimte. Kleed me aan en wanneer ik aangekleed ben staat de lange slanke man nog steeds onder douche. Met zijn hoofd gebogen. Het lijkt wel alsof hij een pik-meditatie doet. Zijn aandacht is voor honderd procent bij  zijn geslacht.
‘Tot ziens,’ zeg ik. Hij zegt niks terug.

Op de fiets naar de bibliotheek, even een nieuwe Rotterdam-pas ophalen. Daarna naar de dokter voor een nieuwe voorraad pillen (lithium) en een verwijsbriefje om roentgenfoto’s te laten maken. Er moeten foto’s gemaakt worden van mijn voeten. Ik verrek al maanden van de pijn. Als ik twee minuten loop begint het al.

Dan fiets ik naar huis. Ik was  meteen bij thuiskomst mijn sportkleren uit; dan heb ik dat maar gehad. Het is inmiddels half elf. De wekker van Carola, mijn vrouw, zoemt. Ze staat doorgaans om deze tijd op. Voor haar is dat beslist geen uitslapen, hoor. Ze pakt gewoon haar zeven á acht uurtjes nachtrust, want ze gaat elke nacht tussen twee en vier uur naar bed. Eer ze  vandaag gewassen en aangekleed is het een uur of een half twee.
Ik vertel Carola nog even van die man op de sportschool met die enorme penis. Ze zegt met haar onvaste ochtendstem, dat ze Onze Lieve Heer, elke dag weer,  op haar  blote knietjes dankt, dat ik maar zo’n kleintje heb. Eerlijk gezegd kan ik niet zo erg blij zijn met haar dankwoord tot de Heer.

Tijd voor mijn brunch: de muesli eerst nog eens even opwarmen. Eet onderwijl weer een appeltje (ik ben een appeljunk) en als de muesli goed warm is lepel ik die heerlijk op. Ik pak de Volkskrant erbij en neem af en toe een slokje warme chocolademelk. Dit is voor mij echt genieten.  
Arnon Grünberg, columnist (Voetnoot) van de Volkskrant noemde vandaag politiek in Nederland een hobby voor kneusjes. In zijn fantasie ziet Grünberg premier Rutte
 Kamervragen beantwoorden met een indianentooi. Grappig toch?!

Mijn mail en facebook gecheckt. Niks bijzonders. Tsja, als je zelf niks bijzonders onderneemt in die media kan je ook niet verwachten, dat je iets bijzonders terugkrijgt, nietwaar? 

Beetje bezig geweest met Rimpels in de Rotte, een feuilleton van toneelvereniging Echte Liefde, waarin  ik ene Hans zal gaan spelen.  Samenvatting gemaakt van een scène en wat gefantaseerd over de invulling van de rol van Hans. 

Mijn mp3 speler is stuk. Onherstelbaar vrees ik. Geen garantie meer denk ik. Dat wordt een nieuwe kopen. Het was een cadeau van mijn zonen. Weet niet meer precies wanneer ik hem kreeg. Ik zal toch even vragen of een van hen de aankoopbon nog heeft.
Het is al met al een extreem dure tijd voor mij, want ook mijn mobiele telefoon moet ik vervangen. Carola heeft in het Kijkshop - krantje een eenvoudige en voordelige mobiel zien staan. Leek haar wel wat voor mij. Ik heb alleen vandaag geen tijd om te gaan kijken/kopen.

Carola gaat rond drie uur tuinieren in de uitgestrekte voortuin die we delen met onze tientallen buren die langs de Rottekade wonen. Het is dan niet alleen tuinieren geblazen maar ook gezellig babbelen met de vele langswandelende buurtjes. Leuk hoor, vindt ze. Vooral leuk is ook dat ik vanaf drie hoog zie dat er al volop bollen (narcissen en crocussen) de kop opsteken.

Boodschappen gedaan bij Bas van der Heijden. Ik kook vandaag: captains diner. Kapucijners met zilveruitjes, piccalilly, augurken, gebakken uitjes, en speklapjes. Makkelijk maar lekker en……. gezond!  Neem gelijk ook melk en een sixpack pils mee.
In de koelkast staan nog vier bekertjes fruityoghurt (0,25 eurocent per stuk!). Twee daarvan zijn het toetje van deze dag. Een lekker toetje is verplicht bij ons. Als het eten niet smaakt, is er in elk geval nog een lekker toetje.

Door tegen het raam te tikken, wil ik Carola’s aandacht trekken.  Ze staat nog steeds met haar kont omhoog in de voortuin. Als ze naar boven kijkt in mijn richting, beweeg ik mijn wijsvinger van voor naar achter,  mijn wijdgeopende mond in en uit: als ík dat doe, weet ze dat ik bedoel:
‘Kom Carool, eten.’

Het captains diner smaakt. Wel een beetje weinig. Samen ruimen we de tafel af en doen we gezellig de afwas. Zonder afwasmachine.

Na het eten wil ik een blog gaan schrijven met als onderwerp 'protestsongs' naar aanleiding van de nieuwe cd van Bruce Springsteen. Jammergenoeg kan ik nu niet aan de teksten komen van die cd. Bruce pakt in zijn songs de graaiers flink aan . Misschien vind ik die teksten dit weekend ergens; de cd komt immers officieel pas 2 maart uit. Dus…………schrijf ik nu maar déze blog met als onderwerp 'Schrikkeldag 2012'.

Als voetbalverslaafde kan ik de wedstrijd Engeland-Nederland niet laten lopen. De eerste helft was drie  maal niks. Drie keer in slaap gevallen. De tweede helft was beter te pruimen. Met als hoogtepunt de frontale botsing van  twee voetbalhoofden; van Huntelaar (Ned) en Smalling (Eng). Beide heren konden niet meer verder ballen. De Nederlandse voetballer Robben maakte daarna nog wel  een heel mooi derde en winnend doelpunt (2-3).

Als ik enigszins kan, kijk ik Pauw en Witteman. De onderwerpen op  schrikkelavond.
- Afganistaanse opgehitste hysterici zoeken wraak: een koran werd verbrand. (Jezus!)
- Bewapen je Limburgers: er zijn Oost-Europese gangsters actief. (Door Wilders)
- Wie wordt leider van de PvdA: Diederik Samson of Ronald Plasterk. (Mij een biet.)

Ik schrijf na Pauw en Witteman nog even deze schrikkelblog.  
Stel je voor dat op 28 februari 2012 gewoon 1 maart 2012 gevolgd was. Dan had al het bovenstaande niet kunnen gebeuren. Ik ben achteraf heel blij met die 29e februari.  Door die schrikkeldag is het nu op 1 maart een stuk rustiger. Het ís trouwens al weer twee uur ’s nachts. Ik tik deze laatste regel nog even en duik dan mijn bed in; tot mijn verbazing merk ik dat Carola al vredig ligt te snurken. Nu al.

maandag 27 februari 2012

De Klassieker

Het wielerseizoen is weer begonnen. Niet alleen voor de profs, met de Belgische Klassieker, de Omloop van het Nieuwsblad, maar ook voor mij. Mijn jaarlijkse seizoenopening mag ik zo langzamerhand ook wel een klassieker noemen (ik rijd hem voor de 12e keer): Rotterdam - Hoek van Holland – Rotterdam (R – HvH – R). Dertig kilometer heen en dertig terug.
Ik fiets altijd  alleen in mijn eigen tempo, heerlijk. Ik heb er normaal gesproken nooit moeite mee om rekening te houden met een ander maar als ik fiets haat ik  het om harder of zachter te moeten gaan omdat mijn reisgenoot te rap is of niet harder kan.
Om kwart over negen fiets ik deze zondag van huis weg en om twintig over twaalf zit ik weer thuis. Gemiddeld 20 kilometer per uur dus. Dat is geen verrassing want dat fiets ik altijd. Het gemiddelde lag eigenlijk zelfs een ietsje hoger dan 20, want de lunch (banaan, mandarijn, appel, krentenbol, flesje Extran) in Hoek van Holland, nam zo’n tien minuten in beslag.

Ik heb sinds kort een hartslagmeter. Een kerstkadootje van mijn kinderen. Op de sportschool waar ik onder andere aan de spinninglessen mee doe, is het gebruik van een hartslagmeter onontbeerlijk. In die lessen geeft de groepleidster namelijk de onder- en bovengrens van de te verrichten  inspanning aan, in percentages van de maximale hartslag. Die hartslagmeter heb ik in mijn klassieker vandaag ook gebruikt, voornamelijk om erachter te komen hoeveel calorieën ik nou verbruik op zo’n rit. Welnu, dat was 1343 kcal. Hoeveel Trappistjes-tripple dat nou precies zijn moet ik nog even uitrekenen.

Op het stukje van het Oude Noorden naar de Beukelsdijk, nauwelijks drie kilometer, heb ik me al in het zweet gefietst. Te warm gekleed ben ik. Ik doe een jack uit. Maar nu is het gvd weer te koud. Te  schaars gekleed? Nee, dat komt vast doordat ik al flink bezweet ben. Ik ga dat jack, dat ik net uitdeed toch mooi níét opnieuw aantrekken. Dan maar even kou lijden. Op dit soort momenten zingt trouwens wel de stem van mijn moeder zaliger door mijn hoofd:
‘Trek dat jack toch weer aan, jongen. Je loopt zo een pessie op met die kou, die wind en je bezwete lijf’. Maar net als vroeger trek ik me weinig van haar woorden aan. Om wat warmer te worden gooi ik mijn tempo wat omhoog. In Schiedam, op circa zeven kilometer van huis zweet ik alweer als een otter.

In een vloek en zucht zit ik, ondanks tegenwind in Vlaardingen.  Bijna altijd westenwind hier. In negen van de tien ritjes R – HvH – R heb ik heen wind tegen, terug windje mee. Dat vind ik het leuke van deze klassieker: de hele terugrit de wind in de rug. Het fietst zo veel makkelijker maar wat heel merkwaardig is, het gaat alleen sneller. Ik doe er dan ook zo rond de anderhalf uur over, net zo lang als over de heenweg. Onbewust gun ik mezelf blijkbaar wat meer rust op de terugweg, de tegenwind heeft me te zeer afgemat.

In Maassluis kruist een fietser mijn pad. Hij komt van rechts; ik rem wat af om hem voorrang te verlenen maar die voorrang hoeft hij niet. 'Ga maar', beweegt hij met zijn arm. 
In een oogopslag zie ik een vrolijke allochtonenkop, Marokkaan, vermoed ik, op een opoefiets nog wel. Een zwarte ijsmuts over zijn oren getrokken. Zijn dunne zwarte snorretje krult met zijn bovenlip mee omhoog als hij me vriendelijk toelacht.  Ik maak weer snelheid. Hogelijk verbaasd zie ik de Marokkaan ineens met zijn opoefietsje langszij komen. Fiets ik nu ineens zo langzaam of is hij zo snel. Voor zover ik nu kan zien heeft hij geen electrische fiets. Met zijn vrolijk lachende gezicht vraagt hij me ongeremd waar ik naar toe ga. Ik minder wat vaart om hem beleefd te kunnen antwoorden.
‘Naar Hoek van Holland.’zeg ik.
We rijden nu een paar honderd meter samen op. Dan vraagt hij geïnteresseerd:
‘ Jij vrouw heb?’ Daar heb je geen ene reet mee te maken man, denk ik, maar  ik blijf beleefd en antwoord:
‘Ja.’
‘Jij, alleen vrouw?’ vervolgt hij het gesprek. Die gast spoort niet helemaal, denk ik. Desalniettemin antwoord ik geheel in zijn stijl:
‘Ja, alleen vrouw ik, heel mooi vrouw.’
‘Ik, vrouw…….ik ook man………Ik geil…..jij ook geil?’ Ik val zowat van mijn fietsje.
‘Nou nee.’ zeg ik. Carnaval is inmiddels toch al voorbij, bedenk ik me.  Dan wordt het nu toch  de hoogste tijd om weer eens lekker wat harder te gaan trappen, dunkt me. Hij houdt me tot mijn verbazing toch nog even bij en zegt:
‘Bij bomen daar…….wij lekker neuk….samen……..neuk…….. lekker neuk…..’ ik ga nog even flink op de pedalen staan maar de afstand met deze vieze  man wordt niet echt veel groter. Hij heeft een goede conditie. Hij fietst nu ter hoogte van mijn achterwiel, als hij roept:
‘Jij mooi kut………….jij  mooi groot kut heb!’ De vleiende woorden van deze visueel ernstig gehandicapte Marokkaan geven me vleugels. In een mum van tijd ben ik hem kwijt. Het is niet zo dat ik bang voor hem ben maar deze onzin gewoon zat, het doet mijn gemiddelde kelderen en dat vind ik op mijn beurt dan weer flink kut.

Tsja, zo biedt de klassieker R – HvH – R elk jaar wel weer iets nieuws, spannends en pikants. In de editie van 2007 sprong  er zo maar ineens  een leuke dame, een lichtvoetige hardloopster bij me achterop. Autochtoon, dat dan weer wel. En dan nu dit.

vrijdag 24 februari 2012

Blij met Martin

Eens in de maand ga ik bezoek bij mijn broertje Martin. Martin is verstandelijk gehandicapt. Ofwel helemaal gek. Hij is 363 dagen jonger dan ik  en zit verstandelijk op het niveau van een anderhalfjarige. Verder nog is hij half blind, heeft hij hoge bloeddruk en diabetes. Op zich zijn die laatste ziektes niet zo bijzonder. Daar zullen wel meer oude mannen last van hebben, dunkt mij. 
Sinds acht maanden woont hij in Goedereede. Vrijwel zijn hele leven daarvoor heeft Martin in Zuid-Limburg gewoond, bij de nonnetjes. Ik zal niet te veel over uitweiden over het hoe en waarom van Martin in Zuid Limburg omdat ik daar al eens in eerdere blogs over geschreven heb. (Zie de verwijzingen onderaan dit blog).

Hij zit nu dus in Goedereede en veel van mijn lezers weten dat Goedereede niet in Zuid-Limburg ligt maar op Goeree-Overflakke. Kort voordat mijn moeder stierf vroeg ze me contact met ‘Martientje’ te blijven houden. Dat heb ik haar toen beloofd en ik zit nu een maal zo in elkaar dat ik dat dan nog doe ook. Allen wilde ik hem dan wel in de buurt van Rotterdam hebben. Uiteindelijk was er alleen in Goedereede een plekje voor hem. In vergelijking met Limburg is dat toch mooi drie uur minder reizen per bezoekdag.
De Limburgse groepsleiding verzekerde me dat Martin een allemansvriend is, die niet erg veel hecht aan zijn omgeving. De verhuizing zou volgens hen geen enkel probleem geven en dat deed het ook niet. In tegendeel, hij is in Goedereede vrolijker, energieker en productiever dan ooit.

De groepsleiding in Goeree, is heel blij met deze nieuwe bewoner en ik kan haast niet geloven, dat ze dat alleen maar tegen me zeggen omdat Martin mijn bróértje is.

Als ik een paar zondagmiddagjes op bezoek ben geweest kan ik hun blijheid wel een beetje begrijpen. Ik zie daar dan in die huiskamer drie van Martins medebewoners: Ton, Sonja en Paul. Allen ook lichamelijk en verstandelijk gehandicapten; natuurlijk, anders zouden ze hier niet zitten.
Ton, naar schatting 35 jaar,  kronkelt over de vloer, kwijlt overvloedig op het zeil  en slaakt op onverwachte momenten afgrijselijke kreten.
Sonja, een dwergachtig vrouwtje van een jaar of 50, heeft zichzelf diep in haar rolstoel weggestopt. Ze zit fanatiek op haar  vuistje te sabbelen. Met haar grote holle ogen staart ze, angstig grommend naar het plafond.
Paul, 30 jaar,  beweegt met zijn rolstoel in slow-motion door de woonkamer. Rondkijkend alsof hij de baas is van hele zootje hier. Met vederlichte voetbewegingen duwt hij zijn rolstoel door het vertrek. Hij kijkt met grote uitdrukkingsloze ogen in het rond; zijn wangen zijn licht opgeblazen en uit zijn rechter mondhoek sijpelt  een bruinachtige vloeistof, waarschijnlijk speeksel vermengd met koffie.  Als de leidster even niet oplet pakt hij vlug een troetelbeertje van Sonja af of hij kiepert stiekem zomaar een beker cola om.  Of hij daar lol in heeft weet ik niet. Ik denk het haast niet. Ik heb hem er in ieder geval nog nooit om zien lachen.
Ton, Sonja en Paul praten niet (althans niet met woorden); zij zijn heel erg in zichzelf gekeerd. Misschien is dat het wat de leiding leuk vindt aan mijn broer. Hij praat (brabbelt) honderduit en hij zoekt contact met de leiding. Dat is het misschien.  
Hij broertje is de enige die niet in een rolstoel zit. Hij praat, zij het vrijwel onverstaanbaar, maar hij praat. Hij loopt. Hij lacht, kan zich zelf aan- en uitkleden. Hij is zindelijk in tegenstelling tot de anderen.
 Verder vraagt hij tenminste 4 keer per uur hoe laat het is, 8 keer per dag wie de leiding is van de volgende shift. Nooit verzuimt hij om een keer per dag een leidster over haar arm te aaien, terwijl hij haar toefluistert:
’Lief, lief.’ Waarop het standaard antwoord van de leidster volgt:
‘Jij bent ook lief, hoor, Martin.’
Om al die dingen is Martin voor hen misschien een verademing. Hoewel ik zeker weet dat ook aan de zwijgzame, in zich zelfgekeerde bewoner, veel levendigs te ontdekken moet zijn. Daar moet dan wel de  tijd en rust voor zijn en dat ontbreekt  helaas heden ten dagen nog wel eens, mede door de bezuinigingen waardoor ook deze sector al getroffen is. 

Martin trekt zich van zijn handicaps niks aan. Daar denkt hij ook gewoon niet bij na.   Hij weet niet eens dat hij zo is.
Hij kan goed kleuren en ketting rijgen. Met van die hele kleine kutkraaltjes maakt hij kettingen in één kleur. Afgelopen zondag was hij bezig een roze ketting te vervaardigen, voor mij.
‘Hoezo roze??’ zei ik tegen hem. Weet hij veel……dat is duidelijk te moeilijke humor voor hem.
Zijn manier van kleuren is ook buiten categorie. Hij neemt een bladzijde van een kleurboek en die kleurt hij geheel en al in een kleur. Met een kracht waar een beetje normaal potloodpuntje absoluut niet lang tegenop kan. Minstens tien keer heb ik een puntje aan zijn zwarte kleurpotlood moeten slijpen. Martin stopt pas met kleuren als er geen stukje wit meer te zien is op de bladzijde.

Ik vind het leuk om bij mijn broertje op bezoek te gaan. Vandaag nam ik een doosje kralen voor hem mee, een kleurboekje en wat kleurpotloden. Hij maakt voor mij die mooie roze ketting. Ik wil ook heel graag die zwarte bladzijde uit het kleurboek hebben maar die krijg ik niet.  Al ga ik op mijn kop staan. 
Die zwarte bladzijde krijgt zijn lievelingsleidster Tonia. Dat raakt haar. Misschien vergis ik me maar ik geloof dat ze een traantje wegpinkt.



Eerder verschenen blogs  over dit onderwerp