vrijdag 16 maart 2012

Afscheid van Anja

Gisteren heb ik afscheid genomen van Anja, mijn psychiater. Ik liep ruim acht jaar bij haar. Ze heeft me goed geholpen al die jaren. Acht jaar terug kreeg ik, zo maar opeens, bij tijd en wijle, last van wat al te heftige, onhanteerbare stemmingswisselingen: nu eens was ik  enige tijd een ongeleid ‘himmelhoch jauchzend’-projectiel, dan weer was ik een poosje een ‘zum Tode betrübter’-vogel. In een van mijn manische periodes brak  ik bij het maken van een psychotische woedesprong beide hielen. Mijn naaste omgeving raadde me al heel kort daarna vriendelijk doch dringend aan een psychiater te raadplegen.
Vandaar Anja.
De laatste vier jaar ben ik redelijk stabiel geweest.  Samen met Anja en de nodige medicatie ben ik weer redelijk ik evenwicht gekomen.

Nu stop ik dus bij Anja. Niet met die pillen, want dat zou funest zijn. Maar met die twee-maandelijkse consulten bij Anja. Ik vind het namelijk onderhand welletjes qua geld. Ik betaal me blauw aan de ziektekosten. Aan premie en eigen bijdragen ben ik nu al ruim 2.000 euro per jaar kwijt. Meer dan genoeg, dacht ik zo. Los van die genoemde 2000 euro moet ik dan met ingang van dit jaar voor die gesprekken met Anja, ook nog eens een eigen bijdrage van 200 euro per jaar gaan betalen. Psychiatrie wordt zo weer een privilége voor de rijken.

Vandaar geen Anja meer.
Er knaagt wel wat.
Diep in mijn hart twijfel ik.
Ze heeft me goed begeleid al die jaren.
Kan ik haar wel missen?
Heb je er dan geen 200 euro voor over?
Dat is het niet!
Ik kan het gewoon niet missen, klaar!
   
Ik kocht kort voor het allerlaatste consult een bosje lila tulpen voor Anja. Lila is mijn lievelingskleur. De trouwkleur van Carola en mij. Carola droeg, ruim veertig jaar geleden alweer,  een zelfgemaakte lila trouwjurk en ik een zelf gekocht lila corduroy pak. Anja is blij met het lila bosje en om de uitleg van lila moet ze glimlachen:
‘Leuk.’ zegt ze er ook nog bij.
We drukken elkaar de hand. Ook na acht jaar is zoenen er nog steeds niet bij. Dat ligt aan helemaal mij. Ze zwaait me uit en lacht haar aanstekelijke therapeutische schaterlach:
‘’Als er wat is moet je gewoon bellen, hoor! Daar verzinnen dan we wel wat op.’
Ik ben blij dat Anja dat nog even zegt. Ga ik toch wat geruster naar huis.
Ik ontdoe mijn fiets van beide sloten maar hij komt nog niet erg los van de fietsbeugel. Blijkt tie zowel aan de fietsbeugel als aan de (dames)fiets van de een of andere truttenbol vast te zitten. Godverdomme!  Dat trutje zit nu vast en zeker bij de een of andere zielenknijper.  Bij de receptie van de psych-praktijk vraag ik of ik even bij de verschillende nu lopende sessies mag ‘inbreken’ om de dader te traceren.
Maar dat vonden ze daar binnen niet zo’n goed idee.
Ze keken me aan of ik gek was.
Heeft geen zin.
Er zijn veel te veel mensen binnen.
Stoort veel te veel.
Zoeken naar een speld in een hooiberg.
Misschien zit de eigenaar van de fiets niet eens in dit gebouw.

Ik ben bijzonder gepikeerd dat ze mij daar geen millimeter medewerking willen verlenen. Ik besluit geen scène te maken en naar huis te gaan lopen. Hier blijven staan heeft geen zin. Naar huis lopen is een wandeling van drie kwartier. Het is nu half negen in de ochtend. Ja, ik was er vroeg bij deze dag.
Om twaalf uur ’s middags ga ik nog eens kijken op de Binnenweg. Drie kwartier lopen heen. Nog steeds staat mijn fiets vast aan die kutfiets. Drie kwartier lopen terug. ’s Avonds  rond zeven nog eens daar heen. Een uur loop ik er nu over. Daar staat mijn fiets nu moederziel alleen aan de fietsbeugel. Ik streel hem over zijn leren zadeltje, spreek hem wat troostende woorden toe:
‘Ach, gottegottegot, ben jij de hele dag vastgebonden geweest aan die krakkemikkige ouwe opoefiets?’ Ik maak het kettingslot los van de fietsbeugel, wikkel het om de zadelpen en ga fietsend en, vooruit dan maar:  ook fluitend op weg naar huis. Twintig minuten fietsen.
Dagschema volledig in de war èn mijn fiets de hele dag kwijt. Bedankt anonieme onoplettende tut-hola!

Vanaf nu zal ik dus naar ons gezellige huisartsenpaar moeten voor de maandelijkse portie pillen en bloed laten prikken. De huisarts doet het allemaal voor niks: recepten uitschrijven en bloedcontrôles. Gesprekken doen ze niet aan. Godzijdank. Toen ik heer huisarts vertelde, dat ik ging stoppen de psych, liet hij duidelijk blijken, daar niet blij mee te zijn. Ik had niet anders verwacht, want dit huisartsenechtpaar is liever lui dan moe. Toen ik dame huisarts vroeg mijn oren uit te spuiten en haar vervolgens vroeg even naar mijn hinderlijk opspelende aambeien te kijken, zei ze:
‘O nee, o nee, meneer van Wijk, niet meer één klacht tegelijk! Maakt u voor de tweede klacht maar een nieuwe afspraak bij de assistente.’ Sputteren helpt niet. Vooral zij reageert zo en heus niet alleen als ik over ‘kijken naar aambeien’ begin.
Heer dokter is meer bang dat hij het misschien te druk  zal gaan  krijgen:
Er hebben zich nu al 37 (!!) psychiatrische patiënten bij de praktijk gemeld. Allen gestopt bij hun psych i.v.m. die jaarlijkse eigen bijdrage.
 Heer dokter zegt:
‘Het is een behoorlijke taakverzwaring voor onze huisartsenpraktijk. Maar dat vind ik niet eens het ergste. Het gaat om u. Ik vind dat u de noodzakelijke deskundige hulp moet houden. U moet de nodige gesprekken kunnen blijven voeren met uw psychiater. Dat is goed voor u. Ik mag het niet, kan het niet, wil het ook niet. Ik heb die vaardigheid nu eenmaal niet in huis. Dom, nee eigenlijk crimineel is die eigen bijdrage van 200 euro per jaar voor ggz-zorg.’
Het viel me alleszins mee om dat uit heer dokters mond te horen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten